ECLI:NL:RBDHA:2024:3367

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 maart 2024
Publicatiedatum
13 maart 2024
Zaaknummer
SGR 23/1926 en SGR 23/2936
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van recht bij Woo-verzoeken en niet-ontvankelijkheid van beroep

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 15 maart 2024, met zaaknummers SGR 23/1926 en SGR 23/2936, is de rechtbank geconfronteerd met de beroepen van eiser tegen besluiten van de Nationale ombudsman (de No) die zijn Woo-verzoeken buiten behandeling heeft gesteld wegens misbruik van recht. De rechtbank oordeelt dat de Woo-verzoeken van eiser terecht zijn afgewezen. Eiser had een groot aantal verzoeken ingediend, waarvan de No concludeerde dat deze niet waren ingediend met het doel om publieke informatie te verkrijgen, maar eerder om de organisatie van de No te frustreren. De rechtbank stelt vast dat eiser misbruik heeft gemaakt van zijn procesrecht door onevenredig veel verzoeken in te dienen en door zijn gedrag, dat als rancuneus kan worden gekarakteriseerd. De rechtbank verklaart de beroepen van eiser niet-ontvankelijk, wat betekent dat de bestreden besluiten van de No in stand blijven. De rechtbank wijst erop dat de No de bevoegdheid had om de verzoeken buiten behandeling te stellen, ook al was de termijn van twee weken overschreden, omdat er sprake was van misbruik van recht. De rechtbank concludeert dat eiser de Woo-verzoeken heeft ingediend zonder redelijk doel en dat zijn gedrag blijk geeft van kwade trouw.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 23/1926 en SGR 23/2936

uitspraak van de meervoudige kamer van 15 maart 2024 in de zaken tussen

[eiser] , uit [woonplaats] (Frankrijk), eiser

en

de Nationale ombudsman (de No), verweerder

(gemachtigde: mr. L. Scheppink).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiser tegen het besluit op bezwaar van 9 maart 2023 en het ongedateerde besluit, verzonden op 14 april 2023 (de bestreden besluiten) op eisers verzoeken op grond van de Woo. [1]
1.1.
In het bestreden besluit van 9 maart 2023 is de No gebleven bij zijn primaire besluit van 12 december 2022 om vijf Woo-verzoeken van eiser buiten behandeling te stellen wegens misbruik van recht, zoals opgenomen in artikel 4.6 van de Woo.
1.2
In het besluit van 14 april 2023 heeft de No twaalf Woo-verzoeken van eiser buiten behandeling gesteld wegens misbruik van recht, onder verwijzing naar het besluit van 12 december 2022. Het door eiser hiertegen gemaakte bezwaar is aangemerkt als rechtstreeks beroep.
1.3.
Eiser heeft op 17 april 2023 en 10 oktober 2023 een aanvullend beroepschrift ingediend.
1.4.
De No heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift van 21 april 2023 en een aanvullend verweerschrift van 29 november 2023.
1.5.
De rechtbank heeft de beroepen op de zitting van 13 december 2023 behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van de No, vergezeld door
mr. [naam 1] .

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaan deze zaken over?
2. Deze zaken gaan kort gezegd over de vraag of eiser met de indiening van zijn Woo-verzoeken kennelijk een ander doel heeft gehad dan het verkrijgen van publieke informatie en daarmee misbruik van (proces)recht heeft gemaakt.
Wat heeft de No besloten?
2.1.
Bij het primaire besluit van 12 december 2022 heeft de No besloten vijf door eiser na 17 november 2022 ingediende Woo-verzoeken [2] buiten behandeling te stellen wegens misbruik van recht. [3] De No heeft bij dit besluit ook de maatregel opgelegd dat hij na de inwerkingtreding van dit besluit maximaal twee Woo-verzoeken per maand van eiser in behandeling zal nemen. Dit betreft verzoeken ingediend door eiser persoonlijk, verzoeken die namens de stichting [naam stichting] te [vestigingsplaats] zijn ingediend en verzoeken van derden, waarbij eiser als gemachtigde optreedt.
2.2.
