ECLI:NL:GHARL:2024:7015

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
18 november 2024
Zaaknummer
200.328.526/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding over de uitzending van Zembla en de bescherming van eer en goede naam van appellanten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door twee appellanten tegen de Omroepvereniging BNNVARA. De appellanten, van Iraanse afkomst, hebben bezwaar gemaakt tegen een uitzending van het programma Zembla waarin zij worden beschuldigd van betrokkenheid bij het ontduiken van sancties tegen Iran. De uitzending heeft geleid tot ernstige aantastingen van hun eer en goede naam, wat hen heeft doen besluiten om juridische stappen te ondernemen. Het hof heeft op 19 november 2024 geoordeeld dat de uitzending offline moet worden gehaald, omdat het recht van de appellanten op bescherming van hun eer en goede naam zwaarder weegt dan het recht van BNNVARA op vrijheid van meningsuiting. Het hof heeft vastgesteld dat de rol van de appellanten in de geschetste sanctieontduiking veel beperkter was dan in de uitzending werd gesuggereerd. De voorzieningenrechter had eerder de vorderingen van de appellanten afgewezen, maar het hof heeft deze nu toegewezen. BNNVARA is veroordeeld tot het offline halen van de uitzending en tot betaling van de proceskosten aan de appellanten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.328.526/01
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 554386
arrest in kort geding van 19 november 2024
in de zaak van

1.[appellant] ,

2. [appellante],
die beiden wonen in [woonplaats1] ,
die hoger beroep hebben ingesteld
en bij de rechtbank optraden als eisers,
hierna samen:
[appellanten]en ieder afzonderlijk
[appellant]en
[appellante],
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen
Omroepvereniging BNNVARA,
die is gevestigd in Amsterdam
en bij de rechtbank optrad als gedaagde,
hierna:
BNNVARA,
advocaat: mr. L. Oranje te Amsterdam.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

Na het arrest van 6 februari 2024 heeft op 17 september 2024 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1
[op] 2023 heeft BNNVARA een tv-programma van Zembla uitgezonden met de titel ‘ [naam1 ] ’. Deze uitzending met enige aanvullingen (hierna: de Uitzending) is nog te zien op de website van Zembla.
2.2
In de Uitzending wordt aandacht besteed aan de rol van [appellanten] bij het ontduiken van sancties tegen Iran. [appellanten] stellen zich op het standpunt dat door de Uitzending hun eer en goede naam zijn aangetast, wat onrechtmatig is, en dat hun recht op eerbiediging van hun persoonlijke levenssfeer in de gegeven omstandigheden zwaarder moet wegen dan het recht van BNNVARA op vrijheid van meningsuiting.
2.3
[appellanten] hebben op die grond in kort geding bij de rechtbank gevorderd:
1. (versterkt met een dwangsom) BNNVARA te verbieden de uitzending openbaar te maken waaronder maar niet uitsluitend door het offline halen en offline houden van de uitzending op haar website binnen twee uur na het vonnis en de uitzending niet nogmaals lineair uit te zenden;
2. BNNVARA te bevelen op de homepage van Zembla een rectificatietekst te plaatsen;
3. BNNVARA te veroordelen in de (volledige) proceskosten, te vermeerderen met rente.
2.4
De voorzieningenrechter heeft deze vorderingen afgewezen in een vonnis van 14 april 2023. De bedoeling van het hoger beroep is dat de afgewezen vordering onder 1 en 3 alsnog worden toegewezen.
2.5
Het hof wijst de verbodsvordering alsnog toe. Het hof licht hierna toe hoe het tot dit oordeel is gekomen.

3.De feiten

3.1
[appellant] en [appellante] zijn van Iraanse afkomst. Zij wonen inmiddels al lange tijd in Nederland. Zij hebben vier kinderen. [appellante] is sinds begin 2000 advocate.
3.2
[appellant] heeft een woonwinkel in [plaats1] op het adres [adres1] . In het pand waarin de woonwinkel is gevestigd, heeft [appellant] in 2016 een Iraans handelscentrum opgericht met de naam ‘ [naam2 ] ’ ( [naam2 ] ).
