ECLI:NL:RBDHA:2024:5348

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
15 april 2024
Zaaknummer
22/3227
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag zorg op grond van de Wet langdurige zorg en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 20 februari 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) beoordeeld. Eiseres, die lijdt aan diverse lichamelijke en psychische aandoeningen, had op 1 september 2021 zorg aangevraagd. De aanvraag werd op 8 december 2021 afgewezen door verweerder, het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), en het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 26 april 2022 ongegrond verklaard. Eiseres stelde dat zij 24-uurszorg nodig had, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende medische onderbouwing was voor een blijvende behoefte aan permanent toezicht of 24-uurszorg. De rechtbank concludeerde dat eiseres in staat was om op relevante momenten hulp in te roepen en dat er geen aanwijzingen waren voor ernstig nadeel.

Daarnaast verzocht eiseres om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, aangezien de totale behandelperiode van het bezwaar en het beroep langer dan twee jaar had geduurd. De rechtbank oordeelde dat de redelijke termijn in de beroepsfase was overschreden en kende een schadevergoeding van € 500,- toe. Ook werden de proceskosten in verband met het verzoek om schadevergoeding aan eiseres vergoed tot een bedrag van € 437,50. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en droeg de Staat op de schadevergoeding en proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/3227

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 februari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. K.J. Kerdel),
en

Centrum Indicatiestelling Zorg, verweerder

(gemachtigde: mr. L.M.R. Kater)
en
de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid), hierna: de Staat.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres om zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz).
Verweerder heeft deze aanvraag met het primaire besluit van 8 december 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 26 april 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de afwijzing ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Partijen hebben aanvullende (medische) stukken ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 9 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder. Ook de zoon van eiseres was aanwezig.

Totstandkoming van het besluit

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Eiseres woont zelfstandig in een eengezinswoning. Zij is bekend met diverse lichamelijke aandoeningen, waaronder chronisch pijnsyndroom, syndroom van Sjögren, dystrofie, reuma, migraine, ziekte van Ménière, urolithiasis (nierstenen), chronische superficiële gastritis (maagslijmvliesontsteking), hooikoorts, rugpijn en schouderklachten. Zij is ook bekend met psychische aandoeningen, namelijk ADHD en depressie, en zij ervaart vermoeidheidsklachten, vergeetachtigheid, concentratieverlies en desoriëntatie in tijd en plaats. Eiseres ontvangt op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) ondersteuning in het huishouden via een persoonsgebonden budget en ze krijgt twee keer per dag hulp bij de persoonlijke verzorging door de thuiszorg. De kinderen van eiseres komen wekelijks meerdere keren langs. De zoon van eiseres beheert haar agenda, gaat mee naar medische afspraken, doet de boodschappen en de administratie. Eiseres heeft een smartphone om anderen te bellen of om zelf gebeld te worden. Ze heeft geen personenalarm.
1.2.
Eiseres heeft op 1 september 2021 zorg aangevraagd op grond van de Wlz. Een medisch adviseur van verweerder heeft op 8 december 2021 medisch advies uitgebracht. De conclusie van de medisch adviseur is dat er sprake is van een reële zorgbehoefte bij eiseres en dat de grondslag somatiek en lichamelijke handicap kan worden gesteld, maar dat een grondslag psychische stoornis momenteel niet wordt gesteld. De vergeetachtigheid is bekend bij de huisarts, maar nog niet verder onderzocht. Om die reden is geadviseerd om de cognitieve klachten verder in kaart te brengen. Volgens de medisch adviseur kan een blijvende noodzaak voor 24-uurszorg in de nabijheid momenteel niet voldoende worden gemotiveerd. Verweerder heeft de aanvraag vervolgens afgewezen in het primaire besluit. De huisarts heeft eiseres op 17 maart 2021 doorverwezen naar de neuroloog.
1.3.
In bezwaar heeft een CIZ-arts opnieuw onderzoek verricht naar de medische situatie van eiseres. Op 20 april 2022 is een medisch advies uitgebracht. Daarin concludeert de arts dat een blijvende noodzaak voor 24-uurszorg in de nabijheid onvoldoende kan worden gemotiveerd. De geheugenklachten die eiseres ervaart worden niet vanuit het dossier verklaard. Omdat de cognitieve klachten nog niet nader zijn onderzocht, wordt de grondslag psychogeriatrie niet gesteld. Gedurende het bezwaartraject is een MMSE-score afgenomen door de huisarts. Er is geen diagnose gesteld die de geheugenklachten kunnen verklaren. De medische informatie betreft onvoldoende onderbouwing voor de aanwezige cognitieve problemen. De medisch adviseur heeft verder opgemerkt dat eiseres voor een deel taken zelfstandig kan doen, dat zij met haar telefoon kan bellen en gebeld kan worden, dat het lijkt dat zij in staat is via haar telefoon iemand te alarmeren en de hulpvraag af te wachten en dat er sprake lijkt te zijn van planbare zorg en er geen aanwijzingen zijn voor ernstig nadeel.
1.4.
Verweerder heeft de afwijzing vervolgens gehandhaafd in het bestreden besluit. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat hoewel vast staat dat eiseres zorg nodig heeft, in haar geval geen sprake is van een blijvende behoefte aan permanent toezicht en/of 24-uurszorg in de nabijheid. De aard en ernst van de cognitieve problemen kan thans niet worden vastgesteld. Ook kan geen uitspraak worden gedaan over mogelijke behandeling van deze cognitieve problemen. De grondslag psychogeriatrische aandoening kan thans niet worden vastgesteld. Volgens verweerder is er geen medische onderbouwing waaruit blijkt dat eiseres op de niet-planbare zorgmomenten niet in staat is haar zorgbehoefte te overzien en hulp in te roepen.