Bij het bestreden besluit van 9 maart 2023 heeft de No het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Volgens de No is sprake van misbruik van recht. Uit het (proces)gedrag van eiser kan worden afgeleid dat hij Woo-verzoeken indient zonder redelijk doel of voor een ander doel dan waarvoor de Woo is bedoeld, het verkrijgen van publieke informatie. Sinds de inwerkingtreding van de Woo op 1 mei 2022 zijn er 68 Woo-verzoeken [4] bij de No ingediend, waarvan voor 41 verzoeken geldt dat eiser daar op enige wijze bij is betrokken. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de Woo-verzoeken zijn ingediend om onderzoek te verrichten. Het verband daartussen ontbreekt. Daarnaast ontbreken een onderzoeksstrategie en een onderzoeksplan. Eiser heeft dit niet kunnen verduidelijken. Uit de vaagheid van de verzoeken, de hoeveelheid, de onsamenhangende onderwerpen, de vele bezwaar- en beroepsprocedures en klachten die hierop zijn gevolgd, volgt volgens de No dat geen sprake is van gewone verzoeken om informatie. Eiser probeert bewust de No dan wel zijn organisatie te treffen door onevenredig veel beslag te leggen op de ambtelijke capaciteit. Ook is sprake van rancune. Zo laat eiser zich laatdunkend uit over de No, zowel de persoon als de medewerkers van de organisatie en heeft eiser onder dreiging van aangiften medewerkers geprobeerd te dwingen bepaalde informatie te overleggen. Dreigementen die ook in bepaalde gevallen zijn geëffectueerd. Ook heeft eiser persoonsgegevens van medewerkers van de No zonder hun toestemming online geplaatst. Daarnaast heeft eiser zich online (in Twitterberichten) negatief uitgelaten over de organisatie en de medewerkers van de No. Dit alles in samenhang bezien, brengt volgens de No met zich dat de Woo wordt aangewend voor een ander doel dan waarvoor de wet is bedoeld en dat daarmee sprake is van misbruik van recht. Daarom is onverwijld, nadat is gebleken dat eiser een ander doel heeft dan het verkrijgen van publieke informatie, besloten om de Woo-verzoeken buiten behandeling te stellen. Dit kan ook na de tweewekentermijn. Om met de vereiste zorgvuldigheid te beoordelen of sprake was van misbruik van recht was immers tijd nodig. Voor de beantwoording van de vraag of misbruik van recht aan de orde is, verwijst de No naar de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) op het gebied van misbruik van recht [5] en naar de toelichting bij artikel 4.6 van de Woo.
2.3.
In het besluit van 14 april 2023 heeft de No twaalf door eiser, al dan niet in naam van stichting [naam stichting] of anderszins na 13 december 2022 ingediende Woo-verzoeken buiten behandeling gesteld wegens misbruik van recht, onder verwijzing naar het besluit van 12 december 2022 en voorzien van een gelijkluidende motivering, zoals verwoord in het besluit van 9 maart 2023.
Wat vinden partijen in beroep?
3. Eiser voert aan dat de No door het opleggen van de maatregel van maximaal twee Woo-verzoeken per maand misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid, neergelegd in artikel 4.6 van de Woo. Dit artikel biedt deze ruimte niet. Verder kan het bestreden besluit van 9 maart 2023 en het besluit van 14 april 2023 niet in stand blijven, omdat het besluit tot buitenbehandelingstelling van zijn Woo-verzoeken niet binnen twee weken na het moment van indiening van de betreffende verzoeken is genomen. Overschrijding van deze termijn is fataal. [6] Of misbruik van recht aan de orde is, is daarom irrelevant. Voor zover relevant stelt eiser dat de No het misbruikverwijt niet heeft onderbouwd. De leugens die de No aan dit misbruikverwijt ten grondslag heeft gelegd, heeft eiser met de door hem ingediende producties weerlegd.
4. De No stelt zich in zijn verweerschriften op het standpunt dat de discussie in deze zaken vooral moet gaan over de vraag of sprake is van misbruik van recht. De discussie over de opgelegde maatregel van maximaal twee Woo-verzoeken per maand is inmiddels grotendeels door de feiten achterhaald. De No trekt het onderdeel van het besluit dat ziet op deze maatregel daarom in. Dat betekent dat het bezwaarschrift op dit punt leidt tot een gedeeltelijke herroeping van het primaire besluit. Verder handhaaft de No zijn standpunt over het misbruik van recht, zoals verwoord in de bestreden besluiten. De bestreden besluiten zijn zo spoedig als een zorgvuldig onderzoek toestond genomen.
Beoordeling door de rechtbank
Aanvullende processtukken en goede procesorde
5. Partijen kunnen in elk geval tot tien dagen voor de zitting nadere stukken indienen. [7] Het indienen van stukken voor het begin van die tiendagentermijn kan echter ook in strijd zijn met de goede procesorde. Dat is het geval als die stukken zo laat worden ingediend dat de andere partijen worden belemmerd om daarop voldoende te reageren of de goede voortgang van de procedure daardoor op andere wijze wordt belemmerd.
5.1.
De rechtbank heeft op 1 december 2023 per e-mail een groot aantal producties van eiser ontvangen. Het gaat om 36 e-mails met een groot aantal bijlagen. Gelet op de omvang van deze producties is eiser verzocht de ingediende stukken op papier na te zenden. [8] Aan dit verzoek heeft eiser niet voldaan. Niet is gebleken dat eiser deze producties niet eerder had kunnen overleggen. Dat hij in een andere procedure bij deze rechtbank zou hebben toegezegd dat hij nog 800 producties aan de rechtbank zou toezenden, maakt dit niet anders. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het in strijd met de goede procesorde om deze per e-mail gestuurde producties bij de beoordeling te betrekken. Eiser heeft op 7 december 2023 een bij die 800 producties behorend overzicht van ongeveer 65 pagina’s digitaal ingediend. Dit document is toegevoegd aan het procesdossier. Eiser geeft daarin een overzicht van en persoonlijke waardering over contacten en beslissingen van verschillende instanties en personen in uiteenlopende procedures over een langere periode tot aan de zitting. De rechtbank is van oordeel dat eiser dit document gelet op al wat daarin wordt gesteld in een eerder stadium van de beroepsprocedure had kunnen en ook had moeten indienen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het eveneens in strijd met de goede procesorde is om dit document bij de beoordeling te betrekken.
