Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser
de minister van Asiel en Migratie, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
Op 31 januari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een Syrische nationaliteit hebbende persoon, zijn asielaanvraag had ingediend op 1 november 2024. De minister van Asiel en Migratie, als verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van het feit dat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag, zoals bepaald in de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij overdracht aan Bulgarije een reëel risico loopt op onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank wijst erop dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, wat inhoudt dat men ervan uitgaat dat andere lidstaten hun internationale verplichtingen nakomen. Eiser heeft aangevoerd dat Bulgarije niet in staat is om hem adequate opvang te bieden, maar de rechtbank oordeelt dat de zorgen die eiser heeft niet voldoende zijn om het interstatelijk vertrouwensbeginsel te weerleggen. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigen dat Bulgarije in het algemeen aan zijn verplichtingen voldoet.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen binnen zes weken na verzending van de uitspraak.