ECLI:NL:RBDHA:2024:5466

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
23_5280
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om overbenging vanuit Afghanistan en de toepassing van de Tolkenregeling

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 16 april 2024, wordt het beroep van eiser, een Afghaanse man, tegen de afwijzing van zijn aanvraag om overbrenging naar Nederland beoordeeld. Eiser heeft tussen 2006 en 2010 gewerkt als bewaker voor de Afghan Security Guard (ASG) en beroept zich op de Tolkenregeling. De rechtbank behandelt het beroep na een zitting op 5 maart 2024, waarbij eiser via een telefoonverbinding en met behulp van een tolk aanwezig was. De gemachtigde van de minister van Defensie, mr. M.M. van Asperen, was ook aanwezig.

Eiser stelt dat de afwijzing van zijn verzoek een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en verwijst naar eerdere uitspraken van de hoogste bestuursrechter. Verweerder, de minister van Defensie, betwist echter dat de reactie op het verzoek om overbrenging een besluit is en stelt dat eiser zich niet tot de bestuursrechter kan wenden. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van het verzoek op grond van de Tolkenregeling inderdaad een besluit is volgens de Awb, maar dat het besluit van 6 juli 2023 een primair besluit is waartegen eerst bezwaar moet worden gemaakt.

De rechtbank verklaart het beroep van eiser niet-ontvankelijk en zal het beroepschrift doorzenden naar verweerder om als bezwaarschrift te worden behandeld. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/5280

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 april 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit Afghanistan, eiser

(gemachtigde: mr. A.H.A. Kessels),
en

de minister van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. M.M. van Asperen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag van eiser.
1.1.
Verweerder heeft hierop bij e-mailbericht van 6 juli 2023 gereageerd.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 5 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser (met behulp van een telefoonverbinding), de gemachtigde van eiser en A. Hairan als tolk deelgenomen. Namens verweerder hebben de gemachtigde van verweerder, mr. M.D. Barendrecht en mr. A.J.M. Zwiep deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Op 19 september 2022 heeft eiser verzocht om hem over te brengen naar Nederland. Hij stelt tussen 2006 en 2010 te hebben gewerkt als bewaker van de Afghan Security Guard (ASG) voor de Nederlandse strijdmacht in [plaatsnaam] (Kamp [kampnaam 1] en Kamp [kampnaam 2] ). Hij was bewaker bij de hoofdingang en controleerde en fouilleerde mensen. Eiser beroept zich op de Tolkenregeling. Verweerder heeft gesteld dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden die gelden voor toepassing van de tolkenregeling.
Wat vinden partijen in beroep?
3. Eiser voert aan dat de afwijzing van zijn verzoek een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hij verwijst daarbij onder meer naar de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 14 september 2022. [1] Bij de tolkenregeling is sprake van identieke bijzondere omstandigheden als bij de Kamerbrief van 11 oktober 2021. Volgens eiser heeft verweerder met het besluit van 6 juli 2023 afwijzend beslist op zijn bezwaarschrift van 20 april 2023.
4. Verweerder stelt dat een reactie op een verzoek om overbrenging uit Afghanistan op grond van de Tolkenregeling geen besluit is in de zin van de Awb. Dat betekent dat eiser zich niet tot de bestuursrechter kan wenden. Verweerder heeft verwezen naar eerdere uitspraken van deze rechtbank. [2] Volgens verweerder is geen sprake van een beslissing op een bezwaarschrift.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De hoogste bestuursrechter heeft op 10 april 2024 geoordeeld dat de afwijzing van een verzoek op grond van de Tolkenregeling een besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. [3] Naar het oordeel van de rechtbank is het besluit van 6 juli 2023 een primair besluit, waartegen eerst bezwaar moet worden gemaakt. Verweerder stelt terecht dat de brief van 20 april 2023 niet kan worden aangemerkt als een bezwaarschrift tegen een eerdere reactie op zijn verzoek. In deze brief vraagt eiser namelijk om een heroverweging van die eerdere reactie, waarin niet inhoudelijk op de situatie is ingegaan.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank zal het beroepschrift doorzenden naar verweerder om te worden behandeld als een bezwaarschrift. [4]
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van mr. M. de Graaf, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 14 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2592.
2.Rechtbank Den Haag, 2 augustus 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:11493 en ECLI:NL:RBDHA:2023:11495.
3.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling, van 10 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1500.
4.Artikel 6:15 van de Awb.