ECLI:NL:RBDHA:2025:1582
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 9 december 2024 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk wordt geacht voor de behandeling van deze aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 24 december 2024 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde waren niet aanwezig.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. In dit geval heeft Nederland een verzoek om overname gedaan aan Frankrijk, dat is aanvaard. Eiser stelt dat de minister niet voldoende rekening heeft gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden, maar de rechtbank oordeelt dat het voornemen van de minister een aankondiging is van de beslissing en dat de minister in het bestreden besluit voldoende is ingegaan op de relevante elementen.
Eiser vreest voor indirect refoulement als hij naar Frankrijk wordt overgedragen, maar de rechtbank oordeelt dat er in een Dublinprocedure geen ruimte is voor het toetsen van dit risico, zolang het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is. De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiser niet slagen en dat de minister op de juiste wijze heeft gehandeld. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman en is openbaar gemaakt op 10 januari 2025.