ECLI:NL:RBDHA:2024:4131

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 maart 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
NL24.3988
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van echtheid Keniaans paspoort en nationaliteitseisen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag, die op 17 januari 2024 is ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 4 februari 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond, met een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor twee jaar. Eiser, die stelt Somalische nationaliteit te hebben, heeft een Keniaans paspoort overgelegd, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder mocht uitgaan van de echtheid van dit paspoort en daarmee van de Keniaanse nationaliteit van eiser. Eiser heeft niet voldoende bewijs geleverd om aan te tonen dat de gegevens in het paspoort onjuist zijn.

De rechtbank behandelt de formele beroepsgrond van eiser over het ontbreken van een handtekening onder het besluit, maar oordeelt dat dit gebrek niet automatisch leidt tot onrechtmatigheid. Eiser heeft ook aangevoerd dat hij in bewijsnood verkeert, maar de rechtbank acht dit niet aannemelijk, gezien het feit dat hij gebruik heeft gemaakt van een echt bevonden Keniaans paspoort. De rechtbank wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af en verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. De uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, in aanwezigheid van mr. S.E. Harms, en is openbaar gemaakt op 26 maart 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.3988 (beroep)
NL24.3989 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [nummer]
gemachtigde: mr. J.E. Groenenberg,
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

