Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
manifestação de interesse. Eiser heeft daarom geen bezwaren meer tegen het intrekken van zijn verblijfsvergunning. Wel is hij het oneens met het opgelegde terugkeerbesluit en de daaruit voortvloeiende SIS-signalering. Eiser was ten tijde van het primaire besluit namelijk niet meer in Nederland, waardoor verweerder hem geen terugkeerbesluit kon opleggen. Dit volgt uit artikel 6, eerste lid, van de Terugkeerrichtlijn en verschillende passages in het Terugkeerhandboek. [1] Ter onderbouwing heeft eiser een bewijs van inschrijving bij de gemeente in Portugal, arbeidsovereenkomsten en loonspecificaties, een aanvraag tot een verblijfsvergunning in Portugal, een bewijs van binnenkomst in Portugal van 15 maart 2022 en een uitschrijving uit de BRP [2] overgelegd. Verweerder stelt ten onrechte dat eiser hiermee niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Portugal verbleef ten tijde van het nemen van het terugkeerbesluit. Verweerder heeft bovendien ten onrechte niet onderzocht of eiser rechtmatig verblijf heeft in een andere lidstaat in de zin van artikel 6, tweede lid, van de Terugkeerrichtlijn. Dit dient verweerder te onderzoeken alvorens hij een terugkeerbesluit neemt. Het terugkeerbesluit en de SIS-signalering zijn daarom onrechtmatig. Daarnaast is de SIS-signalering ook onevenredig, omdat dit een reden voor de Portugese autoriteiten kan zijn om eisers verblijfsaanvraag te weigeren. Ook wordt de doelstelling van de Verordening 2018/1860 [3] niet verwezenlijkt met de signalering. Deze doelstelling is immers het toezicht op de naleving van de terugkeerverplichting. Tot slot had verweerder zich op grond van artikel 21 van de Verordening 2018/1861 [4] voorafgaand aan de SIS-signalering moeten beraden of de signalering gerechtvaardigd wordt door de gepastheid, de relevantie en het belang van de zaak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gericht tegen het besluit van 19 oktober 2023 ongegrond;
- verklaart het beroep gericht tegen het besluit van 22 april 2024 gegrond;
- vernietigt het besluit van 22 april 2024;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750.