ECLI:NL:RVS:2024:650
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 15 februari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van twee vreemdelingen tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de niet-ontvankelijk verklaring van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, welke op 7 november 2023 werd genomen. De rechtbank had op 27 december 2023 het beroep van de vreemdelingen ongegrond verklaard, waarna zij hoger beroep instelden, vertegenwoordigd door mr. D. de Vries, advocaat te Leeuwarden.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. De rechtsvragen die aan de orde zijn, zijn eerder door de Afdeling beantwoord, en het hoger beroep biedt geen aanleiding om hier anders over te oordelen.
De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De beslissing werd vastgesteld door mr. J.M. Willems, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier. De uitspraak is openbaar gedaan op 15 februari 2024.