Standpunten van partijen

2. Eiseres heeft aangevoerd dat zij wel 24-uurszorg in de nabijheid nodig heeft. Zij stelt dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft verricht naar de samenhang tussen alle medische problemen. De combinatie van lichamelijke en psychische klachten maakt namelijk dat ze die 24-uurszorg nodig heeft. Ook is niet inzichtelijk waarom niet op somatische grondslag Wlz-zorg is toegekend. Eiseres betwist verder dat er sprake is van planbare hulp. Zij heeft onverwachtse migraine aanvallen, waarbij ze zichzelf moet injecteren. Zij kan daarbij wegvallen. Eiseres komt wel eens bij met de spuit nog in haar lijf. Tijdens de aanvallen dient zij ook geholpen te worden naar het toilet. Ze heeft ook onplanbare zorg nodig door de reuma en duizeligheid door Ménière. De persoonlijke verzorging van eiseres en het maken van maaltijden wordt zo goed als volledig door anderen overgenomen. Verweerder geeft dus een te positieve voorstelling door te stellen dat eiseres zelf deels zelfstandig taken kan verrichten. Eiseres betwist dat er geen sprake is van (ernstige) regieproblematiek. Er is sprake van meerdere ziektebeelden waarin regieproblemen een rol spelen. Eiseres is verder van mening dat de grondslag psychogeriatrie wel kan worden gesteld. De cognitieve problemen zijn in januari 2021 reeds benoemd bij de huisarts. De verwardheid, vergeetachtigheid en concentratieproblemen zijn erger geworden, nadat ze corona heeft gekregen. De geheugenklachten worden bovendien wel verklaard door diagnoses, namelijk het syndroom van Sjögren, reuma en depressie. De huisarts heeft ook COVID als een mogelijke oorzaak genoemd. Eiseres heeft bovendien de MMSE test afgelegd bij de huisarts, waarbij ze 25 van de 30 punten scoorde. Hieraan is onvoldoende waarde toegekend. Het is verder onzorgvuldig dat eiseres niet gezien is door de medisch adviseur. Hij had bij spreekuurcontact zelf de aard en ernst van de cognitieve problemen kunnen vaststellen. Eiseres heeft de rechtbank in overweging gegeven om zelf een deskundige in te schakelen.
2.1.
Eiseres heeft op 13 februari 2023 een brief van de neuroloog van 21 november 2022 en een brief van de logopedist van 19 oktober 2022 overgelegd. Op grond hiervan staat volgens eiseres vast dat sprake is van regieproblemen en dat de grondslag psychogeriatrie wel kan worden gesteld. De brief van de logopedist wijst volgens eiseres op onplanbare zorg. Op 5 december 2023 heeft eiseres een bericht van de neuroloog overgelegd, waarin hij informatie geeft over de uitkomst van het neuropsychologisch onderzoek van 10 november 2023.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de aanvraag voor Wlz-zorg terecht is afgewezen. Hij mag afgaan op de adviezen van de medisch adviseurs, die zorgvuldig tot stand zijn gekomen. Het zien van eiseres door de medisch adviseur in bezwaar had geen meerwaarde. Er is geen medische onderbouwing dat eiseres niet in staat is op onplanbare momenten haar zorgbehoefte te overzien, hulp in te roepen (met haar smartphone of personenalarmering) en deze af te wachten. Verweerder heeft naar aanleiding van de aanvullende medische stukken aanvullend medisch advies opgevraagd. In de adviezen van 18 april 2023 en 11 december 2023 concludeert de CIZ-arts dat er geen dwingende medische reden is om de eerdere conclusie van de CIZ-arts van 20 april 2022 te wijzigen. In het advies van 18 april 2023 is overwogen dat de ernst en mate van de cognitieve klachten niet vast te stellen is. Met betrekking tot de slikproblematiek is buiten de maaltijden om geen verstikkingsgevaar of dreigende ernstige gezondheidsschade aanwezig. In het advies van 11 december 2023 is overwogen dat uit de bevindingen van de neuroloog volgt dat de psychische klachten van eiseres meest waarschijnlijk passend zijn bij stemmingsgerelateerde problematiek en geen neurodegeneratief proces. Door de neuroloog wordt behandeling binnen de GGZ geadviseerd. Omdat er nog geen psychiatrische diagnose is, kan de grondslag psychische stoornis thans niet gesteld worden. Niet uitgesloten kan worden dat de klachten kunnen verminderen als eiseres daarvoor adequate behandeling krijgt. Verweerder blijft daarom bij het bestreden besluit.

