ECLI:NL:RBDHA:2025:9883

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juni 2025
Publicatiedatum
5 juni 2025
Zaaknummer
C/09/674766 / HA RK 24-584
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning en tenuitvoerlegging van een Oekraïens vonnis tegen Gazprom in verband met schadevergoeding door militaire agressie van de Russische Federatie

In deze zaak verzoekt de Oekraïense onderneming Zhnyva de Rechtbank Den Haag om erkenning en tenuitvoerlegging van een Oekraïens vonnis tegen Gazprom, dat is veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van ongeveer € 85 miljoen. Dit vonnis is gewezen door de rechtbank Zaporizja, die Gazprom als 'alter ego' van de Russische Federatie beschouwt. De rechtbank in Den Haag verklaart zich onbevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, omdat de immuniteit van jurisdictie van de Russische Federatie in het geding is. De rechtbank Zaporizja had eerder geoordeeld dat de Russische Federatie aansprakelijk is voor schade die Zhnyva heeft geleden door verlies van graan als gevolg van de militaire agressie van de Russische Federatie. De rechtbank in Den Haag oordeelt dat de immuniteit van jurisdictie ook geldt voor Gazprom, aangezien het vonnis tegen Gazprom is gebaseerd op de aansprakelijkheid van de Russische Federatie. De rechtbank concludeert dat erkenning van het Gazprom-vonnis in strijd zou zijn met het volkenrechtelijke uitgangspunt van soevereiniteit van de Russische Federatie. Zhnyva wordt in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team handel
zaak- / rekestnummer: C/09/674766 / HA RK 24-584
Beschikking van 5 juni 2025
in de zaak van
FARM SYU ZHNYVAte Odessa, Oekraïne,
verzoekster,
advocaat: mr. M.C. van Leyenhorst te Leiden,
tegen
GAZPROM INTERNATIONAL LIMITEDte Kaliningrad Oblast, Russische Federatie,
verweerster,
advocaat: mr. E.F. Kraaijeveld te Amsterdam.
Partijen worden hierna ‘Zhnyva’ en ‘Gazprom’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift, binnengekomen op 25 oktober 2024, met producties 1 tot en met 10;
- het verweerschrift met producties 1 tot en met 10;
- de akte overlegging producties van Gazprom met producties 11 tot en met 13;
- de door beide partijen overgelegde pleitnotities.
1.2.
Op 27 maart 2025 heeft de mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden. Namens Zhnyva waren aanwezig mrs. M.C. van Leyenhorst en W.J.L. de Clerck. Namens Gazprom waren aanwezig mrs. E.F. Kraaijeveld, J.H. Jung en J.Ph. de Korte en mevrouw [naam] (projectmanager Gazprom).
1.3.
De datum van beschikking is (nader) bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Zhnyva is een landbouwbedrijf in Oekraïne, dat zich bezighoudt met de inkoop, opslag en verkoop van graan, mais, zonnebloempitten en zaden (hierna gezamenlijk: graan). In het kader daarvan huurde zij in de Oekraïense steden Zaporizja en Kherson achttien silo’s voor de opslag van graan (hierna: de graansilo’s).
2.2.
De Russische Federatie houdt indirect aandelen in Gazprom: zij houdt aandelen in PSJC Gazprom. PSJC Gazprom is enig aandeelhouder van LLC Gazprom Capital (hierna: Gazprom Capital), die op haar beurt enig aandeelhouder van Gazprom is. Gazprom heeft verschillende vermogensbestanddelen in Nederland, waaronder aandelen in Wintershall Noordzee B.V. (hierna: Wintershall) en Gazprom International Projects B.V. (hierna: Gazprom International Projects).
2.3.
In het voorjaar van 2022 is de Russische Federatie een oorlog begonnen tegen Oekraïne, waarbij Zaporizja en Kherson zijn bezet door de Russische Federatie. Zhnyva heeft daarop de graansilo’s (moeten) verlaten. De in de graansilo’s aanwezige voorraden zijn verloren gegaan omdat die zijn geroofd dan wel bedorven (hierna ook: het graanverlies).
2.4.
