In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, een Somalische minderjarige, diende op 12 mei 2022 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel in, die door de minister op 9 december 2024 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep op 5 maart 2025, waarbij eiser, zijn gemachtigde, en een tolk aanwezig zijn. De rechtbank concludeert dat de minister onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld door eiser niet tijdig het rapport van de taalanalyse te verstrekken, waardoor hij niet adequaat kon reageren op de afwijzingsgronden. Dit zorgvuldigheidsgebrek leidt tot de vernietiging van het besluit van de minister. De rechtbank oordeelt dat de minister een nieuw besluit moet nemen, rekening houdend met de uitspraak, binnen een termijn van twaalf weken. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.814,-. De rechtbank wijst erop dat de minister de asielaanvraag opnieuw moet beoordelen, inclusief de aanvullende zienswijze van eiser over het rapport van de taalanalyse.