ECLI:NL:RBDHA:2025:8564

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2025
Publicatiedatum
15 mei 2025
Zaaknummer
NL25.3915
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en overdracht aan Polen met risico op foltering bij uitzetting naar Tadzjikistan

In deze zaak heeft eiser op 15 januari 2025 een asielaanvraag ingediend in Nederland, die door verweerder niet in behandeling is genomen omdat eiser eerder in Polen een asielaanvraag had ingediend. Op basis van de Dublinverordening is Polen verantwoordelijk voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser werd op 3 april 2025 overgedragen aan de Poolse autoriteiten, die hem ondanks een gerechtelijk verbod tot uitlevering, hebben geprobeerd uit te zetten naar Tadzjikistan. Eiser heeft een groot risico op foltering of onmenselijke behandeling in Tadzjikistan, wat door het Poolse gerechtshof is bevestigd. De rechtbank concludeert dat er systeemfouten zijn in de Poolse asielprocedure, waardoor Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. De rechtbank verklaart het beroep van eiser gegrond, vernietigt het besluit van verweerder en draagt op om eiser terug te leiden naar Nederland en zijn asielaanvraag in behandeling te nemen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.3915

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. K.S. Kort),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. F.E. Mahler).

Samenvatting

1. Eiser heeft op 15 januari 2025 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Verweerder heeft deze asielaanvraag niet in behandeling genomen, omdat eiser eerder in Polen een asielaanvraag heeft ingediend. Op grond van Europese wetgeving is Polen dan het land dat verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers asielaanvraag. Om die reden is eiser op 3 april 2025 door de Nederlandse autoriteiten overgedragen aan Polen. De Poolse autoriteiten hebben eiser, ondanks een Pools gerechtelijk verbod tot uitlevering en een toezegging eiser niet uit te zetten, geprobeerd hem diezelfde dag uit te zetten naar Tadzjikistan. Ook in 2023 is een dergelijke poging gedaan. Bij uitlevering naar Tadzjikistan is volgens een uitspraak van het Pools gerechtshof in eisers zaak sprake van een groot risico dat eiser aan foltering of een onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing wordt onderworpen vanwege zijn vervolging in Tadzjikistan die verband houdt met de religie die hij belijdt. Dit risico geldt ook bij uitzetting en dat risico moet in alle gevallen uitgesloten worden. De rechtbank concludeert daarom dat in het geval van eiser gebleken is van systeemfouten in zijn asielprocedure in Polen en dat de Poolse rechter hem daartegen niet heeft kunnen beschermen. Uit artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening [1] volgt dat onder die omstandigheden Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers asielaanvraag. Omdat hij al is overgedragen aan Polen, betekent dit dat hij moet worden teruggeleid van Polen naar Nederland. Het beroep van eiser is gegrond. Hieronder wordt verder uitgelegd hoe de rechtbank tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 26 januari 2025 de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat hij Polen daarvoor verantwoordelijk acht.
2.1.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 8 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigden van partijen deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

