Uitspraak
[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Inleiding
4 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, mr. C.T.W. van Dijk als waarnemer van de gemachtigde van eiser, A. Cherradi als tolk en de gemachtigde van verweerder.
Beoordeling door de rechtbank
Wat vindt eiser in beroep?
De rechtbank overweegt dat als uitgangspunt geldt dat verweerder, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, in het algemeen ervan uit mag gaan dat Bulgarije zijn internationale verplichtingen nakomt. De hoogste bestuursrechter heeft in de uitspraken van 16 augustus 2023 bevestigd dat verweerder bij Bulgarije uit mag gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit niet langer het geval is omdat sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen in de asielprocedure of de opvangvoorzieningen, waardoor hij bij overdracht aan Bulgarije een reëel risico loopt op een onmenselijke of vernederende behandeling. [4] Eiser is hier naar het oordeel van de rechtbank niet in geslaagd. Eisers verwijzing naar verschillende rechtbankuitspraken is hiervoor onvoldoende. Bijna alle uitspraken die eiser in zijn zienswijze heeft genoemd, dateren van voor de uitspraken van de hoogste bestuursrechter van 16 augustus 2023. Het enkele feit dat het in die uitspraken van 16 augustus 2023 niet expliciet gaat over de opvangvoorzieningen, detentie en de toegang tot rechtsbijstand in Bulgarije, brengt de rechtbank – anders dan in de uitspraak van 3 oktober 2023 – niet tot een ander oordeel. De rechtbank ziet hiervoor ondersteuning in verschillende uitspraken van de hoogste bestuursrechter [5] . In die uitspraken werd door de vreemdeling ook gewezen op problemen rondom detentie, de toegang tot rechtsbijstand en de opvangvoorzieningen.
6. De persoonlijke ervaringen van eiser leiden niet tot een ander oordeel. Die maken niet dat sprake is van structurele tekortkomingen van de asielprocedure in Bulgarije. De rechtbank overweegt allereerst dat Bulgarije met het claimakkoord heeft gegarandeerd dat het verzoek van eiser om internationale bescherming in behandeling zal worden genomen en dat de internationale verplichtingen van Bulgarije daarbij worden nageleefd. Eiser heeft verklaard dat hij racistisch is behandeld en dat hij geslagen en mishandeld is. Het ligt echter op de weg van eiser om hierover te klagen bij de Bulgaarse autoriteiten. Niet is gebleken dat eiser heeft geprobeerd om bij de Bulgaarse autoriteiten of de Bulgaarse (hoogste) rechter hierover te klagen dan wel dat dit op voorhand zinloos is.
7. Eiser heeft verder geen andere omstandigheden naar voren gebracht die aanleiding geven voor het oordeel dat een risico bestaat dat hij na overdracht aan Bulgarije aan een schending van artikel 4 van het Handvest en artikel 3 van het EVRM wordt blootgesteld. Verweerder is in dit geval dan ook terecht uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
Conclusie en gevolgen
Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
Beslissing
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open