Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 21 november 2023,
- de akte houdende producties van O1 International, met producties 1 tot en met 28,
- de conclusie van antwoord van Zembla, met producties 1 tot en met 47,
- de akte aanvullende producties van Zembla, met producties 48 tot en met 50,
- de akte aanvullende producties van O1 International, met producties 29 tot en met 42,
- de akte aanvullende producties van Zembla, met productie 51,
- de akte aanvullende producties van 01 International, met producties 43 tot en met 49.
2.De feiten
Oil Industries Engineering and Construction(hierna: “OIEC”) is enig aandeelhouder van O1 International, via de holding O-One International Holding B.V. De heer [bestuurder] is ingeschreven als bestuurder van O1 International.
is veiligheidsexpert en werkt al dertig jaar voor grote oliebedrijven in het Midden-Oosten. Hij is vaak bij oliedeals betrokken.'
National Iranian Oil Company(hierna: “NIOC”). In de uitzending is hierover het volgende te zien:
‘The parent company of O1 International BV is an affiliate of the Revolutionary Guard.’De directeur ontkent dat en belt met zijn echtgenote, die als jurist heeft geholpen bij het oprichten van O1 International, waarbij hij de telefoon op de speaker zet. Vervolgens volgt het volgende gesprek:
3.Het geschil
4.De beoordeling
De standpunten van partijen
Ultimate Beneficial Owner(UBO) van OIEC via de screening tool Nexis Diligence van NexisLexis. Deze screening tool bevat volgens Zembla van het Amerikaanse bedrijf Dun & Bradstreet afkomstige UBO-data over miljoenen ondernemingen wereldwijd. In door Zembla overgelegde informatie van de website van Nexis Diligence valt te lezen dat de gegevens zijn gebaseerd op originele bedrijfsdocumenten die zijn ingediend bij lokale registers. Uit de via Nexis Diligence gevonden informatie volgt dat NIOC 60% van de aandelen van OIEC houdt. Daarnaast wordt NIOC samen met het Oil Industry Pension Fund (“OPIC”) aangemerkt als UBO.
Federal Trade Commission(FTC), maar die klacht ziet op een dienst van Dun & Bradstreet die bedrijven zou helpen bij het controleren, beheren en opbouwen van hun zakelijke kredietrapport. Uit die enkele klacht (over een andere dienst van Dun & Bradstreet) volgt niet dat de via Dun & Bradstreet gevonden gegevens over aandelenconstructies en UBO’s onbetrouwbaar zijn. Evenmin kan dat volgen uit de door O1 International aangehaalde negatieve reviews van Dun & Bradstreet op de website Trustpilot.
- Het bedrijf ZAD Investment Limited (“ZAD”) sloot op 12 januari 2020 als verkoper een koopcontract met een koper voor de levering van olie, waarbij het bedrijf PTPY zou optreden als financier.
- PTPY betaalde in het kader van de kooptransactie een voorschot van 6 miljoen Amerikaanse Dollar aan Exmoor International FZE (“Exmoor”).
- De bestuurder van ZAD en Exmoor, genaamd [naam] (hierna: ‘ [naam] ’) stond persoonlijk borg jegens PTPY voor het betaalde voorschot.
- Nadat de olie niet werd geleverd, vorderde PTPY het voorschot terug van [naam] .
- Ondanks toezeggingen heeft hij het voorschot niet terugbetaald, waarop PTPY een arbitrageprocedure tegen [naam] is begonnen.
- [naam] zegde toe dat hij de schuld zou voldoen.
- De rechter heeft aan [naam] een bevel gegeven om inzicht te geven in zijn financiële middelen, waarmee hij de schuld kan voldoen,
- Tijdens een verhoor op 7 februari 2021 heeft [naam] verklaard dat een partij op korte termijn een som geld aan Exmoor zou betalen, waarmee de schuld zou kunnen worden voldaan, maar [naam] stelde dat hij toestemming nodig had om hierover verdere informatie te geven en [naam] weigerde de naam van de wederpartij van Exmoor te noemen.
the contract with Exmoor was with O1 International”. De rechter heeft [naam] vervolgens een bevel gegeven om in een beëdigde getuigenverklaring te bevestigen dat O1 International de wederpartij was bij de transactie met Exmoor en de naam van de dochteronderneming te geven die bij die transactie met Exmoor betrokken was (paragraaf 22 van het vonnis, onder ii en iii). Dit laatste gedeelte van het vonnis toont Zembla in de uitzending kort in beeld.
contempt of court.
“PTPY had requested me to arrange the delivery of a cargo from a sanctioned country.”Dit lijkt te zien op de koopovereenkomst die ZAD sloot, waarbij PTPY betrokken was. Zembla heeft niet onderbouwd hoe hieruit kan blijken dat de gestelde transactie tussen twee andere partijen (Exmoor en O1 International) op de levering van olie uit een gesanctioneerd land zag. Zembla brengt deze passage in de uitzending wel kort in beeld, direct na de eerder aangehaalde passages uit het vonnis over O1 International. Zembla wekt hiermee bij de kijker de indruk dat uit de rechtbankstukken volgt dat O1 International betrokken is bij een oliedeal uit een gesanctioneerd land, maar die conclusie is dus onjuist.
zijhet vonnis heeft gelezen en dat
zijdaarin leest dat O1 International miljoenen krijgt betaald voor de levering van olie uit een gesanctioneerd land (“we lezen dat…”). Nergens uit de uitzending blijkt dat Zembla hier de lezing van een door haar geraadpleegde deskundige verkondigt; Zembla presenteert het als haar eigen lezing van het vonnis. De rechtbank is van oordeel dat Zembla op dit punt onzorgvuldig heeft gehandeld, omdat Zembla in haar publicaties feitelijke conclusies over handelen van O1 International trekt die, naar ook de journalisten van Zembla bij een zorgvuldige lezing van het vonnis hadden moeten begrijpen, niet door het vonnis en het bijbehorende krantenartikel worden ondersteund.
zou kunnen komenaan de Revolutionaire Garde en dat het
danstrafbaar is, terwijl Zembla ook opmerkt dat bedrijven dit misschien niet kunnen weten (minuut 12:30). Ook maakt Zembla in de uitzending duidelijk dat OIEC niet op de sanctielijst staat en dat Buitenlandse zaken vindt dat zaken doen met OIEC is toegestaan (minuut 27:40 en 37:15). Voor de kijker is daarmee duidelijk dat de kwestie ingewikkeld is en genuanceerd ligt en dat het dus niet onmiddellijk is gezegd dat zaken doen met O1 International tot strafrechtelijke vervolging wegens overtreding van de sanctiewetgeving zal leiden. Dat Zembla het standpunt van Buitenlandse Zaken over de positie van OIEC kritisch belicht en de schijnwerpers richt op OIEC en O1 International, is een keuze die Zembla als kritisch journalistiek programma mag maken. Daarbij geldt – ten slotte – ook dat O1 International als commerciële onderneming die actief is binnen (onder meer) de internationale olie- en gas industrie, met oud-bestuurders die later hoge functies zijn gaan bekleden in de Iraanse olie-industrie, in hogere mate heeft te dulden dat zij onderwerp van kritisch journalistiek onderzoek wordt.