3.3
BNNVARA is een publieke omroep die onder meer het tv-programma Zembla uitzendt. Zembla is een actualiteitenprogramma dat gebruik maakt van onderzoeksjournalistiek.
3.4
[op] 2023 heeft Zembla de Uitzending op NPO2 uitgezonden. Op de website van Zembla wordt de Uitzending als volgt aangekondigd:

Al maanden is Iran het toneel van heftige protesten. Burgers gaan met gevaar voor eigen leven de straat op omdat ze niet langer willen leven onder het juk van de ayatollahs. Het regime reageert met keiharde repressie. Honderden demonstranten zijn al doodgeschoten, vele anderen verdwenen in de gevangenis. Ze lopen het risico gemarteld te worden of geëxecuteerd.
Al jaren probeert het Westen Iran te isoleren met strenge handelssancties. Maar die lijken weinig effect te hebben op de mensenrechtensituatie in het land. Het bewind zit nog altijd in het zadel en heeft manieren gevonden om sancties te ontduiken en zo toch aan geld te komen. Daarmee wordt onder meer de Revolutionaire Garde gefinancierd, de ‘bewakers van de Islamitische revolutie’, die betrokken is bij het neerslaan van de protesten. Hoe zien deze verborgen geldstromen eruit?
Zembla onderzoekt het internationale netwerk van Iraanse sanctieontduiking.
3.5
In de eerste minuut van de Uitzending wordt het volgende beeld geschetst: Burgers in Iran gaan met gevaar voor eigen leven de straat op omdat ze protesteren tegen de verstikkende regels van de ayatollahs. Het regime reageert met keiharde repressie. Er wordt geschoten op demonstranten. Demonstranten krijgen de doodstraf, waarbij een ophanging aan een hijskraan wordt getoond. Wereldwijd klinken scherpe veroordelingen. De eerste minuut eindigt met een opname van (voormalig) minister Hoekstra van Buitenlandse Zaken die meldt dat verdere sancties nodig zijn tegen de verantwoordelijken voor deze grove schending van mensenrechten in Iran.
3.6
Dit beeld wordt gevolgd door het volgende fragment :
(1:08) Voice-over: “
Terwijl de opstand in Iran nog in volle gang is, komen we in contact met een bron die zegt belangrijke informatie te hebben over activiteiten van het Iraanse regime in Nederland.
De meubelwinkel van [appellant] komt in beeld.
Voice-over (1:20): “
Die zouden zich afspelen rond deze Iraanse meubelwinkel in [plaats1] .
(1:23) [naam3] komt in beeld:

Well, it looks innocent, but that is how they operate sometimes yes. Yes they do operate like that yes.
(1:31) De meubelwinkel van [appellant] komt opnieuw in beeld.
Voice-over: “
Volgens onze informant zou het Iraanse bewind via Nederland een illegale manier hebben gevonden om internationale sancties te ontduiken.
(1:39) Sanctiedeskundige [naam4] komt in beeld:

Ja, dan is het strafbaar, absoluut. En dan is het gewoon een overtreding van de wet op economische delicten. Wat leidt tot gevangenisstraf en hele hoge boetes.
(1:49) Voice-over: “
Zembla ontrafelt de Iraanse sluiproute en onderzoekt wat de Nederlandse overheid daartegen doet.
[appellant] komt in beeld in zijn meubelwinkel.
(1:55) Journalist van Zembla: “
We found a lot of connections between you and the Iranian regime.” [appellant] : “
Not regime, no, no, no, no, no no. It is not correct sir. You telling lie to me right now.
(2:07) De titel van de uitzending komt in beeld: ‘ [naam1 ] ’.