Voorgeschiedenis
6. De rechtbank gaat aan de hand van de processtukken en de stellingen van partijen uit van de volgende vaststaande feiten.
7. Eiser heeft voorafgaand aan de zeventien Woo-verzoeken, al dan niet in naam van stichting [naam stichting] of anderszins, een groot aantal andere Woo-verzoeken over verschillende onderwerpen bij de No ingediend. Tot het primaire besluit van de No waren dat – gerekend vanaf de inwerkingtreding van de Woo (op 1 mei 2022) – 24 Woo-verzoeken en op 28 februari 2023 waren dat 41 Woo-verzoeken.
8. Eiser correspondeert met de No en de rechtbank op eigen naam vanaf een
e-mailadres ( [e-mailadres] ) met documenten voorzien van het logo “Stichting [naam stichting] ”. Dit is een stichting gevestigd in [vestigingsplaats] . In de oprichtingsakte van de stichting van 3 maart 2023 is vermeld dat de stichting als doel heeft: “het bevorderen van de democratische rechtsorde, het bevorderen van spreiding van kennis, macht en inkomen en het verrichten van al wat hiermee verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn”.
9. Medewerkers van de No hebben met eiser over de ingediende Woo-verzoeken een aantal gesprekken gevoerd. Dit was onder meer op 16 november 2022.
10. In de brief van 17 november 2022 schrijft eiser aan de No onder meer:

De documenten die ik onlangs in kopie heb ontvangen nadat ik deze langs de weg van een verzoek in de zin van de Wet open overheid (Woo) had opgevraagd namens mijn cliënt de heer (…) hebben nogmaals duidelijk gemaakt hoezeer u en uw organisatie hebben gefaald in de Groninger huurzaak.(…)
Eerder heb ik u al eens voorgesteld om uw optreden in de Groninger huurzaak door externen te laten evalueren en dat voorstel leg ik thans nogmaals, zij het dit keer voor de laatste keer, aan u voor. Ik geef er daarbij de voorkeur aan om de wijze waarop een dergelijke evaluatie zou kunnen worden vormgegeven te laten vastleggen in een overeenkomst waarbij ook de heer (…) partij is, in welk verband ik goede ervaringen heb opgedaan met een bemiddelende rol van de landsadvocaat. Het zou mooi zijn wanneer langs die weg een verdergaande juridische strijd, die slechts tot aanzienlijke schade kan lijden voor de reputatie van de Nationale ombudsman als persoon en als instituut, nog tijdig kan worden voorkomen. Ik verneem dan ook gaarne of u bereid bent om aan het welslagen van het geschetste traject een bijdrage te leveren.
Met de heren (…) en (…) heb ik voorts stilgestaan bij de resultaten van de eerste ronde Woo-verzoeken die u dezerzijds heeft ontvangen. Ik heb daarbij aangegeven dat een volgende, wat uitvoeriger ronde onlangs van start is gegaan en dat wij ervan uitgaan dat u inmiddels maatregelen heeft genomen om te voorkomen dat dit soort verzoeken ook nu weer langer blijven liggen dan de wetgever voor ogen heeft gestaan. De aanleiding tot die volgende ronde is dat uit de documenten die wij tot nu toe in handen hebben gekregen genoegzaam is gebleken dat er nogal wat mis is met het functioneren van uw organisatie en dat u daarbij ook zelf een rol vervult die met een aantal vraagtekens kan worden omgeven. Overigens is de kern van het disfunctioneren van u en uw organisatie wat ons betreft nog steeds dat u de onderzoeksverplichting die voortvloeit uit artikel 9:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht slechts hoogst zelden naleeft. Ook in dit verband daarom een voorstel, en wel om extern te laten onderzoeken in hoeverre die verplichting nog past bij de rol die u en anderen zien weggelegd voor het instituut dat u vertegenwoordigt. Als u ook dit voorstel omarmt dan treed ik gaarne met u in overleg over de wijze waarop een dergelijk onderzoek zou kunnen worden aangepakt en zal ik voorts graag met u bespreken wat een en ander betekent voor de Woo-verzoeken die nog op stapel staan.”
10.1.
Op 18 november 2022 heeft eiser met een beroep op de Woo aan de No verzocht “om hem in kopie te doen toekomen de werkagenda van [naam 2] over de periode 1 januari 2020 tot heden”.
10.2.
Op 21 november 2022 heeft eiser met een beroep op de Woo aan de No verzocht “om hem in kopie te doen toekomen de verslagen (notulen) van alle vergaderingen van het MT die sinds 1 januari 2019 hebben plaatsgevonden”.
10.3.
Op 22 november 2022 heeft eiser met een beroep op de Woo aan de No verzocht “om hem in kopie te doen toekomen alle documenten waarin tot uitdrukking komt waarom de No zijn website voor professionals in het leven heeft geroepen, wat de ervaringen met deze website zijn en wat maakt dat de No bepaalde informatie alleen op die website plaatst dan wel aanzienlijk prominenter dan op de website die de No onderhoudt voor het bredere publiek”.
10.4.
