In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 15 januari 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om erkenning van haar ziekte als beroepsziekte beoordeeld. Eiseres, werkzaam bij de politie, heeft een verzoek ingediend na een arbeidsconflict met haar werkgever, de korpschef van politie. De rechtbank stelt vast dat de afwijzing van het verzoek door verweerder, die dit besluit baseerde op de afwezigheid van objectief uitzonderlijke omstandigheden die de ziekte in overwegende mate zouden hebben veroorzaakt, terecht is. Eiseres heeft niet kunnen aantonen dat haar psychische klachten voortvloeien uit buitensporige werkomstandigheden of dat er een causaal verband bestaat tussen haar ziekte en de aan haar opgedragen werkzaamheden. De rechtbank concludeert dat de omstandigheden die eiseres aanvoert niet voldoen aan de eisen voor erkenning van een beroepsziekte, zoals vastgelegd in de relevante wetgeving. Het beroep wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op vergoeding van griffierecht of proceskosten.