3.7
In de fragmenten die volgen op deze, in de bewoordingen van partijen ‘pre-cap scene’, tot minuut 13.20 van de Uitzending wordt verslag gedaan van gruwelijkheden in Iran (martelingen, executies, moord, de Revolutionaire Garde) en van sancties tegen Iran en het ontduiken daarvan. Vervolgens wordt verslag gedaan van verandering van de stemming rond Iran in 2016 toen het Westen in ruil voor de afbouw van het Iraanse atoomprogramma beloofde economische sancties tegen Iran te versoepelen. Verteld wordt dat westerse landen en ook Nederland handelsemissies sturen om de banden aan te halen vooral met de Iraanse olie-industrie. [naam4] zegt dat zakendoen met de Revolutionaire Garde ook dan nog onder de sancties valt, dat dit geldt voor een partij die in eigendom is of onder zeggenschap valt van de Revolutionaire Garde, ook als die onderneming niet op de Sanctielijst staat en dat op overtreding van die regel 6 jaar gevangenisstraf staat en voor bedrijven € 900.000,- boete. [naam3] zegt dat de Revolutionaire Garde geen last heeft van die sancties en [naam4] dat waar sancties zijn, ontduiking plaatsvindt.
(13.22) Voice-over: “
Terug naar onze bron. Die vertelt dat de ambassade in den Haag bij de
sanctieontduiking samenwerkt met een bedrijf op een industrieterrein in [plaats1] . In het pand is een meubelzaak gevestigd. Er zou ook een Iraans handelscentrum zitten. Het blijkt te gaan om het [naam2 ] . Dat wordt geopend in 2016.
[appellant] komt in beeld.
Vlak nadat het atoomakkoord met Iran is getekend en de banden met Teheran worden aangehaald.
Beelden van een uitzending van Nieuwsuur van september 2016 worden getoond over de opening van het Iraanse handelscentrum in [plaats1] met (een deel van) een interview toen met [appellant] . Gezegd wordt dat het bij de opening niet gaat over politiek maar over zaken doen.
(14:42) Voice-over: “
Wie zitten er achter het bedrijf in [plaats1] ? Eigenaar is meubelhandelaar [appellant] . Samen met zijn echtgenote leidt hij het centrum. We ontdekken dat het echtpaar banden heeft met voormalige functionarissen van het regime, waaronder een oud-staatssecretaris. Volgens [appellant] is het bedrijf een privé-initiatief.
(15:05) [appellant] : “
Now we going to think about how we can have a better
communication and to see the beauties van the both sides.
Journalist Zembla: “
And it is time for business again?
[appellant] : “
Time is business again, sure.
(15:18) Voice-over: “
Maar in media die gelieerd zijn aan het Iraanse bewind, lezen we dat het centrum nauw verbonden is met het regime. [appellant] zou door een Iraanse vicepresident zijn benoemd als directeur van het handelscentrum. Die vicepresident is speciaal
overgekomen uit Teheran om het centrum te openen.
(15:38) [naam4] : “
Het toont in ieder geval aan dat er invloed is vanuit de Iraanse overheid op dit bedrijf.” Opnieuw komt de woonwinkel van [appellant] in beeld. “
Ik zou zeggen zorgwekkend, ja.
(15:45) [naam3] , terwijl de woonwinkel van [appellant] nog steeds in beeld is: “
The Iranians use a lot of small companies in what is a key position to them but looks innocent to you know in Europe. That is how they operate sometimes yes.
Dan volgt een interview met [appellant] in zijn woonwinkel. Daarin wordt [appellant] gevraagd of het klopt dat hij is aangesteld door de Iraanse regering, wat [appellant] ontkent.
(17:09) Voice-over: “
Maar volgens onze bron, zouden er via [plaats1] wel degelijk sancties zijn overtreden. Dat zou te maken hebben met Iraanse Oliebedrijven. Juist bij die
bedrijven heeft de Revolutionaire Garde een stevige vinger in de pap, zegt advocaat
[naam4] .
(18:05) Voice-over: “
Maar hoe worden die sancties ontdoken? Wie sluiten de oliedeals waarmee de Garde wordt gefinancierd? We spreken iemand die zeer goed de weg weet in de oliehandel.
[naam5] (voice-over: “
veiligheidsexpert en werkt al dertig jaar voor grote oliebedrijven in het Midden-Oosten”) vertelt over sanctieontduiking.
