Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaken tussen
[eiser] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
De tijdelijke bescherming die wordt verleend aan ontheemden uit Oekraïne als bedoeld in artikel 2 van Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382, wordt met één jaar verlengd tot en met 4 maart 2025’’. Omdat Nederland artikel 2, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit voor derdelanders die zich hebben ingeschreven in het BRP vóór 19 juli 2022, zoals eiser, heeft toegepast, is eiser een ontheemde uit Oekraïne als bedoeld in artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit. Met artikel 1 van het Verlengingsbesluit wordt de tijdelijke bescherming voor alle ontheemden die vallen onder artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit tot en met 4 maart 2025 verlengd. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende in artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit genoemde groepen. De rechtbank kan in artikel 1 van het Verlengingsbesluit ook geen beperking van de toepasselijkheid lezen ten aanzien van ontheemden waaraan via de facultatieve bepaling tijdelijke bescherming wordt verleend. De rechtbank volgt dan ook niet dat derdelanders zoals eiser, die zich vóór 19 juli 2022 hebben ingeschreven in de BRP, niet onder het Verlengingsbesluit vallen, alleen omdat verweerder vóór 19 oktober 2023 ervoor heeft gekozen om derdelanders die niet vóór 19 juli 2022 zijn ingeschreven geen tijdelijke bescherming te verlenen. De vóór 19 juli 2022 in de BRP ingeschreven derdelanders ontleenden toen het Verlengingsbesluit werd genomen onverminderd tijdelijke bescherming aan de richtlijn. In het gegeven dat de tijdelijke bescherming op grond van het Uitvoeringsbesluit na 4 maart 2024 niet automatisch geldt maar op grond van een besluit tot verlenging van de Raad op grond van artikel 4, tweede lid, van de richtlijn, ziet de rechtbank ook geen reden om te concluderen dat de verlenging niet geldt voor derdelanders zoals eiser. Eisers beroepsgrond slaagt.