In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, op 29 augustus 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De Minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 4 augustus 2025 niet in behandeling genomen, omdat Polen verantwoordelijk is voor de aanvraag. Eiser is niet verschenen op de zitting van 22 augustus 2025, waar de gemachtigde van de verweerder wel aanwezig was.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Eiser heeft aangevoerd dat hij door de Poolse autoriteiten is mishandeld en dat er een risico bestaat op onmenselijke behandeling bij terugkeer naar Polen. De rechtbank stelt vast dat de Dublinverordening bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Polen gedaan, dat is aanvaard.
De rechtbank benadrukt dat er een interstatelijk vertrouwensbeginsel geldt, wat inhoudt dat men ervan uitgaat dat lidstaten hun internationale verplichtingen nakomen. Eiser heeft niet voldoende bewijs geleverd dat Polen deze verplichtingen niet zal nakomen. De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij overdracht aan Polen een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met de mensenrechten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het bestreden besluit blijft in stand. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.