Op 5 december 2022 is Zhnyva een procedure gestart tegen de Russische Federatie bij
the Commercial Court of Zaporizhzhia Regionin Oekraïne (hierna: de rechtbank Zaporizja). In die procedure heeft Zhnyva op grond van onrechtmatige daad een vergoeding gevorderd van de schade die zij heeft geleden door het graanverlies. In deze procedure is de Russische Federatie niet verschenen. In een uitvoerig gemotiveerd verstekvonnis van 2 februari 2023 (hierna: het Rusland-vonnis) heeft de rechtbank Zaporizja de Russische Federatie veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan Zhnyva van UAH (Oekraïense Hryvnia) 3.812.140.896,11 en proceskosten van UAH 567.795,47, in totaal gelijk aan (op het moment van indiening van het verzoekschrift) ongeveer € 85 miljoen. De rechtbank Zaporizja heeft overwogen dat (delen van) voorraden in de graansilo’s zijn gestolen door vertegenwoordigers van de bezetters (
the occupation forces) dan wel zijn bedorven nadat Zhnyva als gevolg van de bezetting het beheer en de controle over de graansilo’s is verloren. De rechtbank Zaporizja oordeelde dat daarmee een inbreuk is gemaakt op het eigendomsrecht van Zhnyva en dat de Russische Federatie op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk is voor de als gevolg daarvan opgetreden schade. Ten aanzien van het recht op immuniteit van jurisdictie van de Russische Federatie oordeelde de rechtbank Zaporizja dat de Russische Federatie naar Oekraïens recht geen immuniteit geniet in gevallen waarin een vergoeding wordt gevorderd voor schade die is ontstaan als gevolg van de (militaire) agressie van de Russische Federatie tegen Oekraïense burgers, nu de Russische Federatie de soevereiniteit van Oekraïne heeft geschonden. Om die reden komt de Russische Federatie naar het oordeel van de rechtbank Zaporizja geen beroep op immuniteit van jurisdictie toe. De rechtbank Zaporizja oordeelde verder dat het respecteren van het recht op immuniteit van de Russische Federatie in strijd zou zijn met het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en dat het handhaven van de immuniteit van de Russische Federatie onverenigbaar zou zijn met de internationale verplichtingen van Oekraïne inzake terrorismebestrijding.
2.5.
Op 5 juni 2024 heeft Zhnyva bij de rechtbank Zaporizja een vordering ingesteld tegen Gazprom, PSJC Gazprom en Gazprom Capital (tezamen te noemen: Gazprom c.s.), waarbij Zhnyva een schadevergoeding heeft gevorderd van UAH 3.812.708.691,58 (ongeveer € 85 miljoen). Zhnyva heeft zich in die procedure kort gezegd op het standpunt gesteld dat Gazprom c.s. kunnen worden vereenzelvigd met de Russische Federatie en om die reden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schuld van de Russische Federatie aan Zhnyva uit hoofde van het Rusland-vonnis. De Russische Federatie wordt in deze procedure aangemerkt als derde/belanghebbende aan de zijde van Gazprom c.s.
2.6.
Zhnyva heeft op 9 augustus 2024 van de voorzieningenrechter van deze rechtbank verlof gekregen om ten laste van Gazprom conservatoir beslag te leggen op de aandelen die Gazprom houdt in Wintershall en in Gazprom International Projects, en derdenbeslag onder Gazprom International Projects op dat wat deze vennootschap aan Gazprom verschuldigd is. [1]
2.7.
In de procedure tegen Gazprom c.s. heeft de rechtbank Zaporizja bij verstekvonnis van 27 augustus 2024 (hierna: het Gazprom-vonnis) de vordering van Zhnyva toegewezen en Gazprom c.s. hoofdelijk veroordeeld tot betaling aan Zhnyva van een schadevergoeding van UAH 3.812.708.691,58 (ongeveer € 85 miljoen). De rechtbank Zaporizja oordeelde daartoe dat Gazprom c.s. kunnen worden aangemerkt als alter ego’s van de Russische Federatie en om die reden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die Zhnyva heeft geleden als gevolg van de door de Russische Federatie gepleegde onrechtmatige daad beschreven in het Rusland-vonnis. In het Gazprom-vonnis heeft de rechtbank Zaporizja geen aandacht besteed aan (al of niet te respecteren) immuniteit van jurisdictie in relatie tot Gazprom c.s.
