ECLI:NL:RBDHA:2025:4015

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 maart 2025
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
23/7772
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening bevorderingsbesluit en uitsluiting van compensatieregeling voor militaire ambtenaren

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 14 maart 2025, in de zaak tussen eiser en de staatssecretaris van Defensie, werd het verzoek van eiser om herziening van het bevorderingsbesluit tot tweede luitenant afgewezen. Eiser had zijn korte officiersopleiding (KOO) afgerond voor 23 oktober 2018 en werd daarom uitgesloten van de compensatieregeling die was ingesteld na een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) op 27 januari 2022. De rechtbank oordeelde dat verweerder op goede gronden had gehandeld door het herzieningsverzoek af te wijzen, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herziening rechtvaardigden. Eiser voerde aan dat verweerder al sinds 2017 op de hoogte was van het ongerechtvaardigde onderscheid in bevordering, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet voldoende was om de afwijzing van het verzoek evident onredelijk te achten. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat eiser geen recht had op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/7772
uitspraak van de meervoudige militaire ambtenarenkamer van 14 maart 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. P. de Casparis),
en

de staatssecretaris van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. P.M. van der Weijden).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om herziening van het besluit tot bevordering tot tweede luitenant (TLNT) en de uitsluiting van de daarmee samenhangende compensatieregeling.
1.1.
Verweerder heeft het verzoek om herziening van het in rechte vast staande bevorderingsbesluit met het besluit van 4 mei 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 6 oktober 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van het herzieningsverzoek gebleven. Verweerder heeft daarnaast eiser uitgesloten van de compensatieregeling.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 2 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder vergezeld door [naam] . Tevens waren aanwezig mr. M. de Haas en mr. D. van Zoelen, die het woord voerden namens cliënten die in hetzelfde cluster vergelijkbare besluiten hebben gekregen.
1.4.
Op 3 oktober 2024 heeft de rechtbank verweerder de vraag voorgelegd of stukken uit een ter zitting door eiser overgelegde “praatplaat”, op de zaak betrekking hebbende stukken zijn en daarom aan de rechtbank overgelegd hadden moeten worden. Verweerder heeft op 25 oktober 2024 gereageerd dat de stukken geen op de zaak betrekking hebbende stukken zijn.
1.5.
Op 30 oktober 2024 heeft de rechtbank het onderzoek heropend om eisers reactie te vernemen op verweerders standpunt. Eiser heeft op 13 november 2024 gereageerd dat ook hij van mening is dat de stukken geen op de zaak betrekking hebbende stukken zijn.
1.6.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid hun standpunten nader toe te lichten op een zitting. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Bij uitspraak van 27 januari 2022 heeft de Centrale Raad van Beroep [1] (CRvB) geoordeeld dat er een onrechtmatig onderscheid wordt gemaakt tussen de bevordering tot TLNT, dan wel cadet-vaandrig/kornet, na afronding van de (initiële) basisopleiding en voor aanvang van de Vaktechnische Opleiding tussen de Militair Wetenschappelijke Opleiding en de Korte Officiersopleiding (KOO). Naar aanleiding van deze uitspraak is door verweerder besloten om vanaf 27 januari 2022 ook cadetten van de KOO te bevorderen tot TLNT, na de (initiële) basisopleiding en voor aanvang van de Vaktechnische Opleiding.
Naar aanleiding van de uitspraak van de CRvB is door verweerder overleg met de bonden gevoerd over de vraag hoe om te gaan met gevallen waarin tegen de bevorderingsbesluiten (tot vaandrig/kornet) geen bezwaar is gemaakt, maar waarin later verzoeken (rekesten) zijn ingediend om terug te komen van in rechte onaantastbaar geworden bevorderingsbesluiten. Verweerder heeft laten weten niet terug te komen op de in rechte vast staande bevorderingsbesluiten maar heeft voor deze gevallen op 24 maart 2023 een compensatieregeling vastgesteld. Verweerder heeft in het verweerschrift uiteengezet dat daarbij ongeveer 1650 militairen voor een eerdere bevordering (naar tweede en/of eerste luitenant) in aanmerking kwamen. Daarnaast hebben 735 militairen een compensatie van €1200,- (categorie 1 van de Nota) ontvangen en 525 militairen een compensatie van €1600,- (categorie 4 van de Nota). Dit bracht met zich mee dat gemiddeld drie mutaties/handelingen moesten worden gedaan per compensatie om deze uit te kunnen voeren. In totaal duurde het vier maanden voordat de mutaties uitgevoerd waren. Deze werkwijze was zeer ingrijpend, maar kon met de beschikbare capaciteit nog (net) worden uitgevoerd. Het toepassen van persoonlijk maatwerk voor alle militairen zou geleid hebben tot een veelvoud van deze werkbelasting en was hierdoor niet uitvoerbaar, aldus verweerder.