(19:53) Voice-over: “
Maar schimmige oliedeals zijn niet de enige manier waarop Iran sancties ontduikt, horen we. Teheran is ook voortdurend op zoek naar onderdelen voor de olie-industrie.”
(20:05) [naam3] : “
They need to keep the refineries active and intact and so they need a lot of maintenance and so Teheran knows what here is what we need go look for and see
who can sell. Who, how can we buy equipment's.
(20:23) Voice-over: “
Dat is precies wat we ook te horen krijgen over [plaats1] . Ook daar zou het gaan om een sluiproute om onderdelen voor Iraanse oliebedrijven te kopen. Maar de
eigenaar van het centrum ontkent daar iets mee te maken te hebben.
[appellant] komt in beeld die dat ontkent.
(21:07) Voice-over: “
Maar volgens onze bron zou [appellant] aanwezig zijn geweest op een oliebeurs in Amsterdam. Op een Iraanse website vinden we daar een video van.
Beelden van die oliebeurs worden getoond, waarop ook [appellant] is te zien.
(23:14) Voice-over: “
Dan gebeurt er iets opvallends. Twee weken na de oliebeurs wordt op het adres in [plaats1] een nieuw bedrijf opgericht, 01 International B.V. Ons onderzoek levert een aantal opmerkelijke zaken op. 01 is actief in de olie- en gasindustrie. Een van
de Iraanse Bestuurders wordt in 2018 staatssecretaris van Oliezaken.
3.8
In de uitzending wordt (tot minuut 26.38) gezegd dat O1 een internationale tak is van OIEC, dat OIEC in eigendom is van NIOC en worden verbanden gelegd tussen OIEC en NIOC en de Revolutionaire Garde. [naam4] concludeert dat NIOC moet worden behandeld als een gesanctioneerde partij en alle bedrijven die in eigendom zijn van NIOC.
(26.38) Voice-over: “
Dat geldt dus ook voor 01 International, de BV die werd opgericht in [plaats1] . Zakendoen met 01 zou ten goede kunnen komen aan de Revolutionaire Garde en daarmee bijdragen aan de brute repressie van de Iraanse bevolking.
(26:54) Journalist Zembla: “
Is het dan strafbaar?
[naam4] : “
Ja, dan is het strafbaar, absoluut. En dat is het gewoon een overtreding van de wet op economische delicten, wat leidt tot gevangenisstraf en hele hoge boetes.
(27:10) Journalist Zembla, met in beeld de woonwinkel van [appellant] zegt tegen [appellant] : “
The parent company of 01 International BV is an affiliate of the Revolutionary Guard.
[appellant] ontkent dat, belt [appellante] , zet het telefoongesprek op de speaker. Te horen is dat [appellante] zegt dat de sancties tegen de oliebedrijven waren opgeheven op het moment dat O1 werd opgericht.
(28:27) Voice-over: “
Maar volgens Advocaat [naam4] had het handelscentrum in [plaats1] grondiger onderzoek moeten doen.”
(28.33) [naam4] bevestigt dat.
3.9
Het vervolg van de uitzending gaat over de rol van de Nederlandse politiek en het OM ten aanzien van Iran en wordt getracht in contact te komen met O1 waarbij wordt gemeld dat het bedrijf inmiddels is verhuisd van [plaats1] naar Den Haag. Ook wordt getracht in contact te komen met OIEC in Teheran en met een ander Nederlands bedrijf dat zakendoet in Iran.
Aan het eind van de aflevering wordt gezegd dat OIEC in 2016 niet op de sanctielijst stond en volgens het ministerie van Buitenlandse Zaken met OIEC dus zaken konden worden gedaan.