2.8.
Met betrekking tot de aansprakelijkheid van Gazprom c.s. heeft de rechtbank Zaporizja in het Gazprom-vonnis (volgens de beëdigde Engelse vertaling overgelegd door Zhnyva) onder meer het volgende overwogen:

In this case, the finding that the Defendants are alter-egos of the Russian State means that not only they are liable for the debt of the Russian State arising under the Decision on the Preliminary Issue, but that by virtue of being part of the Russian State, the Defendants are also part of the identity of the tortfeasor (…). For these purposes, it is entirely irrelevant whether or not the Defendants took an active – or any – part in the commission of the tort in question. (Just as if a tortfeasor was a physical person, it would have been irrelevant whether the tort was committed by that person’s left or right hand.)”

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Zhnyva verzoekt de rechtbank om het Gazprom-vonnis te erkennen en verlof te verlenen tot tenuitvoerlegging van het Gazprom-vonnis in Nederland, met veroordeling van Gazprom in de proceskosten.
3.2.
Aan haar verzoek legt Zhnyva samengevat ten grondslag dat het Gazprom-vonnis op grond van artikel 985 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in combinatie met het Verdrag betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van buitenlandse vonnissen in burgerlijke of handelszaken van 2 juli 2019 (Trb 2024, 42, hierna: het Erkenningsverdrag) voor erkenning en tenuitvoerlegging in Nederland in aanmerking komt. Het Erkenningsverdrag, waarbij Nederland en Oekraïne partij zijn, is van toepassing op het Gazprom-vonnis en een grond tot weigering is er niet, aldus Zhnyva. Zhnyva wenst de vermogensbestanddelen van Gazprom in Nederland uit te winnen.
3.3.
De conclusie van Gazprom strekt (primair) tot afwijzing van het verzoek. Subsidiair verzoekt Gazprom de rechtbank om de beschikking niet uitvoerbaar te verklaren bij toewijzing van het verzoek althans niet zonder voorafgaande zekerheidstelling door Zhnyva. In alle gevallen verzoekt Gazprom Zhnyva te veroordelen in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente. Gazprom voert daartoe onder meer aan dat het Erkenningsverdrag niet van toepassing is op het Rusland-vonnis en daarmee ook niet op het Gazprom-vonnis. Gazprom voert verder, voor zover hier van belang, aan dat de rechtbank geen rechtsmacht heeft in verband met de aan de Russische Federatie toekomende immuniteit van jurisdictie. Daarnaast is in de visie van Gazprom sprake van een (of meer) weigeringsgrond(en) in het Erkenningsverdrag.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Wanneer een beslissing van een rechter van een vreemde Staat in Nederland uitvoerbaar is krachtens een verdrag, kan deze beslissing pas in Nederland ten uitvoer worden gelegd na een daartoe verkregen rechterlijk verlof, ook wel exequatur genoemd, aldus artikel 985 Rv. Het Erkenningsverdrag is sinds 1 september 2023 van kracht in Nederland en in Oekraïne en maakt het mogelijk om in Oekraïne gewezen vonnissen in Nederland te erkennen en ten uitvoer te leggen.
Is het Erkenningsverdrag van toepassing op het Gazprom-vonnis?
4.2.
