In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 24 mei 2024, wordt het beroep van eiser tegen de maatregel van bewaring ongegrond verklaard. Eiser, een Algerijnse staatsburger, had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin hem op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000 de maatregel van bewaring was opgelegd. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 7 mei 2024, waarbij eiser via een beeldbelverbinding aanwezig was, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. S.B. Kleerekooper, en de gemachtigde van de staatssecretaris, mr. M. Weerman.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende voortvarend heeft gehandeld en dat er geen zicht op uitzetting naar Algerije ontbreekt. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris op 11 januari 2024 een beslissing heeft genomen op de asielaanvraag van eiser, waarbij deze kennelijk ongegrond is verklaard. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring rechtmatig is, ondanks de schending van de inspanningsverplichting door de staatssecretaris, omdat de belangen van de staatssecretaris bij de oplegging van de maatregel zwaarder wegen dan de ernst van de schending.
De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.