uitspraak
Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.32701
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S. Kalu-Mollema), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. E.H.J.M. de Bonth).
Inleiding en procesverloop
De staatssecretaris heeft de asielaanvraag van eiser bij besluit van 23 augustus 2023 niet in behandeling genomen, omdat Zwitserland verantwoordelijk is voor de aanvraag.
Op 28 augustus 2023 heeft de staatssecretaris aan Zwitserland meegedeeld dat de overdracht geannuleerd wordt, omdat toepassing is gegeven aan artikel 27, derde lid, van de Dublinverordening, welk artikel opschortende werking heeft.
Op 11 oktober 2023 heeft de staatssecretaris aan Zwitserland meegedeeld dat eiser op 19 oktober 2023 zal worden overgedragen.
Op 13 oktober 2023 heeft de staatssecretaris aan eiser kenbaar gemaakt dat de overdrachtstermijn is opgeschort.
Eiser heeft op 16 oktober 2023 beroep ingesteld tegen de opschorting van de overdrachtstermijn. Ook heeft eiser de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening inhoudende dat hij het beroep in Nederland mag afwachten.
Bij brief van 18 oktober 2023 heeft de staatssecretaris de rechtbank geïnformeerd dat eiser het beroep in Nederland mag afwachten, dat de overdracht is geannuleerd en dat er dus geen belang meer is bij de voorlopige voorziening. Daarbij heeft de staatssecretaris aan eiser proceskostenvergoeding aangeboden voor het indienen van de voorlopige voorziening.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening op 7 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. A. Khalaf en mr. E. Berger als waarnemers voor de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.
Op 27 november 2023 heeft de rechtbank het onderzoek heropend, om partijen de gelegenheid te geven om te reageren op de Afdelingsuitspraken van 22 november 20231. Na
de verkregen reacties van partijen op 4 december 2023 en 6 december 2023 heeft de rechtbank het onderzoek opnieuw gesloten.
Beoordeling door de rechtbank
1. Ter discussie stond tussen partijen of de staatssecretaris de overdrachtstermijn als bedoeld in de Dublinverordening als opgeschort heeft mogen beschouwen vanwege het indienen van het verzoek om een voorlopige voorziening door eiser. Inmiddels is dit punt van discussie opgehelderd door de uitspraken van de Afdeling van 22 november 2023 voornoemd.
2. Thans staat ter discussie of het bericht van 28 augustus 2023 een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) betreft en of eiser nog procesbelang heeft bij zijn beroep. De rechtbank zal dit beoordelen aan de hand van de argumenten die partijen hebben aangevoerd.
3. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Eiser heeft geen procesbelang bij zijn beroep. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is het beroep ontvankelijk?
4. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of het opschorten van de overdrachtstermijn een besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb, waartegen eiser beroep kan instellen bij de rechtbank.
5. Eiser stelt zich op het standpunt dat dit het geval is, en verwijst daartoe naar de uitspraak van de Afdeling van 14 december 2022.1
6. De staatssecretaris stelt in de reactie van 6 december 2023 dat het opschorten van de overdrachtstermijn geen besluit is, en verwijst daartoe naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, van 3 oktober 20232. Het standpunt op zitting dat dit wel zo was, berustte volgens de staatssecretaris op een ambtelijke misslag.
7. De rechtbank overweegt als volgt. Het verlengen van de overdrachtstermijn is een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. De rechtbank verwijst hiertoe naar de uitspraak van de Afdeling van 14 december 2022.3 Het opschorten van de uiterste overdrachtstermijn is naar het oordeel van de rechtbank ook een besluit, omdat dit evident op rechtsgevolg gericht is, net zoals dat een verlenging van de uiterste overdrachtstermijn - waarover het ging in de aangehaalde uitspraak- evident op rechtsgevolg is gericht.4 Eiser kon dus beroep instellen tegen het opschorten van de overdrachtstermijn. Onbestreden gesteld is dat de opschorting van 28 augustus 2023 op 13 oktober 2023 aan de gemachtigde van eiser bekend is gemaakt. Het beroep van 16 oktober 2023 is daarom tijdig ingediend.