Eiser heeft op 9 februari 2017 de KOO afgerond en is hierna bevorderd tot kornet/vaandrig en ingestroomd in de Vaktechnische Opleiding. In oktober 2017 is eiser bevorderd tot TLNT. Dit besluit staat in rechte vast. Naar aanleiding van de uitspraak van de CRvB heeft eiser een rekest ingediend waarin hij heeft verzocht de uitspraak van de CRvB op zijn situatie toe te passen en hem met terugwerkende kracht vanaf 9 februari 2017 tot TLNT te bevorderen.
Wat heeft verweerder besloten?
3. Verweerder heeft in het primaire besluit het herzieningsverzoek afgewezen omdat geen sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden zoals bedoeld in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarnaast acht verweerder het niet terugkomen op het bevorderingsbesluit niet evident onredelijk. In het bestreden besluit handhaaft verweerder dat standpunt. Verder geeft verweerder aan dat eiser niet in aanmerking komt voor de compensatieregeling omdat hij al voor 23 oktober 2018 de KOO heeft afgerond en de VTO is aangevangen in de rang van vaandrig/kornet met een hoger salarisnummer dan 5. Daarmee valt eiser niet binnen een categorie van de compensatieregeling.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser voert aan dat verweerder al sinds 2017 op de hoogte was van het ongerechtvaardigde verschil in bevordering. Om onduidelijke redenen liet een oplossing lang op zich wachten. Daarmee is weigeren terug te komen op het in rechte vast staande bevorderingsbesluit in dit geval evident onredelijk.
4.1.
Verder stelt eiser dat verweerder ten onrechte de compensatieregeling niet van toepassing acht op eiser. Verweerder heeft onvoldoende onderbouwd waarom in de compensatieregeling wordt gekozen voor de datum van 23 oktober 2018 als peildatum waarna de KOO moet zijn afgerond. Verweerder geeft immers aan al in 2017 bekend geweest te zijn met de onvrede over het gemaakte verschil. Eiser zou aanspraak moeten maken op categorie 1 uit de compensatieregeling.
4.2.
Indien de rechtbank eiser daarin volgt is eiser het ook niet eens met de betaling van de lumpsum van € 1.200, zoals genoemd in categorie 1 van de compensatieregeling. Eiser is van mening dat verweerder voor het bepalen van de lumpsum onvoldoende zorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar de gemiddelde duur die betrokkenen met hun vaktechnische opleiding bezig waren en het salaris. Verweerder dient de lumpsum opnieuw te berekenen aan de hand van de juiste parameters.
Wat zijn de relevante regels?
5. De relevante regels staan in de bijlage die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Terugkomen op in rechte vast staand bevorderingsbesluit
6. Vooropgesteld wordt dat eiser verweerder verzoekt om terug te komen, zoals bedoeld in artikel 4:6 van de Awb, van een in rechte vaststaand bevorderingsbesluit. Eiser betwist niet dat er geen nova zijn maar vindt de afwijzing van dat verzoek evident onredelijk. Daartoe voert hij aan dat verweerder al lange tijd op de hoogte was van het ongerechtvaardigde onderscheid maar daarop te traag heeft gereageerd.
6.1.
Ook zonder dat er nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn, kan de bestuursrechter toch aan de hand van de beroepsgronden tot het oordeel komen dat het bestreden besluit evident onredelijk is. [2] Bij deze beoordeling ligt niet de vraag voor of het oorspronkelijke besluit evident onredelijk dan wel onjuist is. Vereist is dat wat eiser heeft aangevoerd kan leiden tot het oordeel dat (het gevolg van) de weigering het onjuist gebleken besluit te herzien, evident onredelijk is. Daarvan zal doorgaans slechts in uitzonderlijke gevallen sprake zijn. [3]
6.2.
Dat verweerder onvoldoende voortvarend gehandeld zou hebben acht de rechtbank niet een uitzonderlijk geval. Zoals verweerder terecht aanvoert was hij tot aan de uitspraak van de CRvB in de veronderstelling dat het verschil in bevordering gerechtvaardigd was. Deze rechtbank heeft dit standpunt van verweerder nog bij uitspraak van 6 november 2020 bekrachtigd [4] . Dat de hoogste bestuursrechter daar anders over zou denken was allerminst evident. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet hoeven terugkomen op het in rechte vast staande bevorderingsbesluit.