Op 25 november 2022 heeft eiser met een beroep op de Woo aan de No verzocht “om hem in kopie te doen toekomen de verslagen (notulen) van alle vergaderingen van het bestuur van de Vereniging voor Klachtrecht die sinds 1 januari 2019 hebben plaatsgevonden en alle documenten waarin werkzaamheden tot uitdrukking komen die gedurende de afgelopen vier jaar door medewerkers van de No voor die vereniging zijn verricht”.
10.5.
Op 1 december 2022 heeft eiser met een beroep op de Woo aan de No verzocht “om hem in kopie te doen toekomen alle documenten waaruit kan worden opgemaakt welk beslag de functies van vice-president van de Caribbean Ombudsman Association, regional director for the European region of the International Ombudsman Institute (IOI) en lid van de Board of Directors van het IOI leggen op de tijd van de heer [naam 2] ”. Ook heeft eiser verzocht “om hem in kopie te doen toekomen alle documenten waaruit blijkt welke kosten de eventuele reizen voor deze functies van de heer [naam 2] en eventuele vergezellende medewerkers met zich hebben gebracht”.
10.6.
Op 13 december 2022 heeft eiser met een beroep op de Woo aan de No verzocht “om hem in kopie te doen toekomen de werkagenda van [naam 2] over de periode 1 januari 2020 tot heden”.
10.7. Op 13 december 2022 heeft eiser met een beroep op de Woo aan de No verzocht “om hem in kopie te doen toekomen de documenten naar aanleiding van het besluit in zaak 1593561 (huurcommissie)”.
10.8.
Op 9 januari 2023 heeft eiser met een beroep op de Woo aan de No verzocht “om hem in kopie te doen toekomen de documenten die zien op het Woo-besluit bestuurskosten”.
10.9.
Op 9 februari 2023 heeft eiser met een beroep op de Woo, namens een client, aan de No verzocht “om hem in kopie te doen toekomen alle documenten die getuigen van
werkzaamheden die door medewerkers en/of externen zijn verricht ter afhandeling
van het Woo-verzoek van 4 oktober 2022 van client”.
10.10.
Op 9 februari 2023 heeft eiser met een beroep op de Woo, namens een client, aan de No verzocht “om hem in kopie te doen toekomen alle documenten die zien op anticipatie inwerkingtreding Woo en maatregelen tegen ontoereikende capaciteit”.
10.11.
Op 9 februari 2023 heeft eiser met een beroep op de Woo, namens een client, aan de No verzocht “om hem in kopie te doen toekomen alle documenten die zien op hoeveel datalekken in 2022, hoeveel gemeld bij AP, welke maatregelen genomen ter voorkoming datalekken en AVG bewustwording binnen organisatie”.
10.12.
Op 9 februari 2023 heeft eiser met een beroep op de Woo, namens een client, aan de No verzocht “om hem in kopie te doen toekomen alle documenten waaruit grote instroom van nieuwe zaken blijkt en hoe deze stroom zich verhoudt tot die van het eerste en vierde
kwartaal 2021, alsmede alle documenten ten aanzien van capaciteitstekort waardoor reactie op verzoek van cliënt is uitgebleven”.
10.13.
Op 3 maart 2023 heeft eiser met een beroep op de Woo, namens de stichting [naam stichting] , aan de No verzocht “om hem in kopie te doen toekomen alle documenten die zien op het werkbezoek Bonaire (november 2022), alle documenten ten aanzien van het programma, het aantal meereizende medewerkers en het kostenoverzicht”.
10.14.
Op 24 maart 2023 heeft eiser met een beroep op de Woo aan de No verzocht “om hem in kopie te doen toekomen alle documenten die zien op onderzoeksvoorstellen van de afgelopen 3 jaar al dan niet via braingain voorzien van commentaar van de No en kopie van waar onderzoeken toe hebben geleid en hoe gecommuniceerd is naar de klagende burger”.
10.15.
Op 24 maart 2023 heeft eiser met een beroep op de Woo aan de No verzocht “om hem in kopie te doen toekomen alle documenten die zien op de Totstandkoming Regeling
herzieningsverzoeken en aantal herzieningsverzoeken met resultaat van afgelopen 5 jaar”.
10.16.
Op 3 april 2023 heeft eiser met een beroep op de Woo, namens een client, aan de No verzocht “om hem in kopie te doen toekomen alle documenten ten aanzien van de voorbereiding van de Woo, maatregelen voor naleving van de wet, afstemming informatiehuishouding op eisen Woo, capaciteitsproblemen, scholing medewerkers, voorlichting/instructies aan medewerkers”.
10.17.
Op 13 april 2023 heeft eiser met een beroep op de Woo, namens een client, aan de No verzocht “om hem in kopie te doen toekomen alle documenten ten aanzien van de
contactafspraken”.
Intrekking van de opgelegde maatregel
11. De rechtbank stelt vast dat de No in zijn verweerschrift van 29 november 2023 de reikwijdte van het bestreden besluit van 9 maart 2023 heeft beperkt tot misbruik van recht en de opgelegde maatregel heeft herroepen.
Buitenbehandelingstelling van de Woo-verzoeken
12. De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat het bestreden besluit van 9 maart 2023 niet in stand kan blijven, omdat het besluit tot buitenbehandelingstelling van zijn Woo-verzoeken niet binnen twee weken na het moment van indiening van de betreffende verzoeken is genomen.
