ECLI:NL:RBDHA:2024:4132

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 maart 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
NL24.3990
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van echtheid Keniaans paspoort en nationaliteitseisen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, die stelt van Ethiopische nationaliteit te zijn, heeft op 17 januari 2024 een asielaanvraag ingediend in Nederland. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 4 februari 2024, omdat deze als kennelijk ongegrond werd beschouwd. Eiser heeft een Keniaans paspoort overgelegd, waarvan de rechtbank oordeelt dat verweerder mocht uitgaan van de echtheid ervan, en daarmee van eisers Keniaanse nationaliteit. Eiser heeft geen originele documenten overgelegd om zijn Ethiopische nationaliteit te onderbouwen, wat de rechtbank als bewijsnood beschouwt.

De rechtbank behandelt de beroepsgronden van eiser, waaronder het ontbreken van een handtekening onder het bestreden besluit en de stelling dat hij niet de Keniaanse nationaliteit zou bezitten. De rechtbank oordeelt dat het ontbreken van een handtekening niet automatisch leidt tot onrechtmatigheid van het besluit. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd om aan te tonen dat zijn Keniaanse paspoort frauduleus is verkregen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag terecht heeft afgewezen en dat het beroep ongegrond is. Eiser krijgt geen vergoeding van proceskosten en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.3990 (beroep)
NL24.2991 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [nummer]
gemachtigde: mr. J.E. Groenenberg,
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

