Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.ASSET MANAGEMENT COMPANY SLAVUTICH-INVEST te Zaporizja (Oekraïne),
FARM SYU ZHNYVA (in liquidatie), procederend in eigen naam, maar onder bewind van haar curator naar Oekraïens recht mevrouw Oksana Venska, woonplaats gekozen hebbende te Leiden,
1.De zaak in het kort
2.De procedure
- de conclusie van antwoord, met producties;
3.De feiten
the Commercial Court of Zaporizhzhia Regionin Oekraïne (hierna: de rechtbank Zaporizja) een procedure aanhangig gemaakt tegen de Russische Federatie (hierna: de Rusland-zaak). In die procedure is de Russische Federatie niet verschenen.
Dat geldt eveneens voor de stelling van Gazprom dat erkenning en tenuitvoerlegging in Nederland van het vonnis van 4 mei 2023 en het nog te wijzen vonnis in Zaporizja het beginsel van staatsimmuniteit zou doorkruisen. De voorzieningenrechter begrijpt de stelling van Gazprom aldus dat de Russische Federatie immuniteit van jurisdictie toekomt. In het vonnis van 4 mei 2023, dat bij verstek is gewezen, is ambtshalve de staatsimmuniteit beoordeeld. Kort gezegd oordeelde de Zaporizja rechtbank dat zij in dit geval bevoegd was in de zaak tegen de Russische Federatie en dat immuniteit van jurisdictie niet aan de orde was. Ook in de zaak tegen Gazprom is het, voor zover dat ambtshalve gebeurt, aan de Oekraïense rechter om te beoordelen of sprake is van immuniteit van jurisdictie en op voorhand kan niet worden gezegd dat die beoordeling niet naar behoren zal plaatsvinden. Van belang is voorts dat de Russische Federatie geen medegedaagde is in die zaak, maar wellicht alleen als belanghebbende partij betrokken is, zoals Slavutich aanvoert. In die zin is het nog maar de vraag of het immuniteitsbeginsel een rol zal spelen in die procedure.”
acta iure imperii), omdat het graanverlies van Zhnyva volgens de Oekraïense rechter een gevolg is van de militaire agressie door de Russische Federatie en de bezetting van gebieden in Oekraïne. Voor dit handelen komt de Russische Federatie immuniteit van jurisdictie toe. Indien Zhnyva om erkenning en tenuitvoerlegging van het Rusland-vonnis had verzocht, had de rechtbank zich bij gebreke van rechtsmacht onbevoegd moeten verklaren;
In het Gazprom-vonnis heeft de rechtbank Zaporizja vervolgens geoordeeld dat Gazprom c.s. naar Oekraïens recht kunnen worden aangemerkt als alter ego’s van de Russische Federatie en dat zij om die reden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade van Zhnyva waartoe de Russische Federatie in het Rusland-vonnis is veroordeeld. Hiertoe heeft de rechtbank Zaporizja met verwijzing naar een uitspraak van het Oekraïense Hooggerechtshof te Kyiv van 20 juli 2022 geoordeeld dat Gazprom en haar medegedaagden niet institutioneel onafhankelijk zijn van de Russische Federatie en als het ware fungeren als instrumenten van de Russische Federatie. Hierbij heeft de rechtbank Zaporizja verder overwogen dat de eigendommen van Gazprom c.s. en de Russische Federatie weliswaar formeel zijn gescheiden, maar dat dit onderscheid er in praktisch en economisch opzicht niet is. Daarnaast heeft de rechtbank Zaporizja overwogen dat niet ter zake doet of Gazprom c.s. hebben bijgedragen aan het plegen van de onrechtmatige daad, maar dat het voldoende is dat zij onderdeel uitmaakten van (de identiteit van) de Russische Federatie op het moment dat deze de onrechtmatige gedragingen beging.”
4.Het geschil
5.De beoordeling
acta iuri imperii(overheidshandelen) aan het ontstaan van de schade van Slavutich ten grondslag hebben gelegen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het evenwel niet aannemelijk te achten dat de door Slavutich aan de Russische Federatie verweten handelingen geen
acta iure imperiibetreffen. In het Rusland-vonnis (in de zaak van Slavutich) is aansprakelijkheid van de Russische Federatie gebaseerd op de militaire agressie door de Russische Federatie en de bezetting van gebieden in Oekraïne. Onder die omstandigheden kan het niet anders dan dat het verlies van de percelen door Slavutich te beschouwen is als een gevolg van militair optreden. Militair optreden is een typische overheidshandeling, die niet gelijk is te stellen aan een situatie waarin een staat op de voet van gelijkheid een rechtsbetrekking is aangegaan met een particulier of aan een geval waarin sprake is van een commerciële (overheids)activiteit, waarvoor geen immuniteit geldt. De voorzieningenrechter acht het daarom niet aannemelijk dat de rechtbank in de exequaturprocedure van Slavutich op dit punt tot een ander oordeel zal komen.