In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel is opgelegd op 15 februari 2024 op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft verzocht om schadevergoeding en de rechtbank heeft eerder de maatregel drie keer getoetst. De rechtbank heeft het vooronderzoek op 28 mei 2024 gesloten en bepaald dat de zaak niet op een zitting zal worden behandeld.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft een terugkeerbesluit genomen, maar eiser betoogt dat dit besluit niet langer geldig is. De rechtbank stelt vast dat de maatregel van bewaring in eerste instantie gegrond was op een terugkeerbesluit van 11 mei 2023, waarin Algerije als land van terugkeer is vermeld. Eiser kan echter niet aantonen dat hij de Algerijnse nationaliteit heeft, en de staatssecretaris heeft de mogelijkheid opengehouden dat eiser naar Algerije kan terugkeren.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris tijdig heeft gehandeld door een nieuw terugkeerbesluit uit te vaardigen, waarin Marokko als land van terugkeer is vermeld. Eiser's argumenten over de onjuistheid van de terugkeerbesluiten worden verworpen, omdat de rechtmatigheid van deze besluiten niet ter beoordeling ligt in het beroep tegen de maatregel van bewaring. De rechtbank concludeert dat er geen gronden zijn om te oordelen dat de rechtmatigheidsvoorwaarden voor het voortduren van de maatregel niet zijn voldaan. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.