uitspraak
Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL25.20464
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V-nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. D.W.M. van Erp),
de Minister van Asiel en Migratie, de minister (gemachtigde: mr. M. Berkelmans).
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit tot het verlengen van de overdrachtstermijn aan Zweden. De minister heeft met het bestreden besluit (de brief van 28 april 2025) de overdrachtstermijn tot achttien maanden verlengd.
1.1 Eiseres heeft op 2 mei 2025 beroep ingesteld. De rechtbank heeft dit beroep op 20 mei 2025 op zitting behandeld en aangehouden.
1.2 Verweerder heeft op 21 mei 2025 gereageerd met een nadere toelichting op het besluit van 28 april 2025. Eiseres heeft op 30 mei 2025 aanvullende gronden van beroep ingediend
.
1.3 De rechtbank heeft het beroep op 3 juni 2025 op zitting voortgezet. Eiseres is verschenen, bijgestaan door D. van Elp, kantoorgenoot van gemachtigde. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit tot het verlengen van de overdrachtstermijn vanwege onderduiken. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en het bestreden besluit in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Eiseres voert aan dat de minister in het bestreden besluit niet heeft onderbouwd waarom sprake is van onderduiken. Gelet op de uitspraak van de rechtbank Den Haag,
zittingsplaats Groningen, van 10 oktober 2024¹ is de minister hiertoe wel toe gehouden. Eisers meent dat van onderduiken geen sprake is, zij stelt zich niet doelbewust buiten het bereik van de autoriteiten om overdracht in het kader van de Dublinprocedure te voorkomen. Dit blijkt ook uit een brief die eiseres heeft overgelegd van 22 april 2025.
Hieruit volgt dat eiseres zich op 17 april 2025 heeft gemeld, al dan niet op de voorgeschreven wijze.
6. De minister stelt zich op het standpunt dat sprake is van onderduiken. Hij licht dit toe in de brief van 21 mei 2025. Eiseres is op 10 december 2024 niet verschenen bij het ophaalmoment voor de geplande overdracht. Er is driemaal gepoogd eiseres in bewaring te stellen tijdens haar meldplicht, maar dit is niet gelukt. Op 9 januari 2025 en 10 april 2025 was eiseres niet aanwezig op haar kamer en op 27 maart 2025 is eiseres weggerend tijdens haar meldplicht. Ook tijdens de meldplicht van 3 april 2025 is eiseres weggerend. Diezelfde dag kreeg zij een vordering om in persoon te verschijnen bij het vertrekgesprek op 14 april 2025. Eiseres heeft hier niet aan voldaan. Het vertrekgesprek op 7 april 2025 is niet doorgegaan omdat eiseres ziek was. Het vertrekgesprek is verzet naar 10 april 2025, maar ook toen was eiseres ziek. Het vertrekgesprek is wederom verzet, dit keer naar 17 april 2025. Eiseres verscheen wederom niet bij deze afspraak. Tijdens haar meldplicht op 17 april 2025 is eiseres wederom weggerend, nadat zij de rij voorbij was gelopen en haar pasje op de balie had gegooid. Door het gedrag van eiseres is er geen gelegenheid geweest om aan haar het standaardformulier Tijdelijk Buiten Bereik Autoriteiten (TBBA) uit te reiken. Op het meldmoment van 24 april 2025 is eiseres opnieuw weggerend nadat haar werd medegedeeld dat iemand haar wilde spreken. Op diezelfde dag heeft een kamercontrole plaatsgevonden, waarbij geen persoonlijke spullen van eiseres zijn aangetroffen en is eiseres MOB (met onbekende bestemming) gemeld. Op basis van voren vermelde omstandigheden heeft de minister zich op het standpunt gesteld dat eiseres zich doelbewust buiten het bereik van de autoriteiten heeft gehouden om overdracht te voorkomen. De overdrachtstermijn is volgens de minister op juiste gronden verlengd.
7. Eiseres voert in haar aanvullende gronden als reactie op de brief van 21 mei 2025 aan dat geen sprake is van onderduiken. Eiseres is niet voor haar overdracht op 10 december 2024 verschenen, omdat zij ziek was en daardoor op haar kamer heeft gewacht totdat zij werd opgehaald voor de overdracht. Op 9 januari en 2025 en 10 april 2025 was zij niet op haar kamer, omdat zij geen bezoek verwachtte en niet verplicht is om op haar kamer te blijven. Zij was tijdens het eerste bezoek hardlopen en tijdens het tweede bezoek boodschappen doen. Op 27 maart 2025 en 3 april 2025 is zij weggegaan omdat zij geen afspraak met DT&V had doorgekregen van haar contactpersoon. Voor de vertrekgesprekken in april 2025 heeft eiseres zichzelf afgemeld omdat zij ziek was. Die maand is zij wel op haar meldplicht verschenen. Op 24 april 2025 heeft eiseres zich ook gemeld. Zij mocht op de plek van iemand anders in de rij omdat zij haast had. Eiseres is vertrokken zonder haar pas omdat de medewerker geen stempel zette en de pas niet teruggaf. Bij de kamercontrole lagen er wel degelijk spullen van eiseres op haar kamer. Toen zij die avond terugkwam op haar kamer lag alles er nog. Eiseres stelt zich dan ook op het standpunt dat zij op 24 april 2025 niet is ondergedoken. Het niet aantreffen van eiseres bij een kamercontrole is niet genoeg voor een MOB-melding. Om zich beschikbaar te houden voor een overdracht hoeft eiseres niet 24/7 op haar kamer te verblijven en steeds te melden wanneer zij haar kamer verlaat, wat zij gaat doen en hoe laat zij terugkeert. Eiseres verwijst hierbij naar de uitspraak