12.1.
Op grond van artikel 4.6 van de Woo kan het bestuursorgaan indien de verzoeker kennelijk een ander doel heeft dan het verkrijgen van publieke informatie of indien het verzoek evident geen bestuurlijke aangelegenheid betreft, binnen twee weken na ontvangst van het verzoek, dan wel onverwijld nadat is gebleken dat de verzoeker kennelijk een ander doel heeft dan het verkrijgen van publieke informatie, besluiten het verzoek niet te behandelen.
12.2.
Niet in geschil is dat het primaire besluit van 12 december 2022 meer dan twee weken later is genomen gerekend vanaf de indiening van de verzoeken van 18, 21, 22, 25 november 2022. Ook is niet in geschil dat het besluit van 14 april 2023 meer dan twee weken later is genomen gerekend vanaf de verzoeken van 13 december 2022, 9 januari 2023, 9 februari 2023, 3 en 24 maart 2023. Dit betekent echter niet dat deze verzoeken op grond van artikel 4:6 van de Woo niet meer buiten behandeling konden worden gesteld door de No. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
12.3.
Op grond van artikel 4.4, eerste lid, van de Woo beslist het bestuursorgaan zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken gerekend vanaf de dag na die waarop het verzoek is ontvangen. Het bestuursorgaan kan de termijn voor ten hoogste twee weken verdagen. Uit de wetsgeschiedenis [9] volgt, dat als evident geen sprake is van een bestuurlijke aangelegenheid en objectief kan worden vastgesteld dat er redelijkerwijs geen belang bij een verzoek bestaat, een dergelijk verzoek vereenvoudigd moet kunnen worden afgedaan. Een termijnstelling van twee weken is daarbij gerechtvaardigd, omdat de bevoegdheid om een dergelijk besluit te nemen in het leven wordt geroepen om in voorkomende gevallen een verzoek vereenvoudigd af te doen. Dan mag van het bestuursorgaan worden verwacht dat het terstond dergelijke gevallen afdoet. Als sprake is van een omvangrijker verzoek, kan in de loop van de behandeling blijken dat de verzoeker een ander doel heeft dan het verkrijgen van informatie. Om die reden is in artikel 4.6 van de Woo expliciet opgenomen dat buiten de termijn van twee weken nog een buitenbehandelingstelling kan volgen, nadat is gebleken dat de verzoeker kennelijk een ander doel heeft dan het verkrijgen van publieke informatie. Het besluit moet dan onverwijld worden genomen.
12.4.
Het betoog van eiser dat de bevoegdheid tot buiten behandeling stellen in het geval van misbruik van de Woo na twee weken niet meer zou bestaan, zou er bovendien toe leiden dat met artikel 4.6 de antimisbruik-jurisprudentie die is gevormd op basis van artikel 3:13 in samenhang gelezen met artikel 3:15 van het Burgerlijk Wetboek (BW) over de zorgvuldigheid waarmee dient te worden beoordeeld of er sprake is van misbruik van recht, aan betekenis zou hebben ingeboet. Voor die opvatting biedt de wetsgeschiedenis geen aanknopingspunten.
12.5.
Gebleken is dat de brief van eiser van 17 november 2022 voor de No de aanleiding is geweest om een onderzoek te starten naar mogelijk misbruik van recht door eiser. Vervolgens zijn in de veertien dagen daarna (de periode van 18 november tot 1 december 2022) door eiser de vijf Woo-verzoeken ingediend. Het is evident dat met het onderzoeken van de rechtmatigheid van deze verzoeken enige tijd is gemoeid. Bij een dergelijk onderzoek dienen immers – vanwege de vereiste zorgvuldigheid in de besluitvorming – meerdere aspecten te worden betrokken, wat tijd in beslag neemt. De No heeft naar het oordeel van de rechtbank met het besluit van 12 december 2022 onverwijld nadat van misbruik is gebleken op de Woo-verzoeken beslist. Van het overschrijden van een termijn is geen sprake.
12.6.
De rechtbank ziet in wat eiser verder nog aanvoert, namelijk dat de brief van 17 november 2022 geen nieuwe informatie zou bevatten en als smoes is gebruikt door de No, geen reden voor een ander oordeel. De No heeft in zijn besluitvorming en het verweerschrift van 9 maart 2023 voldoende toegelicht waarom hij die brief van doorslaggevend belang vond.
12.7
De dag na het besluit van 12 december 2022 heeft eiser twee nieuwe Woo-verzoeken ingediend en in de drie maanden daarna de andere onder 12.2. genoemde Woo-verzoeken. Het is evident dat ook met het onderzoeken van de rechtmatigheid van deze verzoeken enige tijd was gemoeid. Daarbij komt dat eiser vanwege het besluit van 12 december 2022 twee voorlopige voorziening procedures aanhangig heeft gemaakt. De voorzieningenrechter heeft in die procedures op 7 februari 2023 en 31 maart 2023 [10] uitspraak gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de No ook met het besluit van 14 april 2023 onverwijld nadat van misbruik is gebleken op de Woo-verzoeken beslist. Van het overschrijden van een termijn is geen sprake.
