In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 20 februari 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) beoordeeld. Eiseres, die lijdt aan diverse lichamelijke en psychische aandoeningen, had op 1 september 2021 zorg aangevraagd. De aanvraag werd op 8 december 2021 afgewezen door verweerder, het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), en het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 26 april 2022 ongegrond verklaard. Eiseres stelde dat zij 24-uurszorg nodig had, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende medische onderbouwing was voor een blijvende behoefte aan permanent toezicht of 24-uurszorg. De rechtbank concludeerde dat eiseres in staat was om op relevante momenten hulp in te roepen en dat er geen aanwijzingen waren voor ernstig nadeel.
Daarnaast verzocht eiseres om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, aangezien de totale behandelperiode van het bezwaar en het beroep langer dan twee jaar had geduurd. De rechtbank oordeelde dat de redelijke termijn in de beroepsfase was overschreden en kende een schadevergoeding van € 500,- toe. Ook werden de proceskosten in verband met het verzoek om schadevergoeding aan eiseres vergoed tot een bedrag van € 437,50. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en droeg de Staat op de schadevergoeding en proceskosten te vergoeden.