gemachtigde: mr. J.M.M. van den Hoek.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag van 17 januari 2024.
1.1.
Verweerder heeft met het besluit van 4 februari 2024 (het bestreden besluit) de aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. [1] Verweerder heeft daarbij ook een terugkeerbesluit uitgevaardigd en een inreisverbod voor de duur van twee jaar.
1.2.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.3.
Het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening zijn op 22 februari 2024 tegelijk op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, [tolk] als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten en omstandigheden
2. Eiser is op 17 januari 2024 met een vlucht vanuit Kenia Nederland ingereisd. Eiser stelt te zijn geboren in Boru Ache, de Somalische nationaliteit te hebben en van Garre-afkomst te zijn. Bij aankomst in Nederland heeft hij een echt bevonden Keniaans paspoort overgelegd waarin alle persoonsgegevens overeenkomen met zijn verklaringen, behalve zijn geboorteplaats. In het paspoort staat dat zijn geboorteplaats Laikipia in Kenia is. Op 17 januari 2024 heeft eiser een asielaanvraag in Nederland ingediend.
3. Aan zijn asielaanvraag legt eiser ten grondslag dat hij in Somalië door Al-Shabaab was gevraagd zich aan te sluiten. Als hij zich niet zou aansluiten zou hij worden vermoord. Daarom heeft hij besloten te vluchten naar Kenia. Daar heeft hij vier maanden verbleven en geen problemen ondervonden.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder een relevante element: identiteit, nationaliteit en herkomst. Verweerder gaat ervan uit dat eiser de Keniaanse nationaliteit heeft en gaat uit van de gegevens zoals die blijken uit het echt bevonden Keniaanse paspoort. Eiser heeft niet nader onderbouwd dat de persoonsgegevens in het paspoort niet correct zijn. Ook zouden stukken die eisers Somalische nationaliteit zouden aantonen, nog niet aantonen dat hij niet ook de Keniaanse nationaliteit bezit. Hij kan zich volgens verweerder veilig naar Kenia begeven. Omdat eiser de Keniaanse nationaliteit bezit, toetst verweerder de gestelde problemen in Somalië niet op geloofwaardigheid.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eiser niet slaagt. De rechtbank zal hierna aan de hand van de beroepsgronden van eiser uitleggen hoe zij tot haar oordeel is gekomen.
Is het besluit onrechtmatig zonder handtekening?
6. De rechtbank behandelt eerst de formele beroepsgrond die eiser heeft aangevoerd. Eiser heeft aangevoerd dat een handtekening ontbreekt onder het besluit en het besluit daarom onrechtmatig is. De rechtbank overweegt dat het ontbreken van een handtekening weliswaar een gebrek is, maar dit brengt niet zonder meer mee dat het besluit daarom al onrechtmatig. [2] Eiser heeft de bevoegdheid tot het nemen van het besluit niet betwist en ook niet de wijze van uitreiking ter discussie gesteld. Hij heeft evenmin toegelicht waarom het ontbreken van een handtekening tot vernietiging van het bestreden besluit zou moeten leiden. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
Heeft eiser aannemelijk gemaakt dat hij niet over de Keniaanse nationaliteit beschikt?
7. Eiser voert aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt stelt dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de Somalische nationaliteit heeft en dat het echt bevonden Keniaanse paspoort frauduleus is verkregen. Ter onderbouwing daarvan heeft hij kopieën van een Somalische geboorteakte en een Somalische identiteitsbevestiging overgelegd. Gemachtigde heeft ter zitting verklaard de originelen in zijn bezit te hebben.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder mocht uitgaan van de echtheid van het Keniaanse paspoort en daarmee van eisers Keniaanse nationaliteit. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat verweerder dit niet mocht. [3] Ter zitting is besproken dat gemachtigde in het bezit is van twee originele Somalische documenten. Met verweerder vindt de rechtbank dat echter niet voldoende. Ten eerste moet nog blijken dat deze documenten echt zijn. Ten tweede is, in het geval dat deze documenten echt zijn, nog niet aangetoond dat de nationaliteit volgend uit het al echt bevonden Keniaanse paspoort onjuist is. Eiser heeft ook erkend dat het op zichzelf mogelijk is om zowel de Keniaanse als Somalische nationaliteit te bezitten. Eiser kan met de gestelde documenten dus niet aannemelijk maken dat verweerder niet mocht uitgaan van zijn Keniaanse paspoort en daarmee zijn Keniaanse nationaliteit.
Ook ziet de rechtbank niet in dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door niet, zoals hij volgens eiser wel had moeten doen, algemene externe bronnen over de illegale handel in identiteitsbewijzen en paspoorten in Kenia in zijn besluitvorming te betrekken. Eiser heeft de bedoelde bronnen ook niet gepreciseerd.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
Is er sprake van bewijsnood?
8. Eiser stelt dat de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 9 juni 2023 op hem van toepassing is. [4] Zoals in die uitspraak, verkeert ook eiser in bewijsnood. Van hem kan niet worden verwacht dat hij contact opneemt met de Keniaanse autoriteiten omdat hij met documenten zou moeten onderbouwen dat zijn persoonsgegevens niet kloppen. Daarmee wordt verwacht dat hij zich blootstelt aan mogelijke vervolging voor het vervalsen van persoonsgegevens en wacht hem vervolgens een mogelijke uitzetting vanuit Kenia naar Somalië.
8.1.
De rechtbank acht bewijsnood echter niet aannemelijk. Gegeven is dat eiser gebruik heeft gemaakt van een echt bevonden Keniaans paspoort bezit. Van hem wordt niet verwacht dat hij zich bij de Keniaanse autoriteiten meldt met de mededeling dat hij frauduleus een paspoort heeft gekregen. Eiser heeft verder niet toegelicht en onderbouwd waarom hij geen vragen kan stellen aan de Keniaanse autoriteiten om met de antwoorden aannemelijk te kunnen maken dat hij niet de Keniaanse nationaliteit heeft. Tevens heeft verweerder ter zitting verklaard dat indien eiser niet de Keniaanse nationaliteit heeft, hij niet naar Kenia zal worden uitgezet en dan dus niet zal worden blootgesteld aan mogelijke vervolging voor het vervalsen van persoonsgegevens. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Moet de behandeling van het beroep worden aangehouden?
9. Eiser heeft zich beroepen op vergelijkbare zaken [5] waarin ook speelt dat betrokkenen gebruik hebben gemaakt van echt bevonden maar volgens henzelf frauduleus verkregen Keniaanse paspoorten. Eiser verzoekt de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) over de hoger beroepen in die zaken af te wachten omdat daarin een oordeel zal worden gegeven over de bewijslastverdeling. Ook verzoekt hij om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen in afwachting van de uitspraak van de Afdeling.
9.1.
De rechtbank ziet geen aanleiding de behandeling van het beroep aan te houden en de voorlopige voorziening toe te wijzen in afwachting van de uitspraak van de Afdeling in bovengenoemde zaken. De rechtbank vindt dat er in eisers geval, anders dan in de door hem genoemde zaken, onvoldoende concrete aanwijzingen zijn om te twijfelen aan de echtheid en juistheid van eisers Keniaanse paspoort.
10. Al wat eiser verder heeft betoogd berust op de aanname dat eiser de Somalische nationaliteit heeft en niet de Keniaanse. Nu eiser daarvoor te weinig aanknopingspunten heeft gegeven, hoeft de rechtbank deze gronden niet verder te bespreken.

Conclusie en gevolgen

11. Verweerder heeft de aanvraag kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt.
12. Omdat de rechtbank nu beslist over het beroep en dit ongegrond verklaart, is er voor het treffen van een voorlopige voorziening geen reden meer. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
13. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. S.E. Harms, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan, voor zover het de hoofdzaak betreft, een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van de artikelen 31, eerste lid, en 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4082.
3.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2270.
4.ECLI:NL:RBDHA:2023:8572, onder 7 t/m 7.2.
5.Uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 21 september 2023, NL23.ECLI:NL:RBDHA:2023:15095; uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 25 juli 2023, NL23.14090; uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 3 juli 2023, NL23.11538; uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 31 mei 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:8443; uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 14 juni 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:8798; uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 9 juni 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:8572.