ECLI:NL:RBDHA:2024:4378

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
NL23.13926
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Iraakse biseksuele eiser wegens ongeloofwaardige verklaringen over seksuele gerichtheid en opvangmogelijkheden

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 22 maart 2024, wordt het beroep van een Iraakse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 13 april 2023 de aanvraag afgewezen, omdat de verklaringen van de eiser over zijn biseksuele gerichtheid en de problemen die hij als gevolg daarvan heeft ondervonden, niet geloofwaardig werden geacht. De rechtbank heeft het beroep op 9 februari 2024 behandeld, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De eiser, die op 12 oktober 2018 asiel had aangevraagd, stelde dat hij biseksueel is en dat hij in Irak werd bedreigd vanwege zijn seksuele gerichtheid. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat de verklaringen van de eiser summier en oppervlakkig waren. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris bij de beoordeling van asielaanvragen rekening moet houden met het referentiekader van de vreemdeling, maar dat de eiser niet voldoende inzicht heeft gegeven in zijn ervaringen en gevoelens met betrekking tot zijn seksuele gerichtheid.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag terecht als ongegrond heeft afgewezen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat de eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.13926

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, staatsecretaris

(gemachtigde: mr. M.M van Duren).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 13 april 2023 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 9 februari 2024 op zitting behandeld in Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verder is A. Khabote verschenen als tolk.

Totstandkoming besluit

1. Eiser stelt de Iraakse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] . Hij heeft op 12 oktober 2018 een asielaanvraag ingediend. Daaraan heeft hij ten grondslag gelegd dat hij biseksueel is. Eiser heeft op jonge leeftijd een relatie gekregen met zijn vriend [naam vriend] . Toen hij en [naam vriend] op enig moment seks hadden in de woning van [naam vriend] , zijn zij betrapt door de moeder en de zus van [naam vriend] . Naar aanleiding daarvan vond een stammenoverleg plaats tussen de stammen waartoe de families van eiser en [naam vriend] behoren. Daarbij is besloten is dat zij beiden gedood moesten worden. Daarom moest eiser Irak verlaten. Met het besluit van 26 maart 2020 heeft de staatssecretaris de asielaanvraag afgewezen. Het daartegen gerichte beroep is gegrond verklaard [1] en het bestreden besluit is vernietigd. Vervolgens heeft op 19 april 2021 een aanvullend gehoor met eiser plaatsgevonden. Met het besluit van 8 juni 2021 heeft de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser opnieuw afgewezen. Dit besluit is op 17 mei 2022 ingetrokken. Met het bestreden besluit van 13 april 2023 heeft de staatssecretaris de asielaanvraag wederom afgewezen. Hierbij heeft hij overwogen dat de verklaringen van eiser over zijn seksuele gerichtheid en de problemen die hij als gevolg daarvan heeft ondervonden, niet geloofwaardig zijn.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het beroep aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Eerder geloofwaardig geachte elementen
4. Eiser voert aan de staatssecretaris zijn asielaanvraag ten onrechte (opnieuw) heeft afgewezen als ongegrond. Hij wijst erop dat met de uitspraak van de rechtbank van 17 september 2020 in rechte vaststaat dat hij geloofwaardig heeft verklaard over zowel zijn biseksuele gerichtheid als de problemen die hij daardoor heeft ondervonden. Eiser stelt dat hij de indruk heeft dat hij alleen maar aanvullend gehoord is om zijn verklaringen over de ondervonden problemen alsnog ongeloofwaardig te kunnen vinden.
5. Het betoog van eiser slaagt niet. De rechtbank stelt allereerst vast dat uit de uitspraak van 17 september 2020 niet volgt dat de gestelde biseksuele gerichtheid van eiser geloofwaardig is geacht. Immers, uit rechtsoverweging 6 van die uitspraak blijkt alleen maar dat de staatssecretaris zijn standpunt in het destijds genomen besluit onvoldoende en niet in lijn met Werkinstructie 2014/10 heeft gemotiveerd. Daarbij heeft de rechtbank het destijds genomen besluit geheel vernietigd en heeft zij de staatssecretaris opgedragen om een nieuw besluit te nemen op eisers asielaanvraag.
