ECLI:NL:RBDHA:2024:7520
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.M. Emaus - Visschers
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening met betrekking tot Bulgarije
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 20 maart 2024 niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag. De rechtbank heeft op 17 april 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat Bulgarije verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser. Dit is gebaseerd op de Dublinverordening, die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. Eiser heeft aangevoerd dat de staatssecretaris ten onrechte uitgaat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat er ernstige tekortkomingen in de Bulgaarse asielprocedure en opvangvoorzieningen zouden zijn. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris zich op goede gronden op het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan baseren, gezien recente uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag in stand blijft en eiser aan Bulgarije mag worden overgedragen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.