Op 28 augustus 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de opvolgende asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de minister van Asiel en Migratie. Eiser heeft op 16 juni 2025 een asielaanvraag ingediend, maar deze is door de minister met het besluit van 25 juli 2025 afgewezen, omdat Polen verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser is het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld, waarbij hij verschillende beroepsgronden aanvoert.
De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag in stand kan blijven. De minister had geen uitstel voor het indienen van een zienswijze hoeven geven, en de rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft gesteld dat Polen verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft ook het interstatelijk vertrouwensbeginsel bevestigd, ondanks de zorgen over de situatie in Polen, en heeft geoordeeld dat de minister niet hoefde af te zien van de overdracht aan Polen op basis van de medische situatie van eiser.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister in het bestreden besluit een motiveringsgebrek heeft, maar omdat eiser inmiddels is geïnformeerd over het claimakkoord met Polen, is hij niet in zijn belangen geschaad. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,-.