6. Dat eiser uitsluitend aanvullend is gehoord met het doel om de verklaringen over de gestelde problemen als gevolg van zijn seksuele gerichtheid alsnog ongeloofwaardig te kunnen achten, is ook niet aannemelijk geworden. Allereerst constateert de rechtbank dat het de staatssecretaris volgens vaste rechtspraak van de Afdeling [2] steeds vrij staat om terug te komen van een eerder ingenomen geloofwaardigheidsstandpunt. [3] In dit geval heeft de staatssecretaris ter zitting ook nog toegelicht dat gebleken is van nieuwe feiten en omstandigheden, waardoor eisers verklaringen over de problemen als gevolg van zijn seksuele gerichtheid alsnog ongeloofwaardig waren. In de eerste plaats heeft eiser na de uitspraak van de rechtbank een verklaring van zijn stam en een arrestatiebevel overgelegd. Beide documenten zijn - volgens de conclusies van Bureau Documenten - met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegd opgemaakt en afgegeven. Ook de verklaringen van eiser tijdens het aanvullend gehoor gaven aanleiding de gestelde problemen als gevolg van zijn seksuele gerichtheid opnieuw te onderzoeken.
Seksuele gerichtheid
7. Eiser voert aan dat bij de geloofwaardigheidsbeoordeling onvoldoende rekening is gehouden met zijn referentiekader. Eiser was immers pas 13 jaar oud toen hij zijn seksualiteit aan het ontdekken was. Eiser heeft bovendien gedetailleerd verklaard over de ontdekking en de ontwikkeling van zijn seksualiteit, zijn gevoelens voor jongens en zijn relaties. Daarom hadden de verklaringen over de biseksuele gerichtheid geloofwaardig moeten worden geacht. Tot slot verwacht de staatssecretaris ten onrechte verklaringen met meer diepgang en inzicht over zijn jeugd, omdat hij inmiddels meerderjarig is. Hiervoor verwijst eiser naar rechtspraak van de Afdeling. [4]
8. Voor de beoordeling van asielaanvragen waarbij seksuele gerichtheid als asielmotief wordt aangevoerd, hanteert de staatssecretaris Werkinstructie 2019/17 (hierna: WI 2019/17). [5] Hieruit volgt dat de staatssecretaris bij zowel de gehoren als de besluitvorming rekening dient te houden met het referentiekader van de vreemdeling. [6] In het kader van het onderzoek naar de geloofwaardigheid van de gestelde gerichtheid worden onder meer vragen gesteld over een aantal vaste thema’s. In het algemeen ligt het zwaartepunt van de beoordeling bij de antwoorden op vragen over de eigen ervaringen en persoonlijke beleving van de vreemdeling met betrekking tot zijn seksuele gerichtheid, wat dit voor hem en zijn omgeving heeft betekend, wat de situatie is voor personen met die gerichtheid in het land van herkomst en hoe diens ervaringen in het algemeen beeld passen. Dit geldt temeer als een vreemdeling afkomstig is uit een land waar een lhbti-gerichtheid maatschappelijk onacceptabel is of strafbaar gesteld is. Het is aan de vreemdeling om vooral aan de hand van zijn verklaringen zijn gestelde seksuele gerichtheid aannemelijk te maken. [7] De rechtbank acht deze vaste gedragslijn niet onredelijk. De rechtbank beoordeelt, enigszins terughoudend, of de staatssecretaris de gestelde seksuele gerichtheid ongeloofwaardig kon vinden.