Op grond van artikel 16 van het Erkenningsverdrag is het verdrag van toepassing op de erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen indien op het tijdstip waarop de procedure in de staat van herkomst werd ingesteld, het verdrag tussen die staat en de aangezochte staat werking had. Voor de vraag of het Erkenningsverdrag temporeel van toepassing is op het Gazprom-vonnis moet daarom de datum van het instellen van de procedure die tot dat vonnis heeft geleid worden vastgesteld. Zhnyva is de procedure tegen Gazprom c.s. gestart op 5 juni 2024, dus ná inwerkingtreding van het Erkenningsverdrag in Nederland en Oekraïne. Dat betekent dat ervan moet worden uitgegaan dat het Erkenningsverdrag temporeel van toepassing is op het Gazprom-vonnis. Er is geen grond om, zoals Gazprom betoogt, voor de beoordeling van de temporele toepassing van het Erkenningsverdrag op het Gazprom-vonnis de datum aan te houden waarop de procedure tegen de Russische Federatie is gestart. De omstandigheid dat er een (nauwe) samenhang bestaat tussen het Gazprom-vonnis en het Rusland-vonnis, in het bijzonder de omstandigheid dat Gazprom c.s. aansprakelijk worden gehouden voor gedragingen die de Russische Federatie worden verweten en waarvoor deze aansprakelijk werd gehouden in het Rusland-vonnis, is daarvoor niet voldoende. Erkenning en tenuitvoerlegging van het Rusland-vonnis wordt hier immers niet gevraagd en het Gazprom-vonnis kan in beginsel - indien overigens aan de voorwaarden daarvoor wordt voldaan - los van het Rusland-vonnis zelfstandig erkend en tenuitvoergelegd worden. De samenhang tussen het Gazprom-vonnis en het Rusland-vonnis zal hierna nog aan de orde komen wanneer de staatsimmuniteit, waarop Gazprom (ook) een beroep heeft gedaan, aan de orde komt.
4.3.
Gazprom neemt het standpunt in dat het Gazprom-vonnis betrekking heeft op militair handelen van de Russische Federatie en dat dit handelen is uitgezonderd van het materiële toepassingsgebied van het Erkenningsverdrag. De rechtbank gaat er in het navolgende veronderstellenderwijs van uit dat het Erkenningsverdrag ook materieel van toepassing is. Dat betekent dat voorshands wordt aangenomen dat het Gazprom-vonnis een burgerlijke of handelszaak als bedoeld in artikel 1 lid 1 van het Erkenningsverdrag betreft. Of dit werkelijk zo is kan naar het oordeel van de rechtbank hier in het midden blijven. De vraag welk handelen centraal staat in het Gazprom-vonnis en hoe dat handelen moet worden gekwalificeerd, wordt namelijk hierna besproken in het kader van de beoordeling van het beroep van Gazprom op immuniteit van jurisdictie.
Relatie tussen het Rusland-vonnis en het Gazprom-vonnis
4.4.
In het Rusland-vonnis heeft de rechtbank Zaporizja geoordeeld dat de Russische Federatie aansprakelijk is voor de schade die Zhnyva heeft geleden door het graanverlies. In dit verband heeft de rechtbank Zaporizja geoordeeld dat de militaire agressie van de Russische Federatie en de bezetting van bepaalde gebieden in Oekraïne ertoe heeft geleid dat Zhnyva is beroofd van haar graan en dat zij geen toegang heeft gehad tot de graansilo’s, waardoor zij haar eigendomsrechten niet heeft kunnen uitoefenen. De rechtbank Zaporizja achtte verder bewezen dat (delen van) de in de graansilo’s aanwezige voorraden zijn geroofd door vertegenwoordigers van de Russische Federatie.
4.5.
In het Gazprom-vonnis heeft de rechtbank Zaporizja vervolgens geoordeeld dat Gazprom c.s. naar Oekraïens recht kunnen worden aangemerkt als alter ego’s van de Russische Federatie en dat zij om die reden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade van Zhnyva waartoe de Russische Federatie in het Rusland-vonnis is veroordeeld. Hiertoe heeft de rechtbank Zaporizja met verwijzing naar een uitspraak van het Oekraïense Hooggerechtshof te Kyiv van 20 juli 2022 [2] geoordeeld dat Gazprom en haar medegedaagden niet institutioneel onafhankelijk zijn van de Russische Federatie en als het ware fungeren als instrumenten van de Russische Federatie. Hierbij heeft de rechtbank Zaporizja verder overwogen dat de eigendommen van Gazprom c.s. en de Russische Federatie weliswaar formeel zijn gescheiden, maar dat dit onderscheid er in praktisch en economisch opzicht niet is. Daarnaast heeft de rechtbank Zaporizja overwogen dat niet ter zake doet of Gazprom c.s. hebben bijgedragen aan het plegen van de onrechtmatige daad, maar dat het voldoende is dat zij onderdeel uitmaakten van (de identiteit van) de Russische Federatie op het moment dat deze de onrechtmatige gedragingen beging.