Misbruik van recht
13. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling kan op grond van artikel 3:13, gelezen in verbinding met artikel 3:15 van het BW de bevoegdheid om bij de bestuursrechter beroep in te stellen niet worden ingeroepen voor zover deze bevoegdheid wordt misbruikt. [11] Deze artikelen verzetten zich tegen inhoudelijke behandeling van een bij de bestuursrechter ingesteld beroep dat misbruik van recht behelst en bieden een wettelijke grondslag voor niet-ontvankelijkverklaring van een zodanig beroep. Daartoe zijn zwaarwichtige gronden vereist, die onder meer aanwezig zijn als rechten of bevoegdheden zodanig evident zijn aangewend zonder redelijk doel of voor een ander doel dan waartoe zij zijn gegeven, dat het aanwenden van die rechten of bevoegdheden blijk geeft van kwade trouw.
13.1.
Dit uitgangspunt geldt ook voor verzoeken op grond van de Woo. Een min of meer overmatig beroep op door de overheid geboden faciliteiten levert in het algemeen op zichzelf nog geen misbruik van recht op. Elk beroep op die faciliteiten, waaronder de in het stelsel van de Wob geboden faciliteiten, brengt immers kosten met zich voor de overheid en benadeelt de overheid in zoverre. Het enkele feit dat een verzoeker een geschil heeft met een bestuursorgaan is nog geen grond om aan te nemen dat sprake is van misbruik. Wel kan het aantal malen dat een bepaald recht of een bepaalde bevoegdheid wordt aangewend, in combinatie met andere omstandigheden bijdragen aan de conclusie dat sprake is van misbruik van recht. [12]
13.2.
Een indiener van een Wob (thans Woo)-verzoek hoeft bij zijn verzoek geen belang te stellen. [13] Dat laat onverlet dat de bevoegdheid tot het indienen van zo’n verzoek met een bepaald doel is toegekend, namelijk dat in beginsel een ieder kennis kan nemen van overheidsinformatie. [14] Nu misbruik van recht zich kan voordoen indien een bevoegdheid wordt aangewend voor een ander doel dan waarvoor zij is gegeven, kan het doel van een Wob-verzoek relevant zijn om te beoordelen of misbruik van recht heeft plaatsgevonden. [15] Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van misbruik van recht wordt ook het eerdere (procedeer)gedrag van een Wob-verzoeker betrokken. [16]
13.3.
De toets of sprake is van misbruik van recht is tot stand gekomen onder de werking van de Wob, maar geldt naar zijn aard ook voor andere procedures.
13.4.
Sinds de inwerkingtreding van de Woo op 1 mei 2022 heeft de No 45 Woo-verzoeken ontvangen die door of namens eiser zijn ingediend. De zeventien Woo-verzoeken die in deze zaak aan de orde zijn, maken deel uit van dit grotere aantal Woo-verzoeken met een breed scala aan onderwerpen. [17] Zoals de No in de bestreden besluiten uitgebreid heeft gemotiveerd, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat het gestelde doel van het onderzoek naar de wijze waarop de No invulling geeft aan zijn onderzoeksverplichting samenhangt met de inhoud van de Woo-verzoeken. Het verband daartussen ontbreekt. Daarnaast ontbreken een onderzoeksstrategie en een onderzoeksplan. Eiser heeft dit niet kunnen verduidelijken, ondanks dat hij daartoe door de No in de gelegenheid is gesteld. De No gaat er daarom ten aanzien van de zeventien verzoeken terecht vanuit dat geen sprake is van gewone verzoeken om informatie. Dit volgt uit het aantal verzoeken in een korte periode, de omvang en de aard van de gevraagde en de vaagheid van de verzoeken. Dit alles bij elkaar maakt dat moet worden aangenomen dat uitvoering van de verzoeken een groot beslag gaat leggen op de capaciteit van de No. Ook valt op dat eiser nergens noemt dat hij wil dat de informatie openbaar wordt gemaakt. Eiser vraagt slechts om de informatie in kopie aan hem te verstrekken.
13.5.
Ook heeft de No terecht gewezen op het (procedeer)gedrag van eiser in het verleden. Eiser heeft vele brieven gezonden aan de No, klachten ingediend tegen de medewerkers van de No, waarbij eiser ook in enkele gevallen heeft gedreigd met strafrechtelijke aangiften en ook daadwerkelijk aangiften bij het Openbaar Ministerie heeft gedaan. Verder heeft eiser, zoals door de No onbetwist is gesteld, zich online negatief uitgelaten over de organisatie van de No en zonder toestemming persoonsgegevens van medewerkers online geplaatst. Hiermee heeft eiser druk uitgeoefend op de No, zodat de No op korte termijn beslissingen zou nemen die eiser welgevallig zijn. Daarnaast heeft de No onweersproken gesteld dat eiser vele rechtsmiddelen heeft aangewend tegen (het uitblijven van) besluiten van de No. Hierdoor is bij de No de indruk ontstaan dat eiser de organisatie van de No bewust probeert te treffen door een zwaar beslag te leggen op de ambtelijke en bestuurlijke capaciteit.
13.6.
