ECLI:NL:RBDHA:2024:9016
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het bestreden besluit van de staatssecretaris inzake de asielaanvraag van eiseres met betrekking tot Roemenië en het interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd niet in behandeling genomen omdat Roemenië als verantwoordelijk land werd aangemerkt op basis van de Dublinverordening. De rechtbank behandelt het beroep op 14 mei 2024, maar de zitting wordt geschorst wegens het ontbreken van een tolk. Op 24 mei 2024 vindt een tweede zitting plaats.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het besluit van de staatssecretaris in stand blijft. De staatssecretaris had geen aanleiding om af te wijken van de overdracht aan Roemenië, aangezien er geen aanwijzingen zijn dat de Roemeense autoriteiten hun internationale verplichtingen niet nakomen. Eiseres voert aan dat zij te maken heeft gehad met pushbacks en andere onrechtmatige behandelingen in Roemenië, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich terecht op het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft gebaseerd. De rechtbank concludeert dat er geen reëel risico is voor eiseres bij een overdracht naar Roemenië.
Eiseres heeft ook aangevoerd dat haar zwangerschap een reden zou moeten zijn om haar asielaanvraag in Nederland te behandelen. De rechtbank oordeelt echter dat de zwangerschap op zich niet voldoende is om af te wijken van de Dublinverordening. De rechtbank benadrukt dat de staatssecretaris de persoonlijke omstandigheden van eiseres voldoende heeft meegewogen in zijn besluit. Uiteindelijk blijft de beslissing van de staatssecretaris om de aanvraag niet in behandeling te nemen in stand, en eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding.