ECLI:NL:CRVB:2021:243
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake afwijzing zorgaanvraag op grond van de Wet langdurige zorg en dwangsom bij niet tijdig beslissen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Den Haag. Appellant, geboren in 1968 en bekend met infantiele encefalopathie, had een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz), welke door het CIZ was afgewezen. De rechtbank had het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht. De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat er sprake was van een zorgvuldig medisch onderzoek en dat appellant in staat was om in geval van nood te alarmeren. De Raad ziet geen aanleiding om een onafhankelijk medisch deskundige te benoemen. Tevens wordt vastgesteld dat in de periode in geding geen recht op zorg op grond van de Wlz bestond, waardoor het hoger beroep van appellant niet slaagt. Echter, de Raad oordeelt dat CIZ een dwangsom verschuldigd is voor het niet tijdig beslissen op het bezwaar van appellant, en stelt deze vast op € 610,-. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige en wijst het verzoek om schadevergoeding af. CIZ wordt veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.201,50 bedragen.