ECLI:NL:RBDHA:2024:5468

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
23_5281
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om overbrenging vanuit Afghanistan en de toepassing van de Tolkenregeling

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 16 april 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om overbrenging naar Nederland beoordeeld. Eiser, afkomstig uit Afghanistan, heeft op 28 mei 2022 verzocht om overbrenging, waarbij hij zich beroept op de Tolkenregeling. De minister van Defensie heeft op 6 juli 2023 afwijzend gereageerd op dit verzoek. Eiser stelt dat de afwijzing een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en verwijst naar eerdere uitspraken van de hoogste bestuursrechter.

De rechtbank behandelt de zaak en constateert dat de afwijzing van het verzoek om overbrenging inderdaad een primair besluit is, waartegen eerst bezwaar moet worden gemaakt. Eiser heeft in zijn brief van 25 april 2023 niet daadwerkelijk een bezwaarschrift ingediend, maar vraagt om heroverweging van de eerdere afwijzing. De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is, omdat hij niet de juiste procedure heeft gevolgd. De rechtbank besluit het beroepschrift door te zenden naar de minister van Defensie om als bezwaarschrift te worden behandeld.

De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiser heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak, binnen zes weken na verzending van het afschrift.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/5281

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 april 2024 in de zaak tussen

[eiser] (alias [alias van eiser] ), uit [woonplaats] (Afghanistan), eiser

(gemachtigde: mr. A.H.A. Kessels),
en

de minister van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. M.M. van Asperen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om overbrenging naar Nederland.
1.1.
Verweerder heeft bij e-mailbericht van 6 juli 2023 afwijzend gereageerd op het verzoek.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 5 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser (met behulp van een telefoonverbinding), de gemachtigde van eiser en A. Hairan als tolk deelgenomen. Namens verweerder hebben de gemachtigde van verweerder, mr. M.D. Barendrecht en mr. A.J.M. Zwiep deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Op 28 mei 2022 heeft eiser verzocht om hem over te brengen naar Nederland. Hij stelt tussen 2008 en 2010 te hebben gewerkt als bewaker van de Afghan Security Guard (ASG) voor de Nederlandse strijdmacht in [plaatsnaam] (Kamp [kampnaam] ). Hij bewaakte de toegangspoorten van de basis en controleerde en fouilleerde mensen die naar binnen wilden gaan. Eiser beroept zich op de Tolkenregeling. Verweerder heeft gesteld dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden die gelden voor toepassing van de tolkenregeling.
Wat vinden partijen in beroep?
3. Eiser voert aan dat de afwijzing van zijn verzoek een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hij verwijst daarbij onder meer naar de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 14 september 2022. [1] Bij de tolkenregeling is sprake van identieke bijzondere omstandigheden als bij de Kamerbrief van 11 oktober 2021. Volgens eiser heeft verweerder met het besluit van 6 juli 2023 afwijzend beslist op zijn bezwaarschrift van 25 april 2023.
4. Verweerder stelt dat een reactie op een verzoek om overbrenging uit Afghanistan op grond van de Tolkenregeling geen besluit is in de zin van de Awb. Dat betekent dat eiser zich niet tot de bestuursrechter kan wenden. Verweerder heeft verwezen naar eerdere uitspraken van deze rechtbank. [2] Volgens verweerder is geen sprake van een beslissing op een bezwaarschrift.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De hoogste bestuursrechter heeft op 10 april 2024 geoordeeld dat de afwijzing van een verzoek op grond van de Tolkenregeling een besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. [3] Naar het oordeel van de rechtbank is het besluit van 6 juli 2023 een primair besluit, waartegen eerst bezwaar moet worden gemaakt. Verweerder stelt terecht dat de brief van 25 april 2023 niet kan worden aangemerkt als een bezwaarschrift tegen een eerdere reactie op zijn verzoek. In deze brief vraagt eiser namelijk om een heroverweging van die eerdere reactie, waarin niet inhoudelijk op de situatie is ingegaan.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank zal het beroepschrift doorzenden naar verweerder om te worden behandeld als een bezwaarschrift. [4]
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van mr. M. de Graaf, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 14 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2592.
2.Rechtbank Den Haag, 2 augustus 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:11493 en ECLI:NL:RBDHA:2023:11495.
3.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling, van 10 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1500.
4.Artikel 6:15 van de Awb.