In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 5 juni 2025, wordt het beroep van eiser, een vreemdeling met de Bengalese nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn verzoek tot opheffing van een terugkeerbesluit en de bijbehorende SIS-signalering behandeld. Eiser had eerder een verblijfsvergunning voor studie in Nederland, maar deze werd ingetrokken omdat hij was afgemeld door zijn onderwijsinstelling. Eiser heeft vervolgens bezwaar aangetekend tegen het terugkeerbesluit en verzocht om verwijdering van de SIS-signalering, met de stelling dat hij rechtmatig verblijf in Portugal heeft. De rechtbank oordeelt dat het aan eiser is om dit rechtmatig verblijf aan te tonen, wat hij niet heeft gedaan. De rechtbank verwijst naar jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is vastgesteld dat een gedoogstatus geen wettelijk verblijfsrecht is. Eiser heeft documenten overgelegd die volgens de rechtbank onvoldoende bewijs leveren voor rechtmatig verblijf. De rechtbank concludeert dat verweerder geen aanleiding had om het terugkeerbesluit op te heffen en de SIS-signalering te verwijderen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft afgezien van het horen in bezwaar, omdat er geen nieuwe feiten zijn ingediend die tot een ander besluit hadden kunnen leiden.