ECLI:NL:RBDHA:2024:824

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 januari 2024
Publicatiedatum
25 januari 2024
Zaaknummer
NL23.38361
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 22 januari 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 6 december 2023 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep samen met een andere zaak behandeld op 12 januari 2024, waarbij de gemachtigden van zowel eiser als de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat Spanje kan worden beschouwd als verantwoordelijk voor de asielaanvraag van eiser, op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser heeft betoogd dat hij in Spanje geen asielaanvraag heeft ingediend en dat hij onder dwang zijn vingerafdrukken heeft moeten afgeven. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat Spanje zijn internationale verplichtingen niet nakomt. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris terecht heeft gesteld dat de Europese richtlijnen van toepassing zijn op de opvangomstandigheden in Spanje en dat eiser de mogelijkheid heeft om klachten in te dienen bij de Spaanse autoriteiten.

Daarnaast heeft eiser aangevoerd dat de staatssecretaris zijn asielaanvraag onverplicht had moeten behandelen op basis van artikel 17 van de Dublinverordening, vanwege bijzondere individuele omstandigheden. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet ten onrechte geen aanleiding heeft gezien om de aanvraag onverplicht in behandeling te nemen, omdat eiser niet heeft onderbouwd dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die een overdracht aan Spanje van onevenredige hardheid zouden getuigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.38361

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 januari 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. E.G. Grigorjan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. S. Azzaoui).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 6 december 2023 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep samen met zaaknummer NL23.38362 op 12 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser (telefonisch) en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden die eiser heeft aangevoerd.
2.1.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
3. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om overname gedaan. Spanje heeft dit verzoek aanvaard.
Kan de staatssecretaris ten aanzien van Spanje uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
4. Eiser betoogt dat de staatssecretaris ten aanzien van Spanje in zijn situatie niet kan uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Hiertoe overweegt eiser dat hij in Spanje geen asielaanvraag heeft ingediend. Hij heeft twee dagen in detentie doorgebracht en slechts onder dwang zijn vingerafdrukken afgegeven. Eiser is vastgehouden en onjuist geïnformeerd over de werking van de Dublinverordening en de invloed van het afgeven van zijn vingerafdrukken. Dit terwijl hij duidelijk zijn wens kenbaar heeft gemaakt om naar Nederland te vertrekken, waar vrienden en familie wonen. Het was voor eiser niet duidelijk dat hij vervolgens weer terug zou worden gestuurd naar Spanje. Hij verkeerde in de veronderstelling dat hij zonder problemen en tegenwerping van de Dublinverordening door zou kunnen reizen. Eiser heeft een onprettige ervaring met de opvangomstandigheden in Spanje, hij voelde zich niet veilig, onder dwang gezet en voorgelogen, mede door zijn verblijf in detentie. Hij heeft evenmin toegang gehad tot een tolk die hem kon uitleggen wat zijn rechten en plichten zijn. Daarnaast vreest eiser bij terugkeer naar Spanje dat de opvangvoorzieningen ontoereikend zullen zijn. Veel vluchtelingen in Spanje zijn dakloos, hetgeen in strijd is met de Opvangrichtlijn. Ook Dublinclaimanten worden ondanks een instructie om dit niet te doen uitgesloten van opvang. Verder ondervinden Dublinclaimanten problemen bij de toegang tot de asielprocedure bij terugkeer. [2]
Toetsingskader
4.1.
Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag de staatssecretaris in beginsel ervan uitgaan dat Spanje zijn verdragsverplichtingen nakomt. Het is daarom aan eiser om het vermoeden dat Spanje niet aan zijn internationale verplichtingen voldoet aan de hand van objectieve aanknopingspunten te weerleggen. Daarbij komt dat wanneer een vreemdeling de structurele tekortkomingen aannemelijk heeft gemaakt, die tekortkomingen een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid moeten bereiken om te concluderen dat er sprake is van schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest. [3]
Oordeel van de rechtbank
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank stelt de staatssecretaris zich terecht op het standpunt dat ten aanzien van Spanje mag worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit uitgangspunt heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) meermaals bevestigd. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de staatssecretaris op de zitting verwezen naar een tweetal Afdelingsuitspraken van 27 januari 2023 en 24 juli 2023. [4] De rechtbank stelt vast dat dit andere uitspraken betreffen dan de uitspraken waarnaar de staatssecretaris heeft verwezen in het bestreden besluit, omdat die uitspraken zien op de vraag of er ten aanzien van Frankrijk van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. [5] De staatssecretaris heeft op de zitting bevestigd dat het om een verschrijving gaat. De staatssecretaris heeft de motivering vervolgens mondeling verbeterd en aangevuld met de juiste uitspraakverwijzingen.