Beoordeling door de rechtbank

4. Op grond van artikel 3.2.1, eerste lid van de Wlz heeft een verzekerde recht op zorg die op zijn behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden is afgestemd voor zover hij naar aard, inhoud en omvang en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening redelijkerwijs op die zorg is aangewezen omdat hij, vanwege een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, een blijvende behoefte heeft aan:
permanent toezicht ter voorkoming van escalatie of ernstig nadeel voor de verzekerde, of
24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat hij zelf niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen en hij, om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen,
1°. door fysieke problemen voortdurend begeleiding, verpleging of overname van zelfzorg nodig heeft, of
2°. door zware regieproblemen voortdurend begeleiding of overname van taken nodig heeft.
4.1.
Uit artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz volgt dat een verzekerde slechts toegang tot Wlz-zorg heeft, indien de in de aanhef van artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz genoemde grondslagen leiden tot een blijvende behoefte aan permanent toezicht of 24 uur zorg in de nabijheid zoals omschreven in artikel 3.2.1, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Wlz.
5. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres een grote zorgbehoefte heeft. Tussen partijen staat ter discussie of eiseres zodanige beperkingen, aandoeningen of handicaps heeft dat zij blijvend 24-uurszorg in de nabijheid nodig heeft, omdat zij niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen en, om ernstig nadeel voor haarzelf te voorkomen, door fysieke problemen of zware regieproblemen voortdurend begeleiding of overname van taken nodig heeft.
6. Verweerder heeft zich gebaseerd op de medische adviezen, zoals hiervoor weergegeven. Uit de rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) volgt dat verweerder in beginsel mag afgaan op een medisch advies zolang dit advies volledig is en op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. [1]
6.1.
De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat de medische adviezen niet zorgvuldig tot stand zijn gekomen of dat de adviezen niet concludent of anderszins onjuist zijn. De medisch adviseurs hebben alle beschikbare medische informatie betrokken, er heeft een huisbezoek plaatsgevonden en er is telefonisch contact met de huisarts opgenomen. Op basis hiervan hebben de medisch adviseurs een duidelijk beeld van de medische situatie van eiseres kunnen vormen. [2] De stelling dat het onderzoek van verweerder onzorgvuldig is omdat eiseres in persoon had moeten worden gezien door de medisch adviseur, volgt de rechtbank daarom niet. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de medische adviezen, zodat verweerder daar dus op mocht afgaan. Daarbij overweegt de rechtbank ook dat eiseres geen contra-expertise tegenover de medisch adviezen heeft gezet die aan die medische adviezen doen twijfelen. De rechtbank ziet geen aanleiding om een deskundige te benoemen.
6.2.
In de medische adviezen is geconcludeerd dat de grondslag psychogeriatrie en psychische stoornis niet kunnen worden gesteld. Uit de informatie van de neuroloog blijkt dat de cognitieve beperkingen van eiseres meest waarschijnlijk passend zijn bij stemmingsgerelateerde problematiek en dat zij doorverwezen is naar de GGZ. Door adequate behandeling zou vermindering van de klachten bewerkstelligd kunnen worden.