9. De rechtbank stelt vast dat eiser in lijn met WI 2019/17 is bevraagd en dat de staatssecretaris zijn oordeel over de ongeloofwaardigheid van eisers biseksuele gerichtheid gemotiveerd uiteen heeft gezet in het voornemen en in het bestreden besluit.
10. De staatssecretaris heeft met betrekking tot het referentiekader overwogen dat eiser erg jong was toen hij er achter kwam dat hij biseksueel was met een voorkeur voor jongens, en toen zijn eerste relaties en seksuele ervaringen had. Maar eiser wist destijds al wel dat homoseksualiteit niet geaccepteerd was. Ook was hij meerderjarig ten tijde van het nader gehoor. Verder heeft eiser voortgezet onderwijs genoten, is hij van goede komaf en verblijft hij al geruime tijd in Nederland. Daarom mag volgens de staatssecretaris een bepaalde mate van diepgang in zijn verklaringen verwacht worden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris hiermee het referentiekader van eiser op deugdelijke wijze in zijn besluitvorming betrokken. Ook is in het bestreden besluit voldoende uitgelegd waarom van eiser een bepaalde mate van diepgang mag worden verwacht met betrekking tot verklaringen over zijn seksuele gerichtheid. Het enkele gegeven dat hij 13 jaar oud was toen hij zijn gerichtheid ontdekte maakt niet dat hij daar nu niet enig inzicht in kan geven. Het betreft immers een voor eiser ingrijpende gebeurtenis. Eisers beroep op de Afdelingsuitspraak van 24 november 2021 kan hem niet baten. Anders dan in die uitspraak is in dit geval niet slechts tegengeworpen dat sprake is van tijdsverloop, op grond waarvan van eiser verwacht wordt dat hij als volwassene moet reflecteren op zijn jeugd. Er mocht daarom worden uitgegaan van eisers verklaringen.
11. Met betrekking tot de ontdekking van zijn seksuele gerichtheid heeft de staatssecretaris niet ten onrechte overwogen dat eiser hier summier en oppervlakkig over verklaard heeft. Zo heeft eiser verklaard dat hij het op 13-jarige leeftijd leuk vond om bij jongens te zijn, gevoelens voor mannen had en zich anders voelde dan de traditionele man/vrouw-verhouding. Maar zonder nadere toelichting geef eiser geen inzicht in hoe hij dit heeft beleefd. Ook heeft eiser verklaard dat hij het fijn vond dat hij deze gevoelens ontwikkelde, maar dat hij zich ook zorgen maakte. Eiser heeft desgevraagd echter niet uitgelegd wat hij hierbij dacht en voelde. Dit is temeer van belang nu eiser ook verklaard heeft dat hij wist dat homoseksualiteit taboe is in Irak en zelfs de dood kan betekenen.
12. Met betrekking tot zijn relatie met [naam vriend] heeft eiser verklaard dat hij hem kende vanaf zes jaar oud en dat hun vriendschap in 2014 een liefdesrelatie werd die duurde tot aan zijn vertrek begin 2017. Over deze relatie heeft eiser verklaard dat hij en [naam vriend] de gevoelens die zij voor elkaar hadden verborgen moesten houden voor de buitenwereld, en dat dit niet fijn en benauwd voelde. De staatssecretaris heeft niet ten onrechte overwogen dat eiser met enkel deze verklaring geen inzicht geeft in hoe eiser zijn gevoelens voor [naam vriend] verborgen hield, waarom dit niet fijn was en waarom het voelde als benauwdheid. Eiser heeft ook verklaard dat hij niet wist wat seks met een man was voordat hij het ervaarde, omdat er niet over gesproken werd. De staatssecretaris heeft daarover niet ten onrechte overwogen dat eiser niet heeft kunnen uitleggen hoe hij zelf tot die eerste stap is gekomen en hoe hij dit alles heeft ervaren. De staatssecretaris heeft verder niet ten onrechte overwogen dat eiser niet heeft kunnen uitleggen wat [naam vriend] anders maakte en waarom hij zich juist tot [naam vriend] aangetrokken voelde. Eiser kende [naam vriend] al lang, hij had met [naam vriend] zijn eerste seksuele ervaring en de relatie heeft meerdere jaren geduurd. Daarom mocht de staatssecretaris van eiser verwachten dat hij door middel van zijn verklaringen meer inzicht kan verschaffen in hoe hij zijn liefdesrelatie met [naam vriend] heeft ervaren. Dit geldt temeer nu homoseksualiteit een taboe is in Irak en eiser daar destijds ook al van op de hoogte was.
13. Eiser heeft ook verklaard over seksuele relaties met een vrouw en verschillende mannen na zijn vertrek uit Irak. Deze verklaringen zijn niet onderbouwd. De staatssecretaris heeft bovendien niet ten onrechte opgemerkt dat ook deze verklaringen summier en oppervlakkig zijn. Deze leiden daarom niet tot het oordeel dat eisers gestelde biseksuele gerichtheid alsnog geloofwaardig moet worden gevonden
14. Eiser heeft nog aangevoerd dat hij weliswaar geen contacten heeft met lhbti-organisaties, maar dat hij hier ook geen behoefte aan heeft. Dit laat echter onverlet dat dit niet bijdraagt aan de geloofwaardigheid van de gestelde seksuele gerichtheid.
15. Gelet op het voorgaande heeft de staatssecretaris niet onrechte geconcludeerd dat de gestelde biseksuele gerichtheid van eiser niet geloofwaardig is.
Problemen als gevolg van de gestelde biseksuele gerichtheid
16. Eiser voert aan dat zijn verklaringen over het incident waarbij hij betrapt werd toen hij seks had met [naam vriend] , ten onrechte ongeloofwaardig zijn geacht. Eiser bestrijdt de conclusie van Bureau Documenten dat de verklaring van de stam van eiser en het arrestatiebevel die hij heeft overgelegd niet authentiek zijn. Ter zitting heeft eiser de rechtbank verzocht om, zo nodig met toepassing van artikel 8:29 van de Awb, [8] kennis te nemen van de stukken die ten grondslag liggen aan de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten. Ook stelt eiser dat hij gedetailleerd en – naar de rechtbank begrijpt: geloofwaardig – heeft verklaard over de redenen om aan zijn tante te vertellen over zijn seksuele gerichtheid, over hoe hij kon ontsnappen, over hoe hij heeft gehoord over het stammenoverleg en over het in brand steken van de woning van eisers familie.
17. De rechtbank is van oordeel dat de beroepsgronden niet slagen en legt dat hieronder uit.
17. Allereerst heeft de staatssecretaris terecht aan eiser tegengeworpen dat de ongeloofwaardig geachte verklaringen over de biseksuele gerichtheid van eiser afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van verklaringen over de problemen die hij daardoor stelt te hebben ondervonden. Daarnaast is aan hem terecht tegengeworpen dat de verklaring van de stam van eiser en het arrestatiebevel de gestelde gebeurtenissen niet onderbouwen. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling is een verklaring van onderzoek van Bureau Documenten een deskundigenadvies waarvan de staatssecretaris uit mag gaan, tenzij er concrete aanknopingspunten voor twijfel naar voren zijn gebracht. [9] Eiser heeft geen contra-expertise overgelegd en ook anderszins geen feiten en omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven tot twijfel aan de juistheid van de bevindingen van Bureau Documenten. De staatssecretaris heeft zich daarom voor het bestreden besluit terecht mede op de verklaring van onderzoek gebaseerd. Er is reeds daarom geen aanleiding om de staatssecretaris op te dragen de onderliggen de stukken te verstrekken. Bovendien heeft de staatssecretaris terecht gewezen op de vergewisbrief van 10 november 2022, waarin staat dat de verklaring van onderzoek inhoudelijk inzichtelijk is. Daarom heeft de staatssecretaris aan zijn vergewisplicht voldaan. [10]
19. Met betrekking tot eisers verklaringen over de betrapping toen hij seks had met [naam vriend] het volgende. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris erop kunnen wijzen dat eiser en [naam vriend] volgens de verklaringen van eiser onvoorzichtig hebben gehandeld door seks te hebben in het huis van [naam vriend] in de wetenschap dat er iemand thuis zou kunnen komen. Ook heeft de staatssecretaris het in dat verband opmerkelijk kunnen vinden dat eiser heeft verklaard dat het geluid van de televisie aan stond, waardoor hij en [naam vriend] niet konden horen of er iemand thuis kwam. Eiser heeft ook verklaard dat hij toen al wist dat homoseksualiteit in Irak niet geaccepteerd is en zelfs tot de dood kan leiden. Daarom heeft de staatssecretaris niet ten onrechte geconcludeerd dat eisers relaas over het incident rond de betrapping in het huis van [naam vriend] , en de problemen die daaruit voortvloeiden, niet geloofwaardig is. Wat eiser hier verder over heeft aangevoerd behoeft daarom geen bespreking meer.
19. Tot slot heeft de staatssecretaris terecht overwogen dat met het overleggen van foto’s van een uitgebrande woning en brandwonden van, naar gesteld, zijn zus, nog niet een verband is aangetoond van de reden van die brand.
Onderzoek naar opvangmogelijkheden
19. Eiser voert verder aan dat de staatssecretaris op grond van het arrest T.Q. [11] onderzoek had moeten doen naar opvangmogelijkheden in het land van herkomst. Eiser was immers minderjarig ten tijde van zijn asielaanvraag en gedurende een deel van de asielprocedure. Niet is gebleken dat dit onderzoek is verricht. Daarom heeft de staatssecretaris volgens eiser onvoldoende gemotiveerd of hij, bij gebrek aan opvangmogelijkheden in Irak, in aanmerking kwam voor een verblijfsvergunning op reguliere gronden.
22. De beroepsgrond slaagt niet. De staatssecretaris heeft namelijk op pagina 12 van het bestreden besluit overwogen dat reeds tijdens het nader gehoor onderzoek heeft plaatsgevonden naar de beschikbaarheid van adequate opvang voor eiser in Irak. Daaruit konden echter nog geen conclusies worden getrokken. Verder onderzoek was daardoor aangewezen, maar dit zou volgens de staatssecretaris pas na het besluit op de asielaanvraag kunnen worden verricht. Eiser heeft dit in beroep niet bestreden. Nu bovendien niet in geschil is dat eiser ongeveer zes maanden na de indiening van zijn asielaanvraag meerderjarig is geworden, heeft de staatssecretaris deugdelijk gemotiveerd dat en waarom het onderzoek naar adequate opvang voor eiser in Irak niet tijdig, dat wil zeggen voordat eiser meerderjarig werd, kon worden afgerond. Er is daarom geen aanleiding voor het oordeel dat eiser ten onrechte niet in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning op reguliere gronden.

Conclusie en gevolgen

23. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond.
24. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Remerie, rechter, in aanwezigheid van N.A. D' Hoore, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg van 17 september 2020 (NL20.9115).
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS).
3.AbRS 7 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3360.
4.AbRS 24 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2615.
5.WI 2019/17 Horen en beslissen in zaken waarin lhbti-gerichtheid als asielmotief is aangevoerd, https://puc.overheid.nl/ind/doc/PUC_1252386_1/1/
6.AbRS 26 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1622.
7.AbRS 4 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1754 (rechtsoverweging 3.1).
8.Algemene wet bestuursrecht.
9.AbRS 19 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1904 (rechtsoverweging 4).
10.AbRS 25 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2488.
11.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 14 januari 2021, T.Q. tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (C-441/19).