Welke feiten en omstandigheden acht de rechtbank van belang?
3. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1987 en de Tadzjiekse nationaliteit te hebben. Uit Eurodac is gebleken dat eiser op 27 april 2022 een asielaanvraag heeft ingediend in Polen. Eiser heeft op 15 januari 2025 een opvolgende asielaanvraag ingediend in Nederland en daaraan ten grondslag gelegd dat hij gevaar loopt in Tadzjikistan vanwege het aanhangen van een Islamitische stroming. Het aanhangen van deze religie is strafbaar gesteld in Tadzjikistan. Deze asielaanvraag is, net als zijn eerdere asielaanvraag van 23 mei 2023, niet in behandeling genomen door verweerder.
3.1.
De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt verweerder een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan [2] . In dit geval heeft Nederland bij Polen een terugnameverzoek gedaan, dat Polen heeft aanvaard.
3.2.
Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (het EHRM) heeft op 26 februari 2025 een interim measure toegewezen in de zaak van eiser. Als gevolg van deze maatregel mocht eiser niet worden overgedragen aan Polen tot 18 maart 2025. Deze interim measure is op 17 maart 2025 verlengd tot 1 april 2025, in afwachting van de beantwoording van vragen van het EHRM door de Poolse autoriteiten. Het EHRM heeft vervolgens op 31 maart 2025 besloten om de interim measure niet opnieuw te verlengen. Daarbij heeft het EHRM, op grond van de door de Poolse autoriteiten verstrekte antwoorden, het vertrouwen uitgesproken dat eiser niet zal worden uitgezet zolang hij de uitkomst van zijn nieuwe asielaanvraag of de administratieve klachtprocedure bij de lokale rechtbank afwacht. Sinds 3 april 2025 verblijft eiser in Polen in vreemdelingendetentie.
3.3.
Ter zitting is gebleken dat eiser in Polen wordt bijgestaan door een Poolse advocaat. Deze advocaat heeft goed contact met eisers Nederlandse gemachtigde. Bovendien is een Poolse ngo betrokken, The Rule Of Law Institute. De afwijzing van eisers eerste Poolse asielaanvraag is inmiddels onherroepelijk vast komen te staan. Het bij de afwijzing van deze aanvraag opgelegde terugkeerbesluit voor Tadzjikistan is gehandhaafd, maar het inreisverbod is ingetrokken. Eiser heeft een administratieve klacht ingediend tegen het opgelegde terugkeerbesluit bij de bevoegde Poolse rechtbank. Daarnaast heeft eiser na de overdracht aan Polen een nieuwe asielaanvraag ingediend die inmiddels in behandeling is genomen.
3.4.
Uit de overgelegde stukken en de verklaringen van eisers gemachtigde ter zitting is ook gebleken dat het Poolse gerechtshof, in navolging van de lokale rechtbank aldaar, op 18 januari 2023 heeft geoordeeld dat eiser niet mag worden uitgeleverd aan Tadzjikistan. Aan dit oordeel is ten grondslag gelegd dat voldaan is aan de voorwaarde dat sprake is van een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid dat eiser aan foltering of een onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing wordt onderworpen bij overdracht aan Tadzjikistan. De belangrijkste systemische mensenrechtenproblemen in Tadzjikistan zijn het gebruik van foltering, mishandeling van gevangenen door veiligheidstroepen, inperking van de vrijheid van meningsuiting, inperking van de vrijheid van godsdienst, schendingen van het gerechtelijk apparaat, harde en levensbedreigende gevangenisomstandigheden, een verbod op internationaal toezicht op toegang tot gevangenissen en corruptie. Volgens het Poolse gerechtshof rechtvaardigt dit de inschatting van een groot risico op schending van de rechten en vrijheden van eiser. Omdat het dreigende risico niet abstract, maar specifiek en individueel is, is uitlevering aan Tadzjikistan van eiser naar het oordeel van het Poolse gerechtshof onaanvaardbaar.
3.5.
Vaststaat dat er tweemaal een poging is gedaan door de Poolse autoriteiten om eiser uit te zetten naar Tadzjikistan. De eerste poging was op 21 februari 2023. Omdat eiser zich heeft verzet in het vliegtuig voor vertrek van de vlucht, is hij uit het vliegtuig gehaald en door een busje van de Poolse autoriteiten opgehaald. Op grond van het overgelegde forensisch rapport kan worden aangenomen dat eiser hierbij is mishandeld door de betrokken Poolse autoriteiten en serieus letsel heeft opgelopen. Vervolgens is op 3 april 2025, nog geen dag na de overdracht van eiser van Nederland naar Polen, opnieuw geprobeerd om eiser uit te zetten naar Tadzjikistan. Uit informatie ontvangen door de Poolse ngo blijkt dat de uitzetting niet is doorgegaan, omdat het vliegtuig overboekt was.
Heeft eiser procesbelang?
4. De rechtbank ziet zich ambtshalve allereerst voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij zijn beroep, gelet op het feit dat overdracht aan Polen al heeft plaatsgevonden.
4.1.
De rechtbank gaat uit van procesbelang. In artikel 29 van de Dublinverordening is namelijk bepaald dat indien een persoon ten onrechte is overgedragen of indien een overdrachtsbesluit in beroep of na bezwaar wordt vernietigd nadat de overdracht heeft plaatsgevonden, de lidstaat die de overdracht heeft verricht, deze persoon onmiddellijk terugneemt. De rechtbank verwijst hierbij ook naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 19 juli 2018 [3] .
Is er sprake van een onzorgvuldige besluitvorming?
5. Eiser voert aan dat verweerder het bestreden besluit onzorgvuldig heeft gemotiveerd. Verweerder heeft de nieuwe asielaanvraag opnieuw niet in behandeling genomen, omdat hij Polen daarvoor verantwoordelijk acht. Eiser beschikt in deze asielprocedure over nieuwe informatie, op grond waarvan verweerder een nieuwe beoordeling had moeten maken. Zo is er nieuwe landeninformatie beschikbaar, heeft de Poolse regering nieuwe asielmaatregelen aangekondigd en is de gezondheidstoestand van eiser verslechterd. Verweerder kan daarom niet volstaan met de opmerking ‘U brengt verder in de zienswijze naar voren dat u nare ervaringen heeft gehad in Polen. Hier is uitgebreid op ingegaan tijdens uw vorige asielprocedure’.
