ECLI:NL:RBDHA:2024:9890
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Buiten behandeling stelling aanvraag verblijfsvergunning regulier voor medische behandeling
Op 25 juni 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een vreemdeling die een aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor het verblijfsdoel 'medische behandeling' had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag op 17 juli 2023 buiten behandeling gesteld, omdat de vreemdeling de leges van € 1.139,- niet had betaald en geen legesvrijstelling had aangevraagd. De vreemdeling stelde dat hij onvermogend was en dat de staatssecretaris ten onrechte niet had getoetst aan artikel 8 van het EVRM, dat het recht op respect voor privéleven waarborgt.
De rechtbank heeft op 2 april 2024 de zaak behandeld en geoordeeld dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom de leges niet konden worden kwijtgescholden. De rechtbank oordeelde dat de vreemdeling niet had aangetoond dat hij onvermogend was, maar dat de staatssecretaris ook niet had beoordeeld of de legesheffing in strijd was met artikel 8 van het EVRM. Dit leidde tot een motiveringsgebrek in het besluit van de staatssecretaris.
De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 1.750,- werden vastgesteld. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.