Immuniteit van jurisdictie
4.6.
De schuld van Gazprom aan Zhnyva is naar het oordeel van de rechtbank Zaporizja onverbrekelijk verbonden met het door dezelfde rechtbank beoordeelde onrechtmatig handelen van de Russische Federatie jegens Zhnyva. Deze bijzondere omstandigheid roept de vraag op of deze rechtbank rechtsmacht heeft een oordeel te vellen dat ertoe kan leiden dat het vonnis gewezen tegen Gazprom in Nederland erkend en uitvoerbaar verklaard wordt. Anders geformuleerd: geldt immuniteit van jurisdictie in relatie tot de Russische Federatie – voor zover in dit geval van toepassing – niet evenzeer in relatie tot Gazprom, een – in de woorden van de rechtbank Zaporizja – alter ego van de Russische Federatie? Gazprom voert dat namelijk aan: ook zij kan zich beroepen op de immuniteit van jurisdictie.
4.7.
Op grond van het volkenrecht zijn nationale rechters in beginsel niet bevoegd om rechtsvorderingen tegen een vreemde staat en hun ambtsdragers te berechten. De wederzijdse onafhankelijkheid van staten verzet zich ertegen dat de ene soevereine staat tegen zijn wil wordt onderworpen aan de rechtsmacht van een andere soevereine staat. Indien aan die vreemde staat immuniteit van jurisdictie toekomt, heeft de Nederlandse rechter geen rechtsmacht en zal deze rechter zich onbevoegd verklaren. Dat volgt uit artikel 13a Wet Algemene Bepalingen. Op grond van Nederlands burgerlijk procesrecht is de Nederlandse rechter niet slechts bevoegd maar ambtshalve gehouden te onderzoeken of aan de vreemde staat immuniteit van jurisdictie toekomt. [3] Dat is niet anders in een exequaturprocedure. Ook dan dient de Nederlandse rechter, zo nodig ambtshalve, te onderzoeken of immuniteit van jurisdictie van een vreemde staat aan de orde is. In geval van immuniteit van jurisdictie staat artikel 13a Wet Algemene Bepalingen eraan in de weg dat de rechtbank rechtsmacht ontleent aan artikel 3, aanhef en onder c, Rv in verbinding met artikel 986 Rv. Dat de rechtbank hiertoe gehouden is, wordt bevestigd door het Internationaal Gerechtshof (IGH) in diens uitspraak van 3 februari 2012 [4] . Het IGH heeft toen geoordeeld dat Italië in strijd met haar volkenrechtelijke verplichtingen in een exequaturprocedure met betrekking tot in Griekenland gewezen vonnissen ten onrechte geen immuniteit had toegekend aan Duitsland. Kortom, in deze exequaturprocedure dient de rechtbank zich een eigen oordeel te vormen over (primair) de vraag of de immuniteit van de Russische Federatie in het geding is. De Nederlandse rechter kan het oordeel van de Oekraïense rechter over de (al of niet te respecteren) immuniteit van jurisdictie in het Rusland-vonnis dus niet zonder meer overnemen.
4.8.
Het voorgaande lijkt ook bevestigd te worden door de tekst van het Erkenningsverdrag, waar dit in artikel 2 lid 5 bepaalt dat het verdrag de immuniteiten van staten of van internationale organisaties ten aanzien van henzelf of van hun eigendommen onverlet laat. Dat bevestigt dat toepasselijkheid van het Erkenningsverdrag niet afdoet aan de volkenrechtelijke verplichting van de aangezochte staat om de immuniteit van vreemde staten, en aldus de rechtsmacht van de Nederlandse rechter, zelfstandig te onderzoeken.
Immuniteit van jurisdictie van de Russische Federatie in de Rusland-zaak
4.9.