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit niet onzorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd. In het voornemen heeft verweerder uiteengezet dat, en op grond van welke redenen, Polen verantwoordelijk wordt gehouden voor de behandeling van eisers asielaanvraag. Daarbij heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat Polen het Verdrag schendt. Ook heeft verweerder de medische situatie van eiser betrokken in zijn motivering. Bovendien is vermeld dat verweerder geen reden ziet om op grond van artikel 17 van de Dublinverordening eisers asielaanvraag wel in behandeling te nemen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn in het voornemen alle voor het standpunt van verweerder dragende overwegingen opgenomen. Deze overwegingen hoefden niet opnieuw te worden vermeld in het bestreden besluit. In het bestreden besluit wordt immers naar het voornemen verwezen voor de uitleg waarom verweerder eisers asielaanvraag niet in behandeling neemt. De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in de uitspraak van de Afdeling van 23 november 2023 [4] . De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft verweerder ten aanzien van Polen mogen uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
6. Eiser voert aan dat verweerder ten aanzien van Polen ten onrechte van het interstatelijke vertrouwensbeginsel uitgaat. Eiser verwijst onder meer naar de risico’s van de ontwikkelingen in Polen en dat Polen van plan is het recht op asiel (tijdelijk) af te schaffen, waardoor er niet van uitgegaan kan worden dat Polen zich aan zijn internationale verplichtingen en EU-regelgeving zal houden. Eiser vindt hiervoor steun in de door de Europese Commissie goedgekeurde asielplannen van Polen en de notitie van Vluchtelingenwerk Nederland (VWN) van augustus 2024, waarin wordt verwezen naar het AIDA Country Rapport 2023 update van juni 2024 (het AIDA-rapport over 2023). Voor eiser specifiek komt daar nog bij dat er, ondanks een rechterlijk uitleveringsverbod, door de Poolse autoriteiten tweemaal geprobeerd is om hem uit te zetten naar Tadzjikistan. Bij de eerste poging tot uitzetting is eiser fysiek mishandeld door de betrokken Poolse autoriteiten. Omdat er sprake is van een groot risico dat eiser aan foltering of een onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing wordt onderworpen bij uitzetting naar Tadzjikistan en de Poolse autoriteiten eiser hier niet tegen kunnen beschermen, moet Nederland zijn asielaanvraag behandelen. Artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) heeft immers een absoluut karakter. Dit betekent ook dat eiser teruggeleid moet worden vanuit Polen naar Nederland.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in algemene zin ten opzichte van Polen nog altijd mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank vindt hiervoor steun in de uitspraak van de Afdeling van 4 september 2024 [5] en de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 2 mei 2025 [6] .
6.2.
Vanwege de specifieke gebeurtenissen rondom eiser kan ten aanzien van hem echter niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Polen worden uitgegaan om de volgende reden. Uit vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof) volgt dat van een schending van artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het Handvest) pas sprake is, als de door de vreemdeling aannemelijk gemaakte tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem structureel zijn en de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid hebben bereikt. [7] In de uitspraak van 12 juni 2024 [8] oordeelt de Afdeling dat in het kader van een procedure waarin de Dublinverordening van toepassing is, niet beoordeeld kan worden of eiser bij overdracht aan een andere lidstaat een reëel risico loopt op indirect refoulement, als uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Echter, een vreemdeling die hiervoor vreest door een risico op uitzetting door het land waarnaar hij wordt overgedragen, dient deze vrees ofwel in dat land aan te kaarten, ofwel dient aannemelijk te maken dat dit niet mogelijk is, omdat er in dat land sprake is van systeemfouten in de asielprocedure en/of de opvangvoorzieningen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser dit aannemelijk gemaakt, omdat ernstig moet worden gevreesd dat zijn asielprocedure systeemfouten bevat die resulteren in onmenselijke of vernederende behandelingen in de zin van artikel 4 van het Handvest. De systeemfouten in zijn Poolse asielprocedure bestaan eruit dat ondanks het vonnis van het Poolse gerechtshof dat eiser niet mag worden uitgeleverd aan Tadzjikistan, tweemaal door Polen is geprobeerd om eiser daar naartoe uit te zetten. Bovendien is hij daarbij de eerste keer mishandeld door toedoen van de autoriteiten. Daarnaast heeft de lopende klachtprocedure tegen het opgelegde terugkeerbesluit van de Poolse autoriteiten, ondanks de recente toezegging daartoe aan het EHRM, er niet van weerhouden om een tweede uitzettingspoging te doen. Omdat artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest een absoluut karakter hebben kan voor eiser niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan. De beroepsgrond slaagt. Dit betekent dat Nederland, op grond van artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening, verantwoordelijk wordt voor de behandeling van eisers asielaanvraag in de nationale asielprocedure.
6.3.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank niet toe aan de bespreking van de overige beroepsgronden.

Conclusie en gevolgen

7. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit, omdat het in strijd is met artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening.
7.1.
Omdat er nog slechts één uitkomst mogelijk is, voorziet de rechtbank met toepassing van artikel 8:72, derde lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht zelf in de zaak en bepaalt dat verweerder eiser dient toe te laten tot de nationale asielprocedure. Dit betekent ook dat verweerder eiser moet teruggeleiden vanuit Polen naar Nederland en wel per ommegaande gelet op de uitzettingspoging op 3 april 2025. Ter vermijding van ieder misverstand zal de rechtbank verweerder hiertoe ook een uitdrukkelijke opdracht geven.
7.2.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 907,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.814,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 26 januari 2025;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit en Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers asielaanvraag;
- draagt verweerder op om eiser per ommegaande terug te geleiden naar Nederland en eisers asielaanvraag in behandeling te nemen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Roubos, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F.P. van Brunschot, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013.
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
7.Zie onder meer het arrest van het Hof van 19 maart 2019, in de zaak Jawo tegen Duitsland, ECLI:EU:C:2019:218, rechtsoverwegingen 91-93.