ECLI:NL:RBDHA:2024:6246

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 april 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
23/3976
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om overbrenging vanuit Afghanistan en de toepassing van de Tolkenregeling

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 19 april 2024, wordt het beroep van eiser, een Afghan, tegen de afwijzing van zijn verzoek om overbrenging naar Nederland beoordeeld. Eiser heeft op 29 maart 2023 een verzoek ingediend bij de minister van Defensie, waarin hij zich beroept op de Tolkenregeling, omdat hij tussen 2006 en 2010 als bewaker bij de Afghan Security Guard heeft gewerkt. De minister heeft dit verzoek afgewezen, stellende dat eiser niet aan de voorwaarden voor de Tolkenregeling voldoet.

Eiser heeft hiertegen rechtstreeks beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelt dat de e-mail van de minister van 16 mei 2023, waarin het verzoek werd afgewezen, een primair besluit is waartegen eerst bezwaar had moeten worden gemaakt. De rechtbank heeft het beroep op 28 februari 2024 behandeld, maar het onderzoek geschorst in afwachting van een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over de vraag of de e-mail als besluit moet worden aangemerkt. De Afdeling heeft op 10 april 2024 geoordeeld dat de afwijzing van het verzoek een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is, omdat hij eerst bezwaar had moeten maken tegen de afwijzing van zijn verzoek. De rechtbank besluit het beroepschrift door te zenden naar de minister om als bezwaarschrift te worden behandeld. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/3976

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 april 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit Afghanistan, eiser

(gemachtigde: mr. A.J.M. Mohrmann),
en

de minister van Defensie, verweerder,

(gemachtigde: M.M. van Asperen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om overbrenging naar Nederland.
1.1.
Verweerder heeft bij e-mailbericht van 16 mei 2023 op dit verzoek gereageerd. Eiser heeft hiertegen rechtstreeks beroep ingesteld.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 28 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder, namens verweerder is ook mr. A.J.M. Zwiep verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek op zitting geschorst in afwachting van een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) over de vraag of het e-mailbericht van verweerder wel of niet als besluit moet worden aangemerkt.
1.4.
De Afdeling heeft op 10 april 2024 uitspraak gedaan. [1] Gemachtigde van eiser heeft hierop op zitting van 11 april 2024 bij deze rechtbank in een soortgelijke zaak, een reactie gegeven. De rechtbank heeft gelet hierop het onderzoek niet heropend, maar zij doet, met in achtneming van eerder genoemde reactie van de gemachtigde van eiser, direct uitspraak.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Op 29 maart 2023 heeft eiser een verzoek bij verweerder ingediend om hem vanuit Afghanistan over te brengen naar Nederland. Eiser stelt dat hij tussen 2006 en 2010 als bewaker bij de Afghan Security Guard (hierna: ASG-bewaker) heeft gewerkt. Eiser beroept zich op de Tolkenregeling. Verweerder heeft dit verzoek afgewezen omdat eiser niet aan de voorwaarden voor de Tolkenregeling voldoet.
Wat vinden partijen in beroep?
3. Eiser betoogt dat hij wel aan de voorwaarden voor de Tolkenregeling voldoet. Daarnaast voert hij aan dat de afwijzing van zijn verzoek door verweerder een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hij verwijst daarbij onder meer naar de uitspraak van de Afdeling van 14 september 2022. [2]
4. Verweerder stelt dat een reactie op een verzoek om overbrenging uit Afghanistan op grond van de Tolkenregeling geen besluit is in de zin van de Awb. Dat betekent dat eiser zich niet tot de bestuursrechter kan wenden. Verweerder heeft verwezen naar eerdere uitspraken van deze rechtbank. [3]
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De Afdeling heeft op 10 april 2024 geoordeeld dat de afwijzing van een verzoek op grond van de Tolkenregeling een besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. [4] Naar het oordeel van de rechtbank is de e-mail van 16 mei 2023 een primair besluit, waartegen eerst bezwaar moet worden gemaakt. Hoewel de Awb [5] de mogelijkheid geeft tot rechtstreeks beroep, heeft verweerder in haar verweerschrift al aangegeven hiermee niet in te stemmen. Overigens heeft de gemachtigde van eiser, in de in rechtsoverweging 1.4 genoemde zitting, gezegd geen bezwaar te hebben tegen een terugverwijzing naar verweerder om te worden behandeld als een bezwaarschrift.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank zal het beroepschrift doorzenden naar verweerder om te worden behandeld als een bezwaarschrift. [6]
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van
mr.S. Hoeijmans, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 10 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1500.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling van 14 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2592.
3.Rechtbank Den Haag, 2 augustus 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:11493 en ECLI:NL:RBDHA:2023:11495.
4.Zie noot 1.
5.Artikel 7:1a van de Awb.
6.Artikel 6:15 van de Awb.