Een vreemde staat komt uitsluitend een beroep op immuniteit van jurisdictie toe wanneer het gaat om handelingen die de staat verricht in de uitoefening van zijn overheidstaak (
acta iure imperii) en niet wanneer hij op de voet van gelijkheid rechtsbetrekkingen is aangegaan met particulieren (
acte iure gestionis), waarvan sprake is als een staat als privaatrechtelijk rechtssubject deelneemt aan het rechtsverkeer. Bij
acta iure imperiigaat het om ‘typische overheidshandelingen’. Het onderscheid tussen
acta iure imperiien
acta iure gestionismoet worden gezocht in de aard van de handeling en niet het doel daarvan. [5]
Is er ten aanzien van de Russische Federatie sprake van acta iure imperii?
4.10.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de aan de Russische Federatie verweten handelingen, waarvoor Gazprom hoofdelijk aansprakelijk gehouden wordt, aan te merken als handelingen die zijn verricht in de uitoefening van een overheidstaak. De rechtbank licht dat als volgt toe. In het Rusland-vonnis heeft de Oekraïense rechter geoordeeld dat de Russische Federatie onrechtmatig heeft gehandeld doordat zij de graansilo’s van Zhnyva onbeheerd heeft achtergelaten terwijl deze voor Zhnyva niet toegankelijk waren, wat heeft geleid tot plunderingen (door vertegenwoordigers van de Russische Federatie, en – wellicht – ook door derden) dan wel het vergaan van de producten van Zhnyva. Dit alles is naar het oordeel van de Oekraïense rechter een gevolg van de militaire agressie door de Russische Federatie en de bezetting van gebieden (zie 4.4). Daarbij heeft de Oekraïense rechter geoordeeld dat de militaire agressie maakt dat aan de Russische Federatie geen beroep toekomt op immuniteit van jurisdictie.
4.11.
Gelet op de nauwe relatie tussen de militaire agressie van de Russische Federatie en het graanverlies kunnen de handelingen die hebben geleid tot het graanverlies in redelijkheid niet anders worden gezien dan als overheidshandelen van de Russische Federatie. Hier is onmiskenbaar sprake van (de gevolgen van) militair optreden, en aldus kunnen de handelingen van de Russische Federatie niet worden beschouwd als handelen van de Russische Federatie op een wijze die is te beschouwen als het op de voet van gelijkheid rechtsbetrekkingen aangaan met een particulier. Dat de betrokkenheid van de Russische Federatie zelf bij het graanverlies door Gazprom (en de Russische Federatie) wordt ontkend, is hierbij niet van belang.
Tussenconclusie
4.12.
Aangezien de in het Rusland-vonnis aan de Russische Federatie verweten gedragingen naar het volkenrecht moeten worden beschouwd als overheidshandelen (
acta iure imperii), komt de Russische Federatie die voor de civiele rechter van een vreemde staat hiervoor ter verantwoording wordt geroepen immuniteit van jurisdictie toe. Indien Zhnyva om erkenning en tenuitvoerlegging van het Rusland-vonnis had verzocht, had de rechtbank zich bij gebreke van rechtsmacht onbevoegd moeten verklaren.
De rechtbank zal hierna ingaan op de vraag wat dit betekent voor de erkenning en tenuitvoerlegging van het Gazprom-vonnis.
Immuniteit van jurisdictie van de Russische Federatie en de positie van Gazprom
4.13.
De verplichting van staten (en daarmee de rechtbank) om staatssoevereiniteit te respecteren en te effectueren en dus te voorkomen dat zij rechtsmacht over een andere staat uitoefenen geldt ook in gevallen waarin de vreemde staat geen partij is bij de procedure, maar de immuniteit van jurisdictie van die staat wel in het geding is. [6]
4.14.
Hoewel in deze procedure niet om een verlof strekkende tot erkenning en tenuitvoerlegging van het Rusland-vonnis wordt verzocht maar van het Gazprom-vonnis, bestaat er tussen de beide vonnissen onmiskenbaar een nauwe samenhang, zoals hiervoor al aan de orde kwam. Gazprom c.s. zijn louter op grond van vereenzelviging (ook) veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding tot betaling waarvan de Russische Federatie wegens haar (toegerekende) gedragingen in het Rusland-vonnis is veroordeeld. In de procedure die heeft geleid tot het Gazprom-vonnis is de Russische Federatie aangemerkt als belanghebbende, klaarblijkelijk vanwege de vereenzelviging die de rechtbank Zaporizja aanwezig achtte, waardoor een beoordeling van eigen gedragingen van Gazprom niet (meer) aan de orde was. Of Gazprom c.s. zelf, door tussenkomst van eigen functionarissen een (actieve) bijdrage aan het onrechtmatig handelen hebben geleverd was kennelijk niet relevant.
