ECLI:NL:RBDHA:2025:12662
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en verantwoordelijkheidscriteria onder de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 20 mei 2025, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar asielaanvraag beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag afgewezen op grond van de Dublinverordening, omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiseres betwist deze beslissing en voert aan dat niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan met betrekking tot Kroatië. De rechtbank volgt dit betoog niet en verwijst naar recente uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigen dat Kroatië in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van asielaanvragen.
De rechtbank overweegt dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres geen informatie heeft verstrekt die aantoont dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van haar aanvraag op basis van artikel 9 van de Dublinverordening. Eiseres heeft ook een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, maar de rechtbank verklaart het beroep ongegrond. De rechtbank concludeert dat de minister niet ten onrechte heeft geoordeeld dat de omstandigheden van eiseres niet voldoende bijzonder zijn om van de overdracht aan Kroatië af te zien. De rechtbank wijst erop dat de Dublinverordening niet bedoeld is als een route voor reguliere verblijfsvergunningen op basis van gezinsleven.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken van eiseres af. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen in hoger beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.