Uitsluiting van de compensatieregeling
7. In de compensatieregeling is bepaald dat alleen aan de militairen in werkelijke dienst die in de periode tussen de aanvang van de procedures (die uiteindelijk hebben geleid tot de uitspraak van de uitspraak van de CRvB) (23 oktober 2018) tot het moment van herstel (27 januari 2022) de KOO-opleiding hebben gevolgd een eenmalige vergoeding uit uitgekeerd wordt van € 1.200,- bruto. Vanaf 23 oktober 2018 was verweerder bekend met de voorliggende materie en had het onderscheid tussen KOO/MWO gelijk getrokken kunnen worden, aldus de compensatieregeling.
7.1.
Het betoog van eiser dat verweerder al vanaf 2017 bekend was met de materie slaagt naar het oordeel van de rechtbank niet. Zoals verweerder in het verweerschrift en ter zitting heeft aangevoerd betreft 2017 – het jaar waarin de groep marechaussee-officieren bezwaar zouden hebben gemaakt – een kennelijke verschrijving in het primaire besluit. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan deze uitleg nu zowel in het bestreden besluit als in de compensatieregeling 23 oktober 2018 als datum wordt genoemd waarop deze groep bezwaar heeft gemaakt. Eiser heeft niet weersproken dat dit een kennelijke verschrijving was. Nu eiser ook overigens niet aannemelijk heeft gemaakt dat verweerder eerder dan 23 oktober 2018 bekend was met de materie, heeft verweerder eiser op goede gronden uitgesloten van de compensatieregeling.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, voorzitter, en mr. D.C. Laagland (lid) en kapitein ter zee logistieke dienst mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg (militair lid), in aanwezigheid van mr. A. Badermann, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
BIJLAGE
De brief van verweerder met als onderwerp KOO-cadetten van de Hoofdirecteur Personeel (HDP) van 24 maart 2023 (BS20230009030) (het compensatiebeleid).
Inleiding
Bij uitspraak van 27 januari 2022 heeft de Centrale Raad van Beroep (ECLI:NL:CRVB:2022:226) geoordeeld dat er een onrechtmatig onderscheid wordt gemaakt tussen de bevordering tot tweede luitenant (TLNT), dan wel cadet-vaandrig/kornet, na afronding van de (initiële) basisopleiding en voor aanvang van de Vaktechnische Opleiding (VTO) tussen de Militair Wetenschappelijke Opleiding (MWO) en de Korte Officiersopleiding (KOO [5] ). In navolging op voornoemde uitspraak en na afstemming met CDS, PCDS en SG is op 13 juni 2022 door Hoofddirecteur Personeel (HDP) besloten om vanaf 27 januari 2022 ook cadetten van de KOO te bevorderen tot TLNT, na de (initiële)
basisopleiding en voor aanvang van de Vaktechnische Opleiding (VTO). Deze brief is bedoeld om u te informeren over wijze waarop ik voornemens ben om te gaan met de uitspraak en het besluit.
Naar aanleiding van de uitspraak is overleg met u gevoerd over de vraag hoe om te gaan met gevallen waarin tegen de bevorderingsbesluiten (tot vaandrig/kornet) geen bezwaar is gemaakt, maar waarin later verzoeken (rekesten) zijn ingediend om terug te komen van in rechte onaantastbaar geworden bevorderingsbesluiten (i.r.o.-besluiten). Kort gezegd luidt uw standpunt dat de i.r.o.-besluiten, gelet op de uitspraak van de CRvB, zo evident
onrechtmatig zijn dat deze naar aanleiding van de uitspraak moeten worden herroepen. Subsidiair stelt u dat in elk geval voor de toekomst een voorziening moet worden getroffen, zodanig dat de betrokken verzoekers in de financiële rechtspositie worden gebracht als waren zij eerder bevorderd ( duuraanspraak).
Ik zie vanuit juridisch oogpunt geen aanleiding om naar het verleden toe terug te komen op i.r.o.-besluiten. Omdat eerder in gesprekken tussen mijn voorganger en u mogelijk wel de indruk is gewekt dat Defensie iets van genoegdoening wilde bieden voor het verleden ben ik wel voornemens enige vorm van compensatie te bieden (zie hierna).