In de brief van 17 november 2022 noemt eiser dat hij in een gesprek met medewerkers van de No heeft stilgestaan bij “de resultaten van de eerste ronde Woo-verzoeken”. Ook noemt eiser het laten uitvoeren van een extern onderzoek en dat hij graag in overleg treedt hoe dit zou kunnen worden aangepakt en wat een en ander betekent voor de Woo-verzoeken die nog op stapel staan.
13.7.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de verklaringen van eiser en zijn handelwijze niet dat hij met het indienen van de Woo-verzoeken beoogt om kennis te kunnen nemen van overheidsinformatie, maar dat hij handelt uit rancune en erop uit is de organisatie van de No te frustreren.
13.8.
De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser de bevoegdheid om Woo-verzoeken in te dienen zodanig heeft aangewend zonder redelijk doel dan wel voor een ander doel heeft gebruikt dan waarvoor die bevoegdheid is gegeven, dat het aanwenden van die rechten en bevoegdheden blijk geeft van kwade trouw. Er is misbruik gemaakt van een wettelijke bevoegdheid. De No heeft de Woo-verzoeken van eiser dan ook terecht wegens misbruik van recht buiten behandeling gesteld.
13.9.
De rechtbank ziet in wat eiser aanvoert geen reden voor een ander oordeel. Eiser heeft de weerlegging van de hem verweten gedragingen niet geconcretiseerd. Hij is in zijn beroepsgronden nagenoeg niet ingegaan op het misbruik van recht dat hem wordt verweten. Op de zitting geeft eiser aan dat het in deze zaken niet nodig is om op het misbruikverwijt in te gaan. Eiser stelt slechts dat hij alle gedragingen die de No hem verwijt, heeft weerlegd door het indienen van zijn producties. Bovendien is het niet aan eiser om aannemelijk te maken dat hem geen misbruik van recht kan worden verweten maar aan de No om aannemelijk te maken dat sprake is van misbruik van recht. De No heeft dit misbruikverwijt niet goed onderbouwd, dan wel de onderbouwing ervan gewijzigd. Daarbij heeft de No zich bediend van onwaarheden en is hij niet ingegaan op de door eiser aangevoerde argumenten. Volgens eiser maakt de No zelf misbruik van recht door het oprekken van zijn bevoegdheid, zoals neergelegd in artikel 4.6. van de Woo.
13.10.
Het misbruiken van een wettelijke bevoegdheid geldt ook voor het gebruik van de bevoegdheid om beroep in te stellen, omdat dat gebruik niet los kan worden gezien van het doel waarmee eiser de Woo heeft gebruikt. Daarbij merkt de rechtbank op dat het (procedeer)gedrag dat eiser bij de No heeft laten zien, zich heeft voortgezet bij de rechtbank. De rechtbank wijst op de vele en omvangrijke correspondentie die eiser de rechtbank heeft gestuurd en de tientallen procedures (tot op heden circa 65) die eiser alleen bij deze rechtbank, heeft aangespannen tegen de verschillende besluiten van de No op zijn vele Woo-verzoeken. Eiser handelt daarbij voor zichzelf, namens de stichting [naam stichting] en een aantal herhaald terugkerende personen. Steeds met gebruikmaking van het onder 8. genoemde e-mailadres. Eiser wekt hiermee de schijn die andere entiteiten voornamelijk te gebruiken voor het presenteren en ventileren van zijn eigen belangen.
13.11.
In lopende procedures zoekt eiser door middel van een grote hoeveelheid correspondentie en het stellen van diverse vragen in vergelijking met andere rechtzoekenden onevenredig veel en op een uiterst dwingende wijze contact met de griffie van de rechtbank. Hij legt daarmee bewust een onevenredig beslag op de capaciteit van de administratie en de griffiers, wat zijn weerslag heeft op de behandeltijd van andere zaken. Daarbij wijst de rechtbank op de 36 e-mails met 800 bijlagen die eiser kort voor de behandeling van dit beroep op zitting heeft ingediend. Eiser laat zich in zijn correspondentie laatdunkend uit over de medewerkers van de rechtbank. Verder wijst de rechtbank op de toonzetting van eiser op de zitting waarbij hij bij aanvang van de zitting de rechters voorhoudt dat hij hen voorwaardelijk wraakt als zij niet voldoen aan zijn verwachtingen over de wijze van behandeling en de negatieve uitlatingen in de pleitnotitie over een collega rechter die een uitspraak heeft gedaan in een andere procedure die eiser aanhangig heeft gemaakt, waar eiser zich niet in kan vinden. [18] Eiser is gewezen op zijn ongepaste taalgebruik, maar heeft geen aanleiding gezien om dit aan te passen.
13.12.
