3.3.De minister heeft eiser door middel van de vrijheidsbeperkende maatregel verplicht om zich met ingang van 3 januari 2025 op te houden in een deel van de gemeente Hoogeveen, te weten binnen de op de bij het besluit gevoegde plattegrond aangegeven gebieden. Volgens de minister vordert het belang van de openbare orde het opleggen van de maatregel op grond van artikel 56 van de Vw 2000. Dit blijkt uit het plaatsingsbesluit van het COa van 3 januari 2025 en de incidenten die daarin zijn opgenomen. De minister is niet gebleken van omstandigheden die in de weg staan aan het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel.
4. Eiser betoogt het volgende. Allereerst wordt opgemerkt dat de plaatsing in de HTL is gebaseerd op incidenten die zouden hebben plaatsgevonden. Volgens het COa zijn dit gedragingen die te kwalificeren zijn als gedragingen die een zeer grote impact hebben. Uit het COa-maatregelenbeleid blijkt dat een incident met een zeer grote impact betrekking heeft op gedrag dat ernstige fysieke schade toebrengt aan een medebewoner of derden. Volgens een uitspraak van 9 november 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:20825) moet het dan gaan om letsel, ernstige gevolgen of na het incident niet in staat zijn verder te handelen. Uit het dossier kan niet worden opgemaakt dat de incidenten letsel hebben veroorzaakt dan wel ernstige gevolgen hebben gehad. De hiervoor genoemde uitspraak bevestigt dat onder andere slaan in het gezicht niet kan worden aangemerkt als een incident met zeer grote impact. Er wordt niet gemotiveerd waarom het incident als zodanig wordt aangemerkt. Reeds hierom is zowel het plaatsingsbesluit als de vrijheidsbeperkende maatregel onrechtmatig volgens eiser. Eiser stelt verder dat er geen GZA-akkoord in het dossier aanwezig is. Om deze reden dient eiser onmiddellijk in vrijheid te worden gesteld en heeft hij recht op een schadevergoeding. Daarnaast is het zonder de GZA-stukken niet mogelijk om te beoordelen of het medisch advies alle relevante persoonlijke omstandigheden van eiser in acht heeft genomen. Eiser is van mening dat het COa nader onderzoek had moeten verrichten en verwijst in dat verband naar een uitspraak van zittingsplaats Groningen van 27 december 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:20662). Voorts concludeert eiser dat het verblijf op de HTL is gebaseerd op de ernst van de incidenten en het feit dat eiser zich aan het toezicht heeft onttrokken gedurende zijn eerdere verblijf op een HTL. De eerdere onttrekking is geen rechtvaardiging voor het opnieuw plaatsen op de HTL. Iedereen mag een HTL vrijwillig verlaten, het is immers een vrijheidsbeperkende en geen vrijheidsontnemende maatregel. Eiser meent dan ook dat dit niet als grond mag gelden voor de HTL-plaatsing of de vrijheidsbeperkende maatregel.
Ook stelt eiser dat onvoldoende is onderbouwd waarom in deze zaak niet is gekozen voor een minder ingrijpend middel. De standaardoverweging is daartoe onvoldoende. Eiser verwijst hiervoor naar een uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 16 mei 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:7426). Tot slot meent eiser dat zowel het plaatsingsbesluit als de HTL-maatregel geen voldoende basis hebben in de wet. Verwezen wordt naar een artikel van A&MR en naar de uitspraak van zittingsplaats Roermond van 19 april 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:5603). Oordeel rechtbank ten aanzien van het plaatsingsbesluit
5. De rechtbank verwijst naar haar uitspraak van 14 januari 2025. Hierin is in rechtsoverweging 7.3. reeds overwogen dat eiser niet wordt gevolgd in het betoog dat plaatsing in de HTL een onvoldoende wettelijke grondslag heeft. De rechtbank neemt deze overwegingen uit die uitspraak over in onderhavige procedure en maakt die tot de hare.
Het incident dat heeft geleid tot plaatsing
6. De rechtbank is van oordeel dat het COa op goede gronden en voldoende gemotiveerd heeft besloten tot (herhaalde) plaatsing van eiser op de HTL. De rechtbank wijst hiervoor allereerst naar de hiervoor onder 5. genoemde uitspraak, waarin de op 28 november 2024 aan eiser opgelegde HTL-maatregel rechtmatig is geacht en waarin het hiervoor onder 3.1. weergegeven incident als een incident met een zeer grote impact is gekwalificeerd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het COa in onderhavige procedure van belang mogen achten dat de HTL-maatregel alsnog wordt uitgevoerd om het oorspronkelijke doel te bereiken, te weten het waarborgen van veiligheid en het stimuleren van gedragsverandering. Gelet hierop is het onderhavige plaatsingsbesluit naar het oordeel van de rechtbank proportioneel en op goede gronden opgelegd. De verwijzing naar de hiervoor onder 4. genoemde uitspraak van 9 november 2024 maakt dat oordeel niet anders, nu geen sprake is van gelijke gevallen. Hierbij acht de rechtbank van belang dat in de door eiser genoemde procedure niet in geschil was dat er van de betreffende vreemdeling geen eerdere incidenten bekend waren.
GZA-verklaring
7. De rechtbank constateert dat het GZA voorafgaande aan de eerder aan eiser opgelegde HTL-maatregel van 28 november 2024 op 26 november 2024 akkoord heeft gegeven voor de plaatsing van eiser in de HTL. Nu eiser in onderhavige procedure geen (gewijzigde) medische omstandigheden heeft aangevoerd die plaatsing in de HTL in de weg zouden staan, kan naar het oordeel van de rechtbank worden volstaan met een verwijzing naar het GZA-akkoord van 26 november 2024 voor de nieuwe plaatsing. De door eiser genoemde uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 27 december 2023 leidt niet tot een ander oordeel, nu in die zaak niet in geschil was dat eiser te kampen had met diverse en complexe medische en psychiatrische problemen, en het GZA twijfels had geuit over de plaatsing in de HTL. Daarvan is in onderhavige procedure niet gebleken.
8. De rechtbank stelt vast dat eiser al meerdere keren een time-out maatregel opgelegd heeft gekregen. Gelet op het incident en het onveranderde gedrag van eiser, heeft het COa daarom terecht geen lichter middel aan eiser opgelegd. De verwijzing van eiser naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 16 mei 2024 gaat niet op, omdat het hier geen gelijke gevallen betreft. In die uitspraak betrof het een vreemdeling die al twee jaar in de opvang van het COa verbleef en nooit incidenten van enige betekenis had veroorzaakt. De beroepsgrond slaagt niet.
Oordeel rechtbank ten aanzien van de vrijheidsbeperkende maatregel
9. Gelet op de ongegrondverklaring van het beroep tegen het plaatsingsbesluit en het feit dat de vrijheidsbeperkende maatregel volledig steunt op dat besluit, is de rechtbank van oordeel dat het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel eveneens ongegrond moet worden verklaard.