3.1
In het bestreden vonnis heeft de voorzieningenrechter overwogen dat het zorgvuldiger zou zijn geweest als BNNVARA in de Uitzending zou hebben aangegeven welke diensten [appellanten] voor 01 International zou hebben verricht en dat deze diensten uitsluitend zijn geleverd in 2017/2018. Als dit concreter in de Uitzending was weergegeven, was het voor de gemiddelde kijker mogelijk duidelijker geweest wat de rol van [appellanten] in het geheel is geweest. De voorzieningenrechter voegt daaraan toe dat het BNNVARA had gesierd als zij vermeld had wanneer 01 International B.V. precies verhuisde naar Den Haag. Daarbij had zij ook expliciet kunnen vermelden dat [appellante] van 26 oktober 2017 tot 9 maart 2018 de gevolmachtigde van O1 International B.V. was. Door het ontbreken van een duidelijke tijdlijn kan bij de gemiddelde kijker mogelijk het beeld zijn ontstaan dat [appellanten] ook op dit moment nog betrokken zijn bij 01 International B.V, terwijl dat niet uit het onderzoek van Zembla is gebleken. Dit komt temeer omdat aan het begin van de Uitzending beelden van Iran worden getoond die dateren van 2022/2023 (zie r.o. 3.35 van het bestreden vonnis).
3.11
BNNVARA heeft naar aanleiding van die overwegingen de nog digitaal te bekijken Uitzending aangepast door toe te voegen dat 01 International B.V. op 1 november 2018 verhuisd is naar Den Haag, [appellante] vanaf de oprichting van 01 International B.V. in oktober 2017 tot maart 2018 geregistreerd stond als gevolmachtigde en [appellant] en [appellante] stellen niet bij transacties van 01 International betrokken te zijn geweest.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1
[appellanten] hebben ook in hoger beroep nog een spoedeisend belang bij de gevraagde voorlopige voorzieningen. De Uitzending is nog te bekijken op de website van Zembla. [appellanten] hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat zij en hun gezin grote gevolgen van de uitzending hebben ondervonden en ondervinden. Dat is ook niet betwist door BNNVARA.
Het toetsingskader
4.2
Het door [appellanten] gevorderde verbod op de (online) uitzending van het Programma beperkt het recht op vrije meningsuiting van BNNVARA. Daarmee gaat het in deze zaak, zoals de voorzieningenrechter terecht heeft vooropgesteld om een botsing tussen twee gelijkwaardige grondrechten, namelijk:
- aan de kant van [appellanten] het recht op eerbiediging van hun persoonlijke levenssfeer en bescherming van hun eer en goede naam (beschermd door artikel 10 van de Grondwet en artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de mens (EVRM) om onder andere niet op lichtvaardige wijze te worden blootgesteld aan (ernstige) verdachtmakingen en beschuldigingen die gebaseerd zijn op onjuiste dan wel onvolledige feiten, en:
- aan de kant van BNNVARA recht op vrijheid van meningsuiting (beschermd door artikel 7 van de Grondwet en artikel 10 EVRM) om zich in een televisieprogramma informerend, kritisch, opiniërend en waarschuwend uit te kunnen laten over misstanden die de samenleving raken.
4.3
Bij de beantwoording van de vraag welk recht zwaarder weegt, moeten de wederzijdse belangen worden afgewogen. Deze belangenafweging moet in één keer geschieden, waarbij het oordeel dat één van beide rechten, gelet op alle ter zake dienende omstandigheden van het geval, zwaarder weegt dan het andere recht, meebrengt dat de inbreuk op het andere recht voldoet aan de noodzakelijkheidstoets van artikel 8 lid 2 EVRM dan wel artikel 10 lid 2 EVRM.
4.4
In de rechtspraak is een niet limitatieve lijst van omstandigheden geformuleerd die bij deze belangafweging gewicht in de schaal legt, de zogenaamde omstandighedencatalogus. Van die omstandighedencatalogus acht het hof in deze zaak de volgende van belang:
de aard van de gepubliceerde verdenkingen en de ernst van de te verwachten gevolgen voor de beschuldigde;
de ernst van de misstand die de pers met de uitzending aan de kaak beoogt te stellen;
de mate waarin ten tijde van de publicatie de verdenkingen steun vonden in het toen beschikbare feitenmateriaal;
e inkleding van de verdenkingen, gezien in verhouding tot de onder a. t/m c. bedoelde factoren;
het gezag dat derden zullen toekennen aan degene die de uitlating deed en het imago van onpartijdigheid en deskundigheid dat degene die de mededeling doet mogelijk bij het publiek heeft;
de maatschappelijke positie, de publieke gedragingen van de benadeelde en de mate waarin deze zelf de publiciteit heeft gezocht (hoge bomen vangen veel wind);
de aard van het medium (televisie is indringender dan de geschreven pers)
.
