ECLI:NL:RBDHA:2025:4869
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de maatregel van bewaring in het bestuursrechtelijke kader van vreemdelingenrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 maart 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring die op 26 januari 2025 door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd aan de eiser. De eiser, van Marokkaanse nationaliteit, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het beroep op zitting behandeld op 21 maart 2025, waarbij de gemachtigden van zowel de eiser als de minister aanwezig waren. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en dat deze tot het sluiten van het onderzoek in een eerdere procedure op 7 februari 2025 rechtmatig was. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om te oordelen dat er geen zicht op uitzetting naar Marokko is. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is geoordeeld dat er in het algemeen zicht op uitzetting naar Marokko bestaat. De rechtbank concludeert dat de minister voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van de eiser en dat er geen grond is voor het oordeel dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van griffier S. Strating, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.