gemachtigde: mr. J.M.M. van den Hoek.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag van 17 januari 2024.
1.1.
Verweerder heeft met het besluit van 4 februari 2024 (het bestreden besluit) de aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. [1] Verweerder heeft daarbij ook een terugkeerbesluit tegen eiser uitgevaardigd en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
1.2.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft hij de rechtbank gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening op 22 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, [tolk] als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten en omstandigheden
2. Eiser is op 13 januari 2024 Kenia uitgereisd en via Nederland doorgereisd naar Curaçao. Van daaruit is hij teruggestuurd naar Nederland op 15 januari 2024. Eiser stelt dat hij [naam] is, geboren op [datum] 1994 in Udad, van Ethiopische nationaliteit en van Garre afkomst. Bij aankomst in Nederland heeft hij een echt bevonden Keniaans paspoort overgelegd. Hierin staat de naam [eiser] en dat hij is geboren in Mandera, Kenia. Op 17 januari 2024 heeft eiser een asielaanvraag in Nederland ingediend.
3. Aan zijn asielaanvraag legt eiser ten grondslag dat hij is gevlucht uit Ethiopië naar Kenia vanwege een stammenoorlog. Hij stelt vanaf zijn vijftiende in Kenia te hebben gewoond. Daar heeft hij niet in volledige vrijheid kunnen leven en geen onderwijs kunnen volgen. Hij heeft zes kinderen bij twee partners. Hij kon niet in het levensonderhoud van zijn gezin voorzien. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij Kenia heeft verlaten vanwege het oorlogsgeweld door Ethiopische stammen. Omdat hij in een grensgebied met Ethiopië woont vreest hij gevonden te worden door de Ethiopiërs van de Garre stam en door hen teruggebracht te worden naar het gebied waar hij vandaan komt om te vechten in de oorlog. Ook vreest hij in Kenia te worden verdacht van lidmaatschap van Al-Shabaab vanwege zijn afwezigheid op dit moment.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • Identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • Problemen met stammenstrijd in Ethiopië;
  • Problemen in Kenia.
Verweerder gaat ervan uit dat eiser de Keniaanse nationaliteit heeft omdat hij een echt bevonden Keniaanse paspoort heeft en daarmee ook meermaals grenzen heeft gepasseerd. Eiser heeft zijn gestelde Ethiopische nationaliteit niet onderbouwd met originele identificerende documenten. Ook zou een vaststelling van de Ethiopische nationaliteit niet betekenen dat eiser niet ook de Keniaanse nationaliteit bezit. Omdat eiser de Keniaanse nationaliteit bezit worden de problemen in Ethiopië niet getoetst. De problemen in Kenia vindt verweerder ongeloofwaardig omdat eiser stelt geen problemen te hebben met de autoriteiten en zijn problemen samenhangen met het feit dat hij stelt niet Keniaans te zijn, terwijl verweerder daar wel van uitgaat. Ook heeft eiser volgens verweerder tegenstrijdig verklaard over het feit dat hij in Kenia niet vrij was en dat zijn afwezigheid uit zijn gebruikelijke woonomgeving vragen zal oproepen bij zijn stamhoofd, waarna deze hem zich bij terugkeer zal toe-eigenen. Ten slotte zijn eisers verklaringen over zijn beperkte vrijheid in Kenia en de toegedichte aansluiting bij Al-Shabaab gebaseerd op aannames en vermoedens die hij niet nader heeft onderbouwd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eiser niet slaagt. De rechtbank zal hierna aan de hand van de beroepsgronden van eiser uitleggen hoe zij tot haar oordeel is gekomen.
Is het besluit onrechtmatig zonder handtekening?
6. De rechtbank behandelt eerst de formele beroepsgrond die eiser heeft aangevoerd. Eiser heeft aangevoerd dat een handtekening ontbreekt onder het bestreden besluit en dit besluit daarom onrechtmatig is. De rechtbank overweegt dat het ontbreken van een handtekening weliswaar een gebrek is, maar dit brengt niet zonder meer mee dat het besluit daarom al onrechtmatig is (ECLI:NL:RVS:2023:4082). Eiser heeft de bevoegdheid tot het nemen van het besluit niet betwist en ook niet de wijze van uitreiking ter discussie gesteld. Hij heeft evenmin toegelicht waarom het ontbreken van een handtekening tot vernietiging van het bestreden besluit zou moeten leiden. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
Heeft eiser aannemelijk gemaakt dat hij niet over de Keniaanse nationaliteit beschikt?
7. Eiser voert aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt stelt dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de Ethiopische nationaliteit heeft en dat het echt bevonden Keniaanse paspoort frauduleus is verkregen. Ter onderbouwing daarvan heeft hij kopieën van een Ethiopische identiteitskaart en een geboorteakte overgelegd. Ook stelt hij dat zijn verhaal overeenkomt met verschillende relazen van een grote groep veemdelingen die eerder asiel heeft aangevraagd met door mensensmokkelaars verzorgde Keniaanse paspoorten.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder mocht uitgaan van de echtheid van het Keniaanse paspoort en daarmee van eisers Keniaanse nationaliteit. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat verweerder dat niet mocht doen. [2] Eiser heeft geen originele documenten overgelegd om zijn gestelde Ethiopische nationaliteit te onderbouwen. De overgelegde kopieën kunnen niet op echtheid worden onderzocht. Deze kunnen daarom niet dienen ter onderbouwing van eisers stelling dat hij enkel de Ethiopische nationaliteit heeft en het Keniaanse paspoort frauduleus heeft verkregen. Zijn niet onderbouwde stelling dat men in Ethiopië slechts één nationaliteit kan hebben maakt dit niet anders. Hij heeft erkend dat het in Kenia op zichzelf mogelijk is om zowel de Keniaanse als Ethiopische nationaliteit te bezitten. En ook eisers stelling dat zijn relaas overeenkomt met de relazen van een grote groep vreemdelingen die eerder asiel heeft aangevraagd, vindt de rechtbank onvoldoende om aannemelijk te maken dat hij zijn Keniaanse paspoort frauduleus heeft verkregen.
Ten slotte ziet de rechtbank niet in dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door algemene externe bronnen over de illegale handel in identiteitsbewijzen en paspoorten in Kenia niet in zijn besluitvorming te betrekken. Eiser heeft die bronnen ook niet nader gepreciseerd. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Is er sprake van bewijsnood?
8. Eiser stelt dat de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 9 juni 2023 op hem van toepassing is [3] en hij ook in bewijsnood verkeert. Van hem kan niet worden verwacht dat hij contact opneemt met de Keniaanse autoriteiten om met documenten te onderbouwen dat zijn persoonsgegevens niet kloppen. Daarmee wordt verwacht dat hij zich blootstelt aan mogelijke vervolging voor het vervalsen van persoonsgegevens en wacht hem vervolgens een mogelijke uitzetting vanuit Kenia naar Somalië.
8.1.
De rechtbank acht bewijsnood echter niet aannemelijk. Gegeven is dat eiser gebruik heeft gemaakt van een echt bevonden Keniaans paspoort bezit. Van hem wordt niet verwacht dat hij zich bij de Keniaanse autoriteiten meldt met de mededeling dat hij frauduleus een paspoort heeft gekregen. Eiser heeft verder niet toegelicht en onderbouwd waarom hij geen vragen kan stellen aan de Keniaanse autoriteiten om met de antwoorden aannemelijk te kunnen maken dat hij niet de Keniaanse nationaliteit heeft. Tevens heeft verweerder ter zitting verklaard dat indien eiser niet de Keniaanse nationaliteit heeft, hij niet naar Kenia zal worden uitgezet en dan dus niet zal worden blootgesteld aan mogelijke vervolging voor het vervalsen van persoonsgegevens. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Moet de behandeling van het beroep worden aangehouden?
9. Eiser heeft zich beroepen op vergelijkbare zaken [4] waarvan de inhoud grotendeels ziet op hetzelfde feitencomplex als in het geval van eiser. Eiser verzoekt de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) over de hoger beroepen in die zaken af te wachten omdat daarin een oordeel zal worden gegeven over de bewijslastverdeling. Ook verzoekt hij om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen.
9.1.
De rechtbank ziet geen aanleiding de behandeling van het beroep aan te houden en de voorlopige voorziening toe te wijzen in afwachting van de uitspraak van de Afdeling in de bedoelde zaken. De rechtbank vindt, anders dan in de door eiser genoemde zaken, dat er in eisers geval onvoldoende concrete aanwijzingen zijn om te twijfelen aan de echtheid en juistheid van het Keniaanse paspoort van eiser.
10. In beroep heeft eiser geen gronden aangevoerd die betrekking hebben op de gestelde problemen in Kenia. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om dit verder te bespreken.
11. Al wat eiser verder heeft betoogd berust op de aanname dat hij de Ethiopische nationaliteit heeft en niet de Keniaanse. Nu eiser daarvoor te weinig aanknopingspunten heeft gegeven, hoeft de rechtbank deze gronden niet verder te bespreken.

Conclusie en gevolgen

12. Verweerder heeft de aanvraag kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt.
13. Omdat de rechtbank nu beslist over het beroep van eiser en dit ongegrond verklaart, is er voor het treffen van een voorlopige voorziening geen reden meer. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
14. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. S.E. Harms, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan, voor zover het de hoofdzaak betreft, een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van de artikelen 31, eerste lid, en 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2270.
3.ECLI:NL:RBDHA:2023:8572, rechtsoverwegingen 7 t/m 7.2.
4.Uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 21 september 2023, NL23.ECLI:NL:RBDHA:2023:15095; uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 25 juli 2023, NL23.14090; uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 3 juli 2023, NL23.11538; uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 31 mei 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:8443; uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 14 juni 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:8798; uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 9 juni 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:8572.