4.5
Uit de rechtspraak volgt verder dat de Uitzending in zijn geheel moet worden beoordeeld.
4.6
Toepassing van bovengenoemde gezichtspunten, leidt tot het volgende.
De Uitzending en de inkleding van de beschuldigingen aan het adres van [appellanten]
4.7
Met de Uitzending beoogt BNNVARA een beeld te schetsen van hoe de door het Westen aan Iran opgelegde handelssancties door bedrijven en organisaties in Nederland worden ontdoken en wat de gevolgen daarvan zijn. Daarmee draagt de Uitzending onmiskenbaar bij aan een publiek debat dat maatschappelijk van belang is. BNNVARA heeft het recht zich kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend uit te kunnen laten over sanctieontduiking en de rol die [appellanten] daarbij vervullen. Hoe zij dat doet, is aan haar. Zij is in beginsel vrij in de vormgeving van het Programma en in de keuze van fragmenten. Bij haar keuze dient zij uiteraard wel rekening te houden met de mogelijke impact daarvan op de persoonlijke levenssfeer van [appellanten] en de schade die zij daardoor mogelijk zullen lijden.
4.8
BNNVARA heeft ervoor gekozen [appellanten] als voorbeeld te nemen voor de gestelde sanctieontduiking. Door [appellant] in de pre-cap scene nadrukkelijk in beeld te brengen en dit beeld van hem in zijn woonwinkel in de Uitzending steeds te herhalen, kan bij de gemiddelde kijker de gedachte ontstaan dat hij de hoofdschuldige is van de ontduiking van de handelssancties tegen Iran en de gruwelijkheden die daarvan volgens het Programma anno 2023 het gevolg zijn. Door een verband te leggen met de huidige gruwelijkheden in Iran en die ook in beeld te brengen, zijn de mogelijke gevolgen daarvan voor [appellanten] groot. BNNVARA heeft tijdens de mondelinge behandeling bij het hof aangegeven dat zij zich daarvan ook bewust is en was, maar dat de ernst van de misstand dit rechtvaardigt.
4.9
De vraag is, en die vraag raakt het kernbezwaar van [appellanten] , of de in de Uitzending toegemeten rol van [appellanten] gedragen wordt door de feiten (omstandigheid c) en daarom ook gerechtvaardigd was, zoals BNNVARA stelt.
Wat [appellanten] feitelijk hebben gedaan
4.1
Uit de stukken kan wat betreft het handelen van [appellanten] het volgende worden vastgesteld:
  • Op 23 maart 2016 heeft [appellant] [naam2 ] opgericht. [appellant] wilde met het handelscentrum een bijdrage leveren aan de handelsbetrekkingen tussen Iran en Nederland. [naam2 ] is gevestigd op het adres [adres1] in [plaats1] . Op de begane grond van het pand bevindt zich de woonwinkel van [appellant] . Ook heeft [appellant] op 23 maart 2016 INTC Vastgoed B.V. opgericht. [naam2 ] is bestuurder en enig aandeelhouder van INTC Vastgoed. Het handelscentrum is geopend op 9 september 2016.
  • In oktober 2016 zijn [appellanten] in contact gekomen met de heer [naam6] die in Denemarken woont en aan hen kenbaar maakt naar Nederland te willen emigreren en een bedrijf in Nederland te willen opzetten. Het is [appellanten] bekend dat [naam6] een hoge functie (Executive Vice President of Finance) bekleedde bij Oil Industries Engineering and Construction (hierna: OIEC) in Teheran, een Iraans concern actief in de olie-industrie.