Gelet op het uitgangspunt dat ten aanzien van Spanje van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, ligt het op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat er sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen van de asielprocedure en de opvangvoorzieningen, zodat er niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eiser moet zogezegd het tegendeel aannemelijk maken. Nu eiser zijn betoog niet met nadere verklaringen of stukken heeft onderbouwd, is hij hier naar het oordeel van de rechtbank niet in geslaagd.
4.3.
Het betoog van eiser dat hij gedwongen zijn vingerafdrukken heeft moeten afgeven, maakt namelijk niet dat er ten aanzien van Spanje niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Uit artikel 14 van Verordening EU 603/2013 volgt dat de lidstaten verplicht zijn om illegale vreemdelingen die het grondgebied van de lidstaten binnenkomen te registreren. Uit het Eurodac-resultaat volgt dat eiser in ieder geval zijn vingerafdrukken heeft afgestaan, de stelling van eiser dat dit onder dwang is gebeurd verandert dit feit niet. Uit het Eurodac-resultaat en de bevestiging van eiser in de beroepsgronden volgt weliswaar niet dat eiser een asielaanvraag heeft ingediend. Dit betekent echter niet dat het Eurodac-resultaat onjuist is of dat de verantwoordelijkheid tot beoordeling bij het indienen van een (toekomstige) asielaanvraag door Spanje niet vaststaat. De Spaanse autoriteiten hebben het verzoek om overname geaccepteerd. [6] Hiermee garandeert Spanje dat eiser bij terugkeer een asielverzoek kan indienen en dat dit verzoek in behandeling wordt genomen. Het betoog van eiser op de zitting dat Dublinclaimanten in de praktijk lang moeten wachten voordat zij een asielaanvraag kunnen indienen en in niemandsland verblijven slaagt gelet op het bovenstaande en bij een gebrek aan onderbouwing niet. Daarnaast is van belang dat de Opvangrichtlijn, de Kwalificatierichtlijn en de Procedurerichtlijn van toepassing zijn op de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Spanje. Indien Spanje volgens eiser handelt in strijd met de Europese richtlijnen of in het geval van zich voordoende problemen (wanneer hij in Spanje in de opvangvoorziening verblijft) ligt het op de weg van eiser om hierover te klagen bij de (hogere) Spaanse autoriteiten. Niet is gebleken dat deze mogelijkheid voor eiser niet bestaat of dat hij hier in Spanje gebruik van heeft gemaakt. Eiser heeft ook geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot klagen in het licht van zijn betoog dat zijn vingerafdrukken onder dwang zijn afgenomen en hij geen toegang had tot een tolk. Ook maken de verklaringen van eiser over de twee dagen die hij heeft doorgebracht in detentie niet dat hieruit volgt dat Spanje zijn internationale verdragsverplichtingen niet nakomt. Er is immers niet gebleken dat er sprake was van onrechtmatige detentie.
4.4.
Eiser betoogt daarnaast dat hij bij terugkeer naar Spanje vreest dat de opvangvoorzieningen ontoereikend zullen zijn en dat veel Dublinclaimanten worden uitgesloten van opvang. Hoewel uit het door eiser aangehaalde AIDA-rapport van april 2023 [7] en de voorgaande AIDA-rapporten weliswaar kan worden opgemaakt dat er sprake is van problemen in de opvang in Spanje, is niet gebleken dat deze problemen dusdanig zijn dat de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid gehaald wordt. De Afdeling heeft in de onder 4.2 genoemde uitspraak van 24 juli 2023 eveneens bevestigd dat uit het AIDA-rapport Update 2022 geen wezenlijk ander beeld volgt dan voorgaande uitspraken waarin de eerdere versies van het AIDA-rapport en de problemen in de opvangprocedure al zijn betrokken en waarbij de Afdeling tot de conclusie kwam dat ten aanzien van Spanje van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De staatssecretaris heeft zich daarnaast terecht op het standpunt gesteld dat de Europese richtlijnen - waaronder de Opvangrichtlijn- ook van toepassing zijn op de opvangomstandigheden in Spanje. Indien eiser in de Spaanse asielopvang te maken krijgt met problemen kan hij zich wenden tot de (hogere) Spaanse autoriteiten. Niet is gebleken dat deze mogelijkheid voor eiser niet bestaat.
