ECLI:NL:RBDHA:2024:4178

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
NL23.32161
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de niet-ontvankelijk verklaring van een asielaanvraag in het kader van internationale bescherming en het interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser had op 6 juli 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid verklaarde deze aanvraag op 4 oktober 2023 niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat partijen geen verzoek daartoe hebben ingediend. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat eiser in Bulgarije internationale bescherming geniet, en dat de Dublinverordening van toepassing is. Eiser betwist deze bescherming, maar de rechtbank stelt vast dat de Bulgaarse autoriteiten op 28 augustus 2023 hebben bevestigd dat eiser op 25 mei 2022 internationale bescherming is verleend. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan van de informatie van de Bulgaarse autoriteiten. Eiser heeft niet aangetoond dat hij geen bescherming geniet in Bulgarije, en zijn beroep wordt ongegrond verklaard. De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, rechter, in aanwezigheid van M. Kok, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.32161

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M.J.A. Rinkes),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet-ontvankelijk verklaren van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 6 juli 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het besluit van 4 oktober 2023 deze aanvraag niet-ontvankelijk verklaard.
1.1.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet-ontvankelijk verklaren van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. Op 22 augustus 2023 heeft de staatssecretaris, op basis van informatie uit Eurodac, bij de autoriteiten van Bulgarije een terugnameverzoek ingediend. [2] Bulgarije heeft dit terugnameverzoek op 28 augustus 2023 geweigerd omdat op 25 mei 2022 aan eiser internationale bescherming is verleend en daarom de Dublinverordening niet van toepassing is.
5. Met het bestreden besluit heeft de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser in Bulgarije internationale bescherming geniet.
Heeft eiser belang bij de beoordeling van zijn beroep?
6. De staatssecretaris heeft de rechtbank op 12 december 2023 meegedeeld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en de rechtbank verzocht te beoordelen of er nog sprake is van procesbelang.
6.1.
Uit vaste rechtspraak volgt dat als een vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken, er in beginsel van mag worden uitgegaan dat een vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. Dat is slechts anders als de vreemdeling laat weten dat hij contact onderhoudt met zijn gemachtigde en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Daarvoor is het nodig dat de gemachtigde weet dat de vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt. [3]
6.2.
De gemachtigde van eiser heeft bij brief van 23 januari 2024 meegedeeld dat zij nog in contact is met eiser. De gemachtigde van eiser beroept zich op haar verschoningsrecht wat betreft de vraag waar eiser zich bevindt. De rechtbank overweegt dat uit deze mededeling volgt dat de gemachtigde van eiser weet waar eiser zich in Nederland bevindt. Er is dus nog sprake van procesbelang.
Geniet eiser nog internationale bescherming?
7. Eiser betwist dat hij internationale bescherming geniet in Bulgarije. Eiser stelt dat hij niet in het bezit is van een verblijfsdocument en dat alleen het in bezit hebben van een dergelijk document bescherming in Bulgarije zal opleveren.
7.1.
De rechtbank stelt vast dat de Bulgaarse autoriteiten op 28 augustus 2023 expliciet hebben verklaard dat op 25 mei 2022 aan eiser internationale bescherming is verleend. De staatssecretaris raadpleegt het Eurodac-systeem voordat hij een beslissing neemt op een asielaanvraag. Als daaruit volgt dat internationale bescherming is verleend, dan mag hij daarvan uitgaan. Als een status is ingetrokken, dan wordt dat verwerkt in het Eurodac-systeem. Wanneer uit dat systeem niet blijkt dat de status is ingetrokken, dan is het aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat hij in Bulgarije toch geen internationale bescherming meer heeft. [4] Daarin is eiser niet in geslaagd. De enkele ontkenning van eiser dat hij in Bulgarije geen verblijfsstatus heeft omdat hij niet in bezit is van een verblijfsdocument, is onvoldoende voor het oordeel dat de staatssecretaris niet van de informatie van de Bulgaarse autoriteiten heeft mogen uitgaan.
7.2.
Verder heeft eiser in het aanmeldgehoor verklaard dat hij in bezit was van een Bulgaars paspoort. De SAR [5] verleent aan vreemdelingen met een subsidiaire beschermingsstatus een verblijfsdocument met de geldigheidsduur van drie jaar. [6] Dit betekent dat het Bulgaarse verblijfsdocument van eiser drie jaar geldig is en dus op 25 mei 2025 verloopt. Een statushouder met een verlopen of verloren verblijfsdocument die vertrekt naar Bulgarije, kan de geldigheidsduur van dat document verlengen of dat document vervangen, tenzij zijn internationale beschermingsstatus al is ingetrokken. Mocht er een intrekkingsprocedure worden gestart, dan kan eiser daarover in Bulgarije procederen. De beroepsgrond slaagt niet.
Mag de staatssecretaris voor Bulgarije uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
8. Eiser betoogt dat de staatssecretaris voor Bulgarije niet mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Hij wijst hierbij op zijn eigen ervaringen in Bulgarije. Hij kon geen werk vinden en had geen toegang tot medische zorg en onderwijs. Verder heeft hij in Bulgarije discriminatie ondervonden.
8.1.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris mag ten aanzien van Bulgarije uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit is op 1 november 2023 door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) bevestigd. [7] De Afdeling overweegt in die uitspraak dat de Bulgaarse autoriteiten weliswaar nog steeds geen ondersteuning verlenen bij integratievoorzieningen aan statushouders en dat statushouders nog steeds het risico lopen om in een catch-22-situatie terecht te komen, maar dat zij niet structureel op grote schaal en voor langere periodes het reële risico lopen dat zij daadwerkelijk geen toegang hebben tot fundamentele behoeften zoals wonen, onderdak en eten. De situatie in Bulgarije waar er onzekerheid bestaat over een mogelijke catch-22-situatie en de gevolgen van het zero integration policy, haalt de drempel van een reëel risico op schending van artikel 4 van het Handvest en artikel 3 van het EVRM niet. Ten slotte merkt de rechtbank nog op dat op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel het uitgangspunt is dat Bulgarije zich aan de Procedure-, Kwalificatie-, en Opvangrichtlijn houdt en dat Bulgarije net als Nederland partij bij het EVRM is. Als eiser van mening is dat Bulgarije zich niet aan de hieruit voortvloeiende verplichtingen houdt, moet eiser dat aannemelijk maken. Eiser is hier niet in geslaagd.
Heeft de staatssecretaris het besluit voldoende gemotiveerd?
9. Eiser stelt dat de staatssecretaris in het bestreden besluit van 4 oktober 2023 onvoldoende is ingegaan op hetgeen eiser heeft verklaard tijdens het aanmeldgehoor over zijn ervaringen in Bulgarije. De rechtbank volgt de stelling van eiser niet. De staatssecretaris is in het voornemen gemotiveerd ingegaan op de verklaringen die eiser in zijn aanmeldgehoor over zijn ervaringen in Bulgarije heeft afgelegd en heeft ook in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd gereageerd op hetgeen eiser in de zienswijze naar voren heeft gebracht.

Conclusie en gevolgen

10. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, rechter, in aanwezigheid van M. Kok, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
2.Op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Dublinverordening.
3.Zie bijvoorbeeld ABRvS 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579, r.o. 2.
5.Bulgarian State Agency for Refugees, de immigratiedienst van Bulgarije.
6.Zie pagina 90 van het Asylum Information Database “Country report: Bulgaria 2021 Update”.
7.ABRvS 1 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3967.