  • [appellant] heeft op 28 augustus 2017 namens het [naam2 ] een overeenkomst met O1 International B.V. (hierna O1) in oprichting, voor het geven van juridisch en fiscaal advies, contact met de accountant en al het administratieve werk dat daarbij komt kijken. Daarvoor zijn maandelijkse facturen verzonden.
  • Op 8 september 2017 heeft [appellante] een notaris benaderd voor de oprichting van O1. [appellante] is aanspreekpunt voor de notaris.
  • Op 24 oktober 2017 worden O1 en O1 International Holding B.V. (hierna O1 Holding) door [naam6] opgericht. O1 Holding is enig aandeelhouder van O1. [naam6] is enig aandeelhouder van O1 Holding en bestuurder van beide vennootschappen. De vennootschappen zijn gevestigd op het adres [adres1] in [plaats1] . Van 26 oktober 2017 (tot 9 maart 2018) heeft [appellante] bij de KvK ingeschreven gestaan als gevolmachtigde van O1. Op 18 december 2017 heeft [naam6] zijn aandelen in O1 Holding overgedragen aan OIEC.
  • Op 7 februari 2018 heeft OIEC O-One International Holding B.V. opgericht (hierna: O-One Holding). [naam6] is bestuurder van O-One Holding. Enig aandeelhouder van O-One Holding is OIEC.
  • [appellante] heeft in 2018 in verband met de oprichting van O-One Holding nog enkele (juridische) diensten (o.a. contact met de notaris, vertaler) verleend aan deze vennootschap, waarvoor zij in februari 2018 een factuur aan O-One Holding heeft gestuurd. Op 7 februari 2018 heeft O1 Holding haar aandelen in O1 overgedragen aan O-One Holding.
  • Op 1 april 2018 hebben INTC Vastgoed en O1 een huurovereenkomst gesloten voor de huur van bedrijfsruimte boven de woonwinkel van [appellant] in [plaats1] .
  • In mei 2018 hebben de Verenigde Staten de deelname aan de met Iran gesloten nucleaire deal beëindigd.
  • De tussen INTC Vastgoed en O1 gesloten huurovereenkomst is geëindigd op 1 oktober 2018. Toen is O1 verhuisd naar Den Haag.
  • Op 29 oktober 2018 is O1 Holding ontbonden.
4.11
Het hof stelt op basis van dit feitenmateriaal vast dat de rol van [appellanten] bij sanctieontduiking veel beperkter was dan de rol die BNNVARA aan [appellanten] in de uitzending heeft gegeven. In de periode van 2016 tot oktober 2018 (1) waren [appellanten] betrokken bij de oprichting van de ondernemingen waarvan in de uitzending wordt gezegd dat die een rader zijn in het systeem van de sanctieontduiking en (2) hebben [appellanten] ruimte boven de woonwinkel verhuurd aan één van die ondernemingen, terwijl vanaf januari 2016 economische sancties tegen Iran werden versoepeld, OIEC toen niet op de sanctielijst stond en volgens het ministerie van Buitenlandse Zaken met OIEC zaken konden worden gedaan.
4.12
Door in de Uitzending niet voldoende concreet te maken welke (beperkte) werkzaamheden [appellanten] voor de in de Uitzending genoemde ondernemingen hebben verricht en voorbij te gaan aan het tijdspad, suggereert de Uitzending dat de rol van [appellanten] bij de onderzochte ontduiking van sancties tegen Iran veel groter is dan die door de feiten worden gedragen. Die suggestie wordt niet, althans onvoldoende, weggenomen door het getoonde weerwoord van [appellanten]
Het gezag van Zembla als onderzoeksprogramma en wederhoor
4.13
Daarbij betrekt het hof het gezag van Zembla als onderzoeksprogramma. De gemiddelde kijker zal uitgaan van de juistheid van de daarin gesuggereerde rol van [appellanten] De in de Uitzending getoonde fragmenten van deskundigen bevestigen die bevindingen. Het weerwoord van [appellant] biedt weinig tegengewicht tegen de deskundigen die aan het woord komen. De wijze van montage van het weerwoord (hakkelend en ontkennend) in combinatie met de fragmenten van de deskundige die stelt dat het handelen strafbaar is, draagt eerder bij, zoals [appellanten] stellen, aan verdere verdachtmaking van [appellanten]
De maatschappelijke positie van [appellanten]
4.14
De stelling van BNNVARA dat [appellanten] tot een bepaalde hoogte publieke figuren zijn en daarom meer kritiek moeten dulden, volgt het hof niet, omdat de gebeurtenis waaraan BNNVARA refereert, de oprichting van het [naam2 ] , dan zeven jaar geleden heeft plaatsgehad. Dat de Uitzending alleen gericht is op het professionele handelen van [appellanten] , zoals BNNVARA stellen, acht het hof in de gegeven omstandigheden evenmin relevant, omdat duidelijk is dat de Uitzending ook heeft ingegrepen in het privéleven van [appellanten] BNNVARA betwist dit ook niet.
