ECLI:NL:RBDHA:2024:7520

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 mei 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
NL24.12507
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Emaus - Visschers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening met betrekking tot Bulgarije

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 20 maart 2024 niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag. De rechtbank heeft op 17 april 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat Bulgarije verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser. Dit is gebaseerd op de Dublinverordening, die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. Eiser heeft aangevoerd dat de staatssecretaris ten onrechte uitgaat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat er ernstige tekortkomingen in de Bulgaarse asielprocedure en opvangvoorzieningen zouden zijn. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris zich op goede gronden op het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan baseren, gezien recente uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag in stand blijft en eiser aan Bulgarije mag worden overgedragen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.12507

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. Y. Izgi),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. R.R. de Groot).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 20 maart 2024 niet in behandeling genomen omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 17 april 2024, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit beroep, [1] op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. T. der Bedrosian als waarnemer van de gemachtigde van eiser, en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser, omdat Bulgarije verantwoordelijk zou zijn voor de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] In dit geval heeft Nederland bij Bulgarije een verzoek om terugname gedaan. Bulgarije heeft dit verzoek aanvaard.
Mag de staatssecretaris voor Bulgarije uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
5. Eiser stelt dat de staatssecretaris voor Bulgarije ten onrechte uitgaat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het uitgangspunt is weliswaar dat Dublinclaimanten over het algemeen geen risico lopen om slachtoffer te worden van pushbacks in Bulgarije en dat er geen aanknopingspunten zijn dat Dublinclaimanten bij terugkeer naar Bulgarije geen toegang tot opvang hebben, maar daarmee niet is gezegd dat van Bulgarije zonder meer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De staatssecretaris gaat er met dat standpunt namelijk aan voorbij dat er (andere) ernstige tekortkomingen in de Bulgaarse asielprocedure en opvangvoorzieningen bestaan. De Bulgaarse autoriteiten hebben eiser ten onrechte als een crimineel behandeld en hebben tegen alle (on)geschreven regelgeving in gehandeld. Eiser wijst er verder op dat de omstandigheden in de Bulgaarse opvang slecht en onhygiënisch zijn. [3] Eiser heeft over deze problematiek niet kunnen klagen bij de Bulgaarse autoriteiten, omdat diezelfde autoriteiten hem hebben mishandeld, zodat de staatssecretaris hem dat ten onrechte tegenwerpt. Gelet hierop had de staatssecretaris nader onderzoek moeten doen naar de situatie in Bulgarije.
5.1.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat voor Bulgarije in het algemeen mag worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. In recente uitspraken heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) zich nadrukkelijk uitgelaten over de situatie in de Bulgaarse opvang en daarin ook het door eiser aangehaalde Country Report: Bulgaria 2022 Update betrokken. De Afdeling komt tot de conclusie dat de situatie in Bulgarije niet zodanig is dat sprake is van fundamentele systeemfouten in de opvang- en de asielprocedure in Bulgarije die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken. [4] Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit in zijn geval anders is. De verwijzing van eiser naar de uitspraken van de zittingsplaats Zwolle van deze rechtbank maakt dit oordeel niet anders. Deze uitspraken zijn namelijk van vóór de genoemde Afdelingsuitspraken. Verder leiden de verklaringen en verwijzingen van eiser naar de wijze waarop hij is behandeld ook niet tot een andere conclusie. Afgezien nog van het feit dat uit de verklaringen van eiser niet blijkt dat sprake is van structurele of herhaalde tekortkomingen in de Bulgaarse asielprocedure, ligt het op de weg van eiser om over een onrechtmatige behandeling te klagen bij de Bulgaarse autoriteiten of de (hoogste) rechter. De stelling van eiser dat hij niet heeft kunnen klagen bij de Bulgaarse autoriteiten, omdat de politie hem heeft mishandeld en dit volgens hem dezelfde autoriteiten zijn als waar hij zou moeten klagen, maakt dit niet anders. Het is immers ook niet gebleken dat eiser geprobeerd heeft te klagen bij andere Bulgaarse autoriteiten dan de politie.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag in stand blijft en eiser aan Bulgarije mag worden overgedragen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Emaus - Visschers, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Berendsen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zaaknummer NL24.12508.
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Eiser wijst ter onderbouwing op het Country Report: Bulgaria 2022 Update, p. 45 e.v. en op Rb. Den Haag (zp Zwolle) 26 mei 2023, zaaknummer NL22.23958 (niet gepubliceerd); Rb. Den Haag (zp Zwolle) 26 april 2023, zaaknummer NL22.23119 (niet gepubliceerd).
4.ABRvS 22 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1195, ABRvS 29 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:870, ABRvS 29 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:303, ABRvS 16 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3806, ABRvS 13 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3796, ABRvS 29 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3646, ABRvS 11 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3434 en ABRvS 16 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3133.