In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 1 mei 2024, wordt het beroep van eiser tegen de inwilliging van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. M. Pals, heeft betoogd dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. L.J.M. Rog, ten onrechte heeft aangenomen dat hij meerderjarig is. De rechtbank heeft het beroep op 29 maart 2024 behandeld, waarbij eiser aanwezig was en zijn argumenten heeft gepresenteerd.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft gesteld dat eiser meerderjarig is, gebaseerd op de registratie in EU-Vis. Eiser heeft geen overtuigend bewijs geleverd dat deze registratie onjuist is. De rechtbank wijst erop dat eerdere uitspraken van de rechtbank en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigen dat als er geen hoger beroep is ingesteld tegen eerdere uitspraken, de rechtbank uit moet gaan van de juistheid van die eerdere oordelen. Eiser heeft geprobeerd zijn meerderjarige leeftijd te betwisten door een bewonerspas en een doopakte over te leggen, maar de rechtbank oordeelt dat deze documenten niet authentiek zijn en niet voldoende bewijs leveren om de EU-Vis registratie te weerleggen.
Daarnaast heeft eiser aangevoerd dat hij mogelijk licht verstandelijk beperkt is, wat invloed zou hebben op zijn verklaringen. De rechtbank oordeelt echter dat eiser geen bewijs heeft geleverd voor deze beperking en dat zijn inconsistenties in verklaringen niet in zijn voordeel spreken. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet verplicht was om nader onderzoek te doen naar de authenticiteit van het paspoort van eiser, aangezien eiser zelf niet heeft aangetoond dat dit paspoort frauduleus is verkregen. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.