In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 19 april 2024, wordt het beroep van eiser, een Afghan, tegen de afwijzing van zijn verzoek om overbrenging naar Nederland beoordeeld. Eiser heeft op 29 maart 2023 een verzoek ingediend bij de minister van Defensie, waarin hij zich beroept op de Tolkenregeling, omdat hij tussen 2006 en 2010 als bewaker bij de Afghan Security Guard heeft gewerkt. De minister heeft dit verzoek afgewezen, stellende dat eiser niet aan de voorwaarden voor de Tolkenregeling voldoet.
Eiser heeft hiertegen rechtstreeks beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelt dat de e-mail van de minister van 16 mei 2023, waarin het verzoek werd afgewezen, een primair besluit is waartegen eerst bezwaar had moeten worden gemaakt. De rechtbank heeft het beroep op 28 februari 2024 behandeld, maar het onderzoek geschorst in afwachting van een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over de vraag of de e-mail als besluit moet worden aangemerkt. De Afdeling heeft op 10 april 2024 geoordeeld dat de afwijzing van het verzoek een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is, omdat hij eerst bezwaar had moeten maken tegen de afwijzing van zijn verzoek. De rechtbank besluit het beroepschrift door te zenden naar de minister om als bezwaarschrift te worden behandeld. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.