Naar de toekomst toe geeft de uitspraak, nu sprake is van zogenoemde duuraanspraken, aanleiding om een regeling te treffen om de gevolgen van eventuele gebreken in de i.r.o.-besluiten weg te nemen. Uit praktisch oogpunt kies ik er daarbij voor om voor alle gevallen eenzelfde voorziening te treffen met eenzelfde aanvangsdatum, te weten 27 januari 2022, de datum van de uitspraak. Ik ben van oordeel dat dit onderscheid tussen het verleden en de toekomst gerechtvaardigd is.
Aan de hand van dit onderscheid heb ik ingevoegde bijlage opgesteld waarin links en rechts van de verticale lijn de twee soorten maatregelen zijn weergegeven. Deze bijlage is bedoeld als grafische weergave van de maatregelen zoals ik u in deze brief presenteer.
'Gemiste' inkomsten uit het verleden (linkerkant)
Voor herziening van een i.r.o.-besluit moet op grond van artikel 4:6 Awb (Algemene wet bestuursrecht) sprake zijn van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden (nova). Ondanks het ontbreken van nova kan - in uitzonderingsgevallen - aanleiding bestaan om desverzocht een i.r.o.-besluit te herroepen, als de afwijzing van een dergelijk verzoek 'evident onredelijk' is. De enkele omstandigheid dat latere rechtspraak erop duidt dat het i.r.o.-besluit zou zijn gesneuveld als daartegen was opgekomen, vormt op zichzelf genomen geen grond voor de aanname dat afwijzing van een rekest om herziening evident onredelijk is. Rechterlijke uitspraken worden op grond van vaste rechtspraak niet aangemerkt als nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden. Dit betekent dat er voor Defensie in beginsel geen verplichting bestaat tot herstel over de periode tot 27 januari 2022.
Defensie heeft in gesprekken tussen mijn voorganger en u medio 2022 mogelijk de verwachting gewekt dat er eventueel iets van een compensatieregeling zou komen. Daarom heb ik besloten om, rechtens onverplicht, aan de militairen in werkelijke dienst die in de periode tussen de aanvang procedures (23 oktober 2018) tot het moment van herstel (27 januari 2022) de KOO-opleiding hebben gevolgd een eenmalige vergoeding uit te keren van €1200,- bruto [6] . Vanaf 23 oktober 2018 was Defensie bekend met de voorliggende materie en had het onderscheid tussen KOO/MWO gelijk getrokken kunnen worden.
Herstel op basis van duuraanspraak {rechterkant)
Van alle militairen in werkelijke dienst die dit aangaat, wordt de huidige rechtspositie hersteld nu sprake is van een duuraanspraak. Als ingangsdatum van het herstel wordt 27 januari 2022 gehanteerd, de datum van de uitspraak. Het herstellen van de huidige rechtspositie betekent twee dingen, namelijk (i) het toekennen van de juiste rang aan militairen van de KOO die nu of op 27 januari 2022 de rang vaandrig/kornet of tweede luitenant hebben/hadden en (ii) het toekennen van een extra salarisnummer aan bepaalde groepen militairen in werkelijke dienst die in het verleden de KOO en VTO hebben gevolgd en bij aanvang van hun VTO te laag zijn ingeschaald.
Het toekennen van de juiste rang aan militairen die nu of op 27 januari 2022 de rang vaandrig of tweede luitenant hebben/hadden, betekent in praktijk dat alle KOO-cadetten die op 27 januari 2022 nog de rang vaandrig hadden per die datum worden bevorderd tot TLNT.
Alle militairen die het betreft worden bevorderd tot ELNT twee jaar nadat zij TLNT hadden moeten worden, dus twee jaar na aanvang van de
VTO(concreet betekent dit twee jaar na de bevordering tot vaandrig op basis van de uitvoeringspraktijk en het W URAMAR tot 27 januari 2022). Hier wordt alleen feitelijk uitvoering aan gegeven voor die mensen die nu of op 27 januari 2022 vaandrig of TLNT waren. Bij de bevordering tot ELNT wordt uitgegaan van de datum twee jaar na bevordering tot TLNT, ongeacht de vraag of er ervaring is opgedaan in een functie of tijdens een
VTO.Ik sluit hierbij aan bij de betreffende bepaling in het AMAR (artikel 24b) [7] .
