ECLI:NL:RBDHA:2023:11495
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om overbrenging uit Afghanistan op grond van de Tolkenregeling
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun verzoek om te worden overgebracht vanuit Afghanistan naar Nederland. De minister heeft bij e-mail van 28 april 2022 het verzoek tot overbrenging van eisers afgewezen. Met het bestreden besluit van 1 februari 2023 op het bezwaar van eisers heeft de minister het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 5 juli 2023 op zitting behandeld, waarbij eisers zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigde, mr. F.W. Verbaas, en de minister door mr. M. van Asperen.
Eisers, die uit Afghanistan komen, stellen dat de afwijzing van hun overbrenging een besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelt echter dat de Tolkenregeling, waar eisers zich op beroepen, geen wettelijke grondslag biedt voor de overbrenging. De minister heeft de aanvraag van eiser 1 afgewezen omdat er ernstige redenen zijn om aan te nemen dat de bij het verzoek overgelegde stukken vervalst zijn. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van het verzoek geen publiekrechtelijke rechtshandeling is en dat het bezwaar van eisers terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
De rechtbank wijst erop dat de Tolkenregeling niet kan worden vergeleken met de speciale voorziening die in de Kamerbrief van 11 oktober 2021 is getroffen voor bepaalde groepen Afghanen. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een publiekrechtelijke rechtsgrond en dat de afwijzing van het verzoek om overbrenging niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Awb. Het beroep van eisers is ongegrond verklaard, en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.