Conclusie
4.5.
De staatssecretaris mag voor Spanje uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De beroepsgrond slaagt niet.
Had de staatssecretaris aanleiding moeten zien om toepassing te geven aan artikel 17 van de Dublinverordening?
5. Eiser betoogt dat de staatssecretaris zijn asielaanvraag onverplicht in behandeling moet nemen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. Er is in het geval van eiser sprake van bijzondere individuele omstandigheden waardoor de overdracht aan Spanje van onevenredige hardheid getuigt. Eiser wil in Nederland verblijven vanwege zijn familieleden en vrienden waar hij steun van ontvangt. Hij voert aan dat hij de gegevens van zijn neven – waaronder de neef in Nederland – bekend heeft gemaakt. De staatssecretaris heeft hier echter niet naar doorgevraagd. Daarnaast wil eiser graag bij zijn jeugdvrienden in Nederland verblijven. Zij zijn als broers voor hem en ondersteunen hem bij zijn (psychische) problemen. Hoewel zijn vrienden geen familie-of gezinsleden van eiser zijn betekenen zij in de praktijk heel veel voor hem. Eiser is juist vanwege deze personen naar Nederland gevlucht. In Spanje heeft hij geen (sociaal) netwerk.
5.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris niet ten onrechte geen aanleiding gezien om de aanvraag van eiser met toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening onverplicht aan zich te trekken vanwege bijzondere individuele omstandigheden. Allereerst heeft de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat eiser niet heeft onderbouwd dat er sprake is van dergelijke omstandigheden. In de gronden van beroep heeft eiser verklaard dat zijn neef inmiddels uit Nederland is vertrokken. Op de zitting heeft eiser verduidelijkt en toegelicht dat eiser meer familieleden in Nederland heeft, het gaat vermoedelijk om achterneven van eiser. Deze gestelde familiebanden zijn echter niet nader onderbouwd. Ook maakt het feit dat er familieleden van eiser in Nederland zouden verblijven niet dat er sprake is van zodanig bijzondere omstandigheden dat er van de overdracht aan Spanje moet worden afgezien. De staatssecretaris heeft hierin geen aanleiding hoeven zien om de aanvraag onverplicht in behandeling te nemen. Daarnaast heeft de staatssecretaris er terecht op gewezen dat de Dublinverordening erop is gericht om familieleden zoveel mogelijk bij elkaar te houden. Maar de Dublinverordening is niet bedoeld als route om op reguliere gronden verblijf bij een familielid in Nederland te verkrijgen. Bovendien heeft eiser in het aanmeldgehoor verklaard dat hij niet bij zijn familieleden wil verblijven. [8] Verder heeft eiser de band tussen hem en zijn vrienden niet nader toelicht of met documenten onderbouwd. Er is daarom niet gebleken dat eiser dusdanige steun van zijn vrienden ontvangt dat overdracht aan Spanje getuigt van onevenredige hardheid. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, rechter, in aanwezigheid van F. Metz, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.AIDA Update 2022: Country report Spain, pg. 65 en 98.
3.Arrest Jawo, ECLI:EU:C:2019:218, punten 91-93.
4.ABRvS 27 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:364 en ABRvS 24 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2822.
5.Pg. 3 van het bestreden besluit, ABRvS 21 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:816, ABRvS 16 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1256 en ABRvS 9 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:715.
6.Artikel 13, eerste lid, Dublinverordening.
7.AIDA Update 2022: Country report Spain, pg. 65 en 98.
8.Pg. 5 van het aanmeldgehoor.