Het toekennen van een extra salarisnummer gebeurt aan groepen militairen die vanaf 1 januari 2014 [8] de KOO hebben gevolgd en hun
VTOzijn aangevangen in de rang van cadet-vaandrig met salarisnummer vijf of lager. Uit de huidige salarissystematiek volgt dat militairen met salarisnummer vijf of lager bij bevordering naar TLNT een stap maken naar een hoger salarisnummer. De rang van TLNT begint namelijk bij salarisnummer zes. Voor deze groep heeft het moment van bevordering tot TLNT effect op het huidige salarisnummer. Wanneer zij bijvoorbeeld een jaar eerder bevorderd waren geweest, waren zij ook een jaar eerder begonnen met tellen vanaf salarisnummer zes. Er is gekozen voor één extra salarisnummer nu de meeste VTO-opleidingen niet langer dan een jaar duren. Het met terugwerkende kracht toekennen van een extra salarisnummer is erg complex vanwege het feit dat inmiddels een nieuw loongebouw met andere salarisstappen is ingevoerd. Daarom zal er met ingang van 1 januari 2023 een extra salaristrede worden toegekend en wordt er over 2022 een lumpsum vergoeding uitbetaald ter hoogte van €1600 bruto [9] .
DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
voor deze
DE HOOFDDIRECTEUR PERSONEEL
In de primaire besluiten zijn de verschillende categorieën als volgt omschreven.
Naar aanleiding van de uitspraak van 27 januari 2022 van de Centrale Raad van Beroep (ECLI:NL:CRVB:2022:226) waarin is geoordeeld dat er een onrechtmatig onderscheid wordt gemaakt tussen de bevordering tot tweede luitenant (TLNT), dan wel cadet-vaandrig/kornet, na afronding van de (initiële) basisopleiding en voor aanvang van de Vaktechnische Opleiding (VTO) en de Korte Officiersopleiding (KOO) is in de brief met als onderwerp KOO-cadetten van de Hoofdirecteur Personeel (HDP) van 24 maart 2023 (BS20230009030) neergelegd dat gekozen is voor een vorm van compensatie die zal bestaan uit het volgende:
Categorie 1
- Aan militairen die in de periode van 23 oktober 2018 tot 27 januari 2022 de
KOO-opleiding [10] hebben gevolgd, wordt een eenmalige uitkering van € 1.200,-
(bruto) uitgekeerd. Dit betreft militairen in werkelijke dienst die in opleiding
voor de KOO zaten op of na 23 oktober 2018 en nog niet bevorderd waren
tot tweede luitenant vóór 27 januari 2022.
Categorie 2
- Militairen die op 27 januari 2022 in de KOO zaten, en op dat moment de rang
van cadet-vaandrig/kornet hadden, worden met terugwerkende kracht
bevorderd naar tweede luitenant met ingang van 27 januari 2022.
Categorie 3
- Militairen die op 27 januari 2022 in de KOO zaten, en op dat moment de rang
van cadet-vaandrig/kornet of tweede luitenant hadden, worden bevorderd
naar eerste luitenant op het moment dat twee jaar zijn verstreken na de
aanvang van de VTO [11] (het moment dat zij eigenlijk bevorderd hadden moeten
worden naar tweede luitenant). Als dit moment ligt voor 27 januari 2022
worden deze militairen bevorderd naar eerste luitenant op 27 januari 2022.
Categorie 4
- Militairen die vanaf 1 januari 2014 de KOO hebben gevolgd en hun VTO zijn
aangevangen in de rang van cadet-vaandrig/kornet met salarisnummer 5 of
lager, wordt een extra salarisnummer toegekend. Bovendien krijgt deze
categorie militairen een lumpsum vergoeding toegekend van € 1.600,-
(bruto).

Voetnoten

2.Zie punt 4.2 van de uitspraak van de CRvB van 2 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1317.
3.Zie punt 4.4 en 4.5 van de uitspraak van de CRvB van 29 december 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:3548.
5.KOO is in 2021 voor de CLSK vervangen door de Primaire Militaire Officiersopleiding (PMO).
6.Doelgroep: militairen in werkelijke dienst en in opleiding voor de KOO op of na 23 oktober 2018 en nog niet bevorderd tot TLNT voor 27 januari 2022.
7.Voor de groep die het betreft betekent het dus een bevordering tot ELNT twee jaar nadat zij zijn bevorderd tot cadet vaandrig/kornet indien die datum na 27 januari 2022 ligt.
8.Datum invoering basisofficiersopleiding op de NLDA => KOO en MWO krijgen dezelfde opleidingsstructuur.
9.Verschil salarisnr 7 en 8 TLNT (hoogste verschil in salaris in de rang van TLNT en ELNT tot en met salarisnummer 13 inclusief 6 maanden TOS) x 12 maanden salarisverhoging 2021 en 2022.
10.Korte officiersopleiding
11.Vaktechnische Opleiding