Omdat Gazprom gezien wordt als één met de Russische Federatie en de veroordeling van Gazprom volledig is gebaseerd op de veroordeling van de Russische Federatie in het Rusland-vonnis, komt de rechtbank tot het oordeel dat erkenning van het Gazprom-vonnis in Nederland op gespannen voet staat met het volkenrechtelijke uitgangspunt van soevereiniteit van de Russische Federatie. In dit licht is het niet noodzakelijk dat Gazprom aantoont dat zij (ook) naar Nederlands recht een instrument of onderdeel is van de Russische Federatie.
4.15.
Nu de immuniteit van jurisdictie van de Russische Federatie in het geding is, is de rechtbank gehouden om het recht op immuniteit van de jurisdictie van de Russische Federatie te respecteren omdat Gazprom door de rechtbank Zaporizja is aangemerkt als instrument, als alter ego, van de Russische Federatie en om die reden – en om die reden alleen – is veroordeeld tot vergoeding van door de Russische Federatie veroorzaakte schade. Er is geen reden om aan te nemen dat de Russische Federatie van haar recht op immuniteit afstand heeft gedaan.
4.16.
In artikel 12 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de immuniteit van rechtsmacht van staten en hun eigendommen (Trb 2010, 272, hierna: VN-Verdrag) is een uitzondering opgenomen op de regel van immuniteit van jurisdictie. Dat verdrag is nog niet in werking getreden. Er wordt wel aangenomen dat de verdragsbepalingen deels een codificatie van internationaal gewoonterecht behelzen. Of artikel 12 VN-Verdrag (reeds nu geldend) internationaal gewoonterecht behelst is onzeker. Voor zover daarvan wel zou moeten worden uitgegaan, verschaft deze regel in dit geval geen uitzondering op het recht op immuniteit van jurisdictie van de Russische Federatie ten overstaan van de Nederlandse rechter, omdat die uitzondering volgens de tekst van artikel 12 VN-Verdrag alleen geldt voor gerechten van de staat waarin de onrechtmatige gedragingen hebben plaatsgevonden.
Conclusie en proceskosten
4.17.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de rechtbank zich ook in dit geval – waarin de Russische Federatie niet direct betrokken is bij het verzoek tot erkenning – onbevoegd moet verklaren bij gebreke van rechtsmacht. Aan de overige verweren van Gazprom komt de rechtbank niet toe.
4.18.
Zhnyva is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Gazprom worden begroot op:
  • griffierecht € 160,00
  • salaris advocaat € 1.228,00 (2 punten × tarief € 614,00)
  • nakosten
Totaal € 1.566,00
4.19.
De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het verzoek van Zhnyva;
5.2.
veroordeelt Zhnyva in de proceskosten van € 1.566,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Zhnyva niet tijdig aan de veroordeling voldoet en deze beschikking daarna wordt betekend, dan moet Zhnyva € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
5.3.
veroordeelt Zhnyva in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
5.4.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2025.
type: 3151

Voetnoten

1.Gazprom betwist dat op 12 augustus 2024 rechtsgeldig beslag is gelegd omdat tot op heden geen rechtsgeldige betekening van de beslagstukken aan Gazprom zou hebben plaatsgevonden.
2.Hooggerechtshof Oekraïne, Kyiv, 20 juli 2022, zaaknummer 910/4210/20 (Prominvestbank).
3.Hoge Raad 1 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3054.
4.Jurisdictional Immunities of the State (Germany c. Italy: Greece intervening), Judgment, I.C.J. Reports 2012, p. 99.
5.Hoge Raad 28 mei 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC0974 en Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 23 juli 2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:2380.
6.Zo ook Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 23 juli 2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:2380, r.o. 3.8.1.