2.1.In het tussenvonnis van 22 februari 2023 heeft de rechtbank de Stab opdracht gegeven een deskundigenbericht op te stellen en in dat verband de volgende vragen te beantwoorden:
Was er in 2019 een noodzaak werkzaamheden aan de fundering van [adres 1] te verrichten? En zo ja, houdt die noodzaak verband met het feit dat in 2016 een onderheide aanbouw aan [adres 1] is aangebracht en/of het feit dat in [adres 1] een schuimbetonvloer is aangebracht?
Is de wijze van fundering zoals door [naam 2] en [naam 3] gedaan vanuit constructief oogpunt verantwoord? En/of hadden de werkzaamheden verricht kunnen worden op een wijze die minder schadelijk was voor [adres 1] , mede gezien de bouwkundige staat van beide woningen?
Hoe kijkt u aan tegen de constructieberekening van constructiebureau [bedrijf] , gelet op de verklaring van [naam 4] van 12 december 2022?
Worden [adres 1] en [adres 2] gescheiden door één binnenmuur of gaat het om twee (enkelsteens) binnenmuren, met spouwruimte daartussen, op een gemeenschappelijke fundering?
Hebben de funderingswerkzaamheden in 2019 invloed gehad op de gemeenschappelijke fundering en op de binnenmuur/-muren? Was het ondersteunen van de gemeenschappelijke fundering en de daarop staande muur/muren een adequate voorzorgsmaatregel geweest? Of had een andere (meer) adequate voorzorgsmaatregel kunnen worden getroffen?
Heeft de aanwezigheid van de nieuw aangebrachte funderingselementen in 2019 aan [adres 1] nadelige invloed gehad op [adres 2] ? Bestaat de kans dat er binnen een periode van enkele decennia alsnog een nadelige invloed ontstaat, bijvoorbeeld aan de gemeenschappelijke fundering of de binnenmuur/-muren?
Heeft de zogenoemde broodjesvloer in [adres 2] , die is bevestigd in/aan de gemeenschappelijke fundering, (mede) geleid tot de door [naam 1] gestelde schade?
Heeft de aanbouw aan [adres 2] geleid tot de door [naam 1] . gestelde schade?
Zou de gestelde schade er ook ten gevolge van de ligging in een veengebied zijn geweest, indien er geen sprake was geweest van funderingswerkzaamheden in 2019 en de onderheide aanbouw die in 2016 aan [adres 1] is aangebracht? Zo ja, in welke mate?
[naam 5] heeft vastgesteld dat bepaalde scheuren zijn ontstaan als gevolg van trillingen door vracht- en bouwgerelateerd verkeer. Kan het feit dat [naam 1] deze scheuren nog niet hebben hersteld invloed hebben gehad op de door [naam 1] gestelde schade?
Kan worden vastgesteld dat de gestelde schade is veroorzaakt door de funderingswerkzaamheden in 2019 of de onderheide aanbouw die in 2016 aan [adres 1] is aangebracht? Indien niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat de gestelde schade is veroorzaakt door de funderingswerkzaamheden in 2019 of de onderheide aanbouw die in 2016 aan [adres 1] is aangebracht, omdat er ook andere oorzaken zijn, kunt u de kans dat dit zo is vertalen naar een percentuele aansprakelijkheid? Zo ja, welke percentage?
Hoe kijkt u aan tegen de drie opties om architectonische en constructieve schade te voorkomen of te beperken in het advies van [naam 6] in zijn rapport van 10 juni 2020? Wat zijn de kosten van deze opties, voor zover deze relevant zijn, gewaardeerd zowel naar het prijspeil van nu als naar het prijspeil van 2019? Wilt u in dit verband ingaan op de offerte van [naam 7] van 15 maart 2021?
Heeft u eventueel andere suggesties voor de wijze waarop herstelwerkzaamheden aan [adres 2] kunnen worden uitgevoerd? Welke kosten zijn daarmee gemoeid?
Heeft u andere opmerkingen die van belang zijn voor deze zaak?