ECLI:NL:RBDHA:2025:1171
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Syrische statushouder met internationale bescherming in Bulgarije
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 31 januari 2025, wordt het beroep van eiser, een Syrische statushouder, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 4 december 2024 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser al internationale bescherming geniet in Bulgarije. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 21 januari 2025 heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen, terwijl eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden.
De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag van eiser terecht is. Eiser heeft onvoldoende aangetoond dat terugkeer naar Bulgarije in strijd zou zijn met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest. De rechtbank stelt vast dat eiser, die in 2020 uit Syrië is gevlucht, in Bulgarije internationale bescherming heeft gekregen en dat hij een zodanige band met Bulgarije heeft dat het redelijk is om daar terug te keren. De rechtbank wijst erop dat de minister mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat inhoudt dat Bulgarije zijn internationale verplichtingen naleeft.
Eiser heeft aangevoerd dat de omstandigheden voor statushouders in Bulgarije slecht zijn en dat hij persoonlijk onder erbarmelijke omstandigheden heeft geleefd. Echter, de rechtbank concludeert dat eiser niet heeft aangetoond dat hij in Bulgarije in een situatie van materiële deprivatie terecht zal komen. De rechtbank wijst erop dat de minister voldoende gemotiveerd heeft dat er voldaan is aan de vereisten uit de Vreemdelingenwet en het Vreemdelingenbesluit. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft en eiser moet terugkeren naar Bulgarije.