Op 4 maart 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de maatregel van bewaring van een eiser, die in beroep ging tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 15 februari 2024 de maatregel van bewaring opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, heeft zijn beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Tijdens de zitting op 27 februari 2024 is de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep ongegrond is en dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig is. De staatssecretaris heeft tijdens de zitting aangegeven dat er sinds half 2023 weer zicht op uitzetting naar Algerije is, wat door de rechtbank als voldoende werd beschouwd. Eiser betwistte de gegevens over de uitzettingen, maar de rechtbank kon hem hierin niet volgen, aangezien de staatssecretaris voldoende bewijs had geleverd dat er zicht op uitzetting bestaat, ook voor vreemdelingen zonder identiteitsbewijs. De rechtbank concludeert dat er geen grond is om te oordelen dat de rechtmatigheidsvoorwaarden voor de maatregel niet zijn voldaan.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.