ECLI:NL:RBDHA:2025:20063
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van facultatieve tijdelijke bescherming en terugkeerbesluiten voor derdelanders uit Oekraïne
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 13 oktober 2025, staat de beëindiging van de facultatieve tijdelijke bescherming van eiser centraal. Eiser, afkomstig uit Marokko, had tijdelijke bescherming verkregen in Nederland na de Russische invasie van Oekraïne. De minister van Asiel en Migratie heeft op 4 maart 2024 de tijdelijke bescherming beëindigd en een terugkeerbesluit opgelegd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij zich beroept op het gelijkheids- en vertrouwensbeginsel. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht de bescherming heeft beëindigd en dat de beroepsgronden van eiser niet slagen. De rechtbank stelt vast dat de minister de tijdelijke bescherming van derdelanders met een tijdelijke verblijfsvergunning in Oekraïne eerder mag beëindigen dan die van andere groepen. De rechtbank verklaart het beroep tegen het besluit van 30 augustus 2023 niet-ontvankelijk en het beroep tegen het besluit van 4 juli 2025 ongegrond. De minister wordt veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814.