Op basis van de gestelde grondslagen somatiek en lichamelijke handicap is er volgens de medische adviezen geen noodzaak tot blijvende 24-uurszorg in de nabijheid. Met betrekking tot de slikproblematiek is buiten de maaltijden om geen verstikkingsgevaar of dreigende ernstige gezondheidsschade aanwezig. Tijdens de maaltijden is er altijd iemand aanwezig. Met betrekking tot de overige klachten, waaronder migraine aanvallen, is geconcludeerd dat eiseres in staat lijkt om (met haar smartphone) te alarmeren en de hulpvraag af te wachten en dat er geen aanwijzingen zijn voor ernstig nadeel. Daarnaast bestaat de mogelijkheid van personenalarmering. [3] Naar het oordeel van de rechtbank is niet onderbouwd dat eiseres niet in staat is om te alarmeren en de hulpvraag af te wachten of dat sprake is van ernstige regieproblemen. Verder is niet gebleken dat de medisch adviseur de lichamelijke en cognitieve klachten niet (voldoende) in samenhang heeft bezien, zoals eiseres heeft gesteld. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan aan de voorwaarden in artikel 3.2.1 van de Wlz.
6.3.
Uit de voorgaande overwegingen volgt dat het beroep niet slaagt. Dat betekent dat verweerder de aanvraag om zorg op grond van de Wlz terecht heeft afgewezen.
Overschrijding van de redelijke termijn
7. Eiseres verzoekt om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), omdat de totale behandelperiode van het bezwaar en het beroep langer dan twee jaar heeft geduurd.
7.1.
De rechtbank beoordeelt het verzoek aan de hand van het overzichtsarrest van de Hoge Raad van 19 februari 2016. [4] Uitgangspunt is dat de behandeling door de rechtbank niet binnen een redelijke termijn is geweest, indien de uitspraak niet binnen twee jaar na ontvangst van het bezwaarschrift is gedaan. De behandeling van het bezwaar mag ten hoogste een half jaar duren en de behandeling van het beroep ten hoogste anderhalf jaar. Uitgangspunt voor de hoogte van de schadevergoeding is een tarief van € 500, - per half jaar waarmee de termijn is overschreden, naar boven afgerond.
7.2.
De termijn is in dit geval aangevangen op 14 december 2021, de datum waarop eiseres bezwaar heeft ingediend tegen het primaire besluit. Vanaf deze datum, tot en met de datum van deze uitspraak, zijn twee jaar, twee maanden en zes dagen verstreken. Dat betekent dat de termijn met ruim twee maanden is overschreden. De behandeling van het bezwaar heeft minder dan een half jaar geduurd. Dit betekent dat de redelijke termijn in de beroepsfase is overschreden. De rechtbank ziet noch in de zaak zelf noch in de opstelling van eiser aanleiding voor het oordeel dat in dit geval de totale lengte van de procedure meer dan twee jaar zou mogen bedragen. Met de overschrijding van ruim twee maanden correspondeert een vergoeding voor immateriële schade van € 500,-. De rechtbank draagt de Staat op deze kosten aan eiser te vergoeden.
8. De rechtbank draagt de Staat op de proceskosten die verband houden met het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn aan eiser te vergoeden ter hoogte van € 437,50 (één punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde van € 875,- per punt en wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt de Staat op aan eiseres de schade in verband met de overschrijding van de redelijke termijn te vergoeden tot een bedrag van € 500,-;
- draagt de Staat op de proceskosten in verband met het verzoek om schadevergoeding aan eiseres te vergoeden tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.B. Wijnholt, rechter, in aanwezigheid van
mr.Y. Al-Qaq, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van 10 april 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ7639.
2.Zie ook de uitspraak van de CRvB van 6 februari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:407.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 20 januari 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:243.
4.Uitspraak van 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252.