ECLI:NL:RBDHA:2024:9687
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag en de toepassing van het interstatelijk vertrouwensbeginsel bij Dublin-overdracht naar Kroatië
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen op basis van de Dublinverordening, waarbij Kroatië als verantwoordelijk land is aangewezen. Eiser heeft verzocht om een voorlopige voorziening, die op 15 december 2023 is toegewezen, met de bepaling dat hij niet mag worden overgedragen aan Kroatië totdat op het beroep is beslist.
De rechtbank heeft op 7 juni 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft aangevoerd dat er geen vertrouwen kan worden gesteld in de behandeling van zijn aanvraag in Kroatië, verwijzend naar mishandelingen en pushbacks. De rechtbank oordeelt echter dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat eiser een reëel risico loopt op een onmenselijke of vernederende behandeling na overdracht aan Kroatië.
De rechtbank verwijst naar recente rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigt dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is op Kroatië. Eiser heeft geen nieuwe, relevante informatie gepresenteerd die zou rechtvaardigen dat van dit beginsel moet worden afgeweken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de aanvraag van eiser niet in behandeling wordt genomen en dat hij geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt op 18 juni 2024.