Conclusie afweging
4.15
Afweging van de hiervoor genoemde omstandigheden leidt tot de conclusie dat het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en bescherming van de eer en goede naam van [appellanten] in dit geval zwaarder weegt dan het eveneens zwaarwegende belang van BNNVARA. Het vergroten van de rol van [appellanten] in de uitzending zodanig dat het publiek denkt dat [appellanten] er welbewust aan hebben bijgedragen dat de Revolutionaire Garde ondanks de sancties over financiële middelen beschikt, is naar het voorlopig (want in kort geding gegeven) oordeel van het hof niet nodig om het publiek adequaat over de misstand te informeren en weegt in ieder geval niet op tegen de inbreuk die daarmee op de privacy van [appellanten] wordt gemaakt.
Werkelijke proceskosten
4.16
Het hof ziet geen aanleiding BNNVARA te veroordelen in de werkelijke proceskosten van [appellanten] Artikel 1019h Rv is niet op dit geschil van toepassing. De artikelen 237-240 Rv bevatten een limitatieve en exclusieve regeling van de kosten waarin de partij die bij vonnis in het ongelijk wordt gesteld, kan worden veroordeeld. Een volledige vergoedingsplicht voor proceskosten is alleen denkbaar in ‘buitengewone omstandigheden’, waarbij dient te worden gedacht aan misbruik van procesrecht en onrechtmatige daad. Die situatie doet zich hier niet voor.
De eindconclusie
4.17
Het hoger beroep slaagt. Het bestreden vonnis dient te worden vernietigd. Omdat BNNVARA heeft gezegd dat zij de uitzending niet zal herhalen, zal het hof BNNVARA gebieden om de uitzending zoals die op de website van Zembla staat offline te halen en offline te houden.
4.18
Omdat BNNVARA in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof BNNVARA tot betaling van de proceskosten zowel in hoger beroep als bij de rechtbank veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [1]
4.2
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

5.De beslissing

Het hof:
5.1
vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad van 14 april 2023 en beslist:
5.2
gebiedt BNNVARA om binnen één week na betekening van dit arrest de Uitzending offline te halen en offline te houden;
5.3
veroordeelt BNNVARA tot betaling en een (onmiddellijk opeisbare) dwangsom van € 5.000,- voor iedere overtreding van de onder 5.2. opgenomen veroordeling met een maximum van € 100.000,-;
5.4
veroordeelt BNNVARA tot betaling van de volgende proceskosten van [appellanten] tot aan de uitspraak van de rechtbank/kantonrechter:
€ 320,- aan griffierecht
€ 125,03 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan BNNVARA
€ 1.079,- aan salaris van de advocaat van [appellanten]
en tot betaling van de volgende proceskosten van [appellanten] in hoger beroep:
€ 343,- aan griffierecht
€ 129,14 aan kosten voor het betekenen (bekendmaken) van de dagvaarding aan BNNVARA
€ 2.428,- aan salaris van de advocaat van [appellanten] (2 procespunten x appeltarief II)
5.6
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
5.7
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.8
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.E. Weening, J.H. Kuiper en M. Willemse en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 19 november 2024.

Voetnoten

1.HR 10 juni 2022, ECLI: NL:HR:2022:853.