Eiser geeft verder online, in overige correspondentie of in processtukken onophoudelijk afbrekende kritiek op rechters en griffiers, teamvoorzitters en de rechtbankpresident, als die in zijn zaken in zijn ogen verkeerde (proces)beslissingen nemen of uitspraken hebben gedaan of daarbij betrokken waren. Eiser neemt de vrijheid om de rechtbank dwingend voor te houden welke rechters en griffiers van de rechtbank of welke andere rechtbank zijn zaken zouden moeten behandelen. Verder dient eiser vele klachten in over gedragingen en procesbeslissingen bij de rechtbankpresident en de klachtenfunctionaris. Ook bedreigt hij rechters, griffiers en het gerechtsbestuur met het doen van aangifte bij het openbaar ministerie of met het openbaar maken van door hem heimelijk gemaakte geluidsopnamen van de zitting van de rechtbank en de wrakingkamer indien zij niet handelen overeenkomstig de wensen van eiser. Ten aanzien van een aantal personen heeft eiser inmiddels aangifte gedaan. Eiser laat in zijn gedrag tegenover de rechtbank niet zien veel belang te hechten aan een oordeel van de rechtbank over de rechtmatigheid van de door hem bestreden besluiten. De rechtbank kan tot geen andere conclusie komen dan dat eiser bestuurlijke en gerechtelijke procedures aanwendt om te trachten bij die procedures betrokken personen in hun waarden aan te tasten door aantijgingen, insinuaties en beledigingen. Nadat eiser een beroep heeft ingediend genereert hij door onfatsoenlijk, procedureel gedrag voor alles bijzondere aandacht op zichzelf en zijn persoonlijke opvattingen.
13.13.
Voorts constateert de rechtbank dat eiser in de zaak SGR 23/3512 tijdens de zitting een verzoek tot wraking van twee rechters van de meervoudige kamer heeft gedaan. Dit verzoek heeft de wrakingskamer op diezelfde dag afgewezen. [19] Na de sluiting van het onderzoek in de zaken SGR 23/1926, SGR 23/2936 en SGR 23/3512 heeft eiser in de eerste zaak op 18 december 2023 om heropening van het onderzoek verzocht. Vervolgens heeft eiser in die zaak op 27 december 2023 een verzoek tot wraking van alle rechters van de meervoudige kamer gedaan, omdat eiser vond dat op zijn verzoek om heropening niet voortvarend genoeg werd beslist. Met de beslissing van 17 januari 2024 is de wraking in de zaak SGR 23/1926 afgewezen. [20] In de zaak SGR 23/2936 heeft eiser op 22 januari 2024 een verzoek tot wraking van alle rechters van de meervoudige kamer gedaan. Met de beslissing van 29 februari 2024 is ook in die zaak de wraking afgewezen. [21] In elke wrakingsbeslissing heeft de wrakingskamer geoordeeld dat eiser het middel van wraking voor een ander doel gebruikt dan waarvoor het is gegeven of met geen ander doel dan de voortgang van de procedure te frustreren en daarmee sprake is van misbruik van het wrakingsmiddel. Ook op 23 januari 2024, 15 en 23 februari 2024 en 29 februari 2024 heeft eiser verzocht om het onderzoek te heropenen dan wel te verwijzen naar een andere rechtbank. De rechtbank ziet in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding om het onderzoek te heropenen. Voor verwijzing van de zaak naar een andere rechtbank is evenmin aanleiding nu eiser zijn verzoek na aanvang van het onderzoek ter zitting heeft gedaan. [22]
13.14.
Op 5 maart 2024 ontving de rechtbank een door eiser voorafgaand aan de bekendmaking van deze uitspraak geschreven hogerberoepschrift van 15 maart 2024 en een concept van een klacht ingevolge artikel 13a van de Wet Rechterlijke organisatie over twee bij deze uitspraak betrokken rechters en zestien rechters die deel uitmaken van de wrakingkamer van de rechtbank Den Haag. Op 7 maart 2024 ontving de rechtbank van eiser een bericht waaruit volgt dat naast het hogerberoepschrift ook een verzoek om een voorlopige voorziening zal worden ingediend en een aankondiging dat een griffiemedewerker en een rechter aan eiser verhinderdata moeten opgeven en zich moeten voorbereiden op een oproep als getuige in die procedure.
13.15.
Op grond van al het vorenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat eiser het procesrecht voor een ander doel gebruikt dan waarvoor het is gegeven en op buitengewone wijze misbruik van het recht maakt.

Conclusie en gevolgen

14.
De rechtbank is van oordeel dat de No de Woo-verzoeken terecht buiten behandeling heeft gesteld wegens misbruik van recht. Bovendien heeft eiser misbruik gemaakt van de bevoegdheid tot het instellen van beroep tegen de bestreden besluiten. Nu het beroep misbruik van recht inhoudt, zijn de beroepen niet-ontvankelijk. De niet- ontvankelijk verklaring van de beroepen heeft tot gevolg dat de bestreden besluiten in stand blijven.
15.
Voor een proceskostenveroordeling en vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, voorzitter, en mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers en mr. D.W.M. Wenders, leden, in aanwezigheid van mr. J.R. van Veen, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2024.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Wet open overheid, de opvolger van de Wet openbaarheid van bestuur (de Wob).
2.Dit betreft de verzoeken van 18, 21, 22, 25 november en 1 december 2022.
3.Als bedoeld in artikel 4.6. van de Woo.
4.Tot op de datum van 28 februari 2023.
5.Zie onder meer de uitspraken van de Afdeling van 17 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:396 en van 1 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:920.
6.Eerste Kamer, vergaderjaar 2020 - 2021, 33 328, N, blz. 86-87.
7.Zie artikel 8:58, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
8.Onder toepassing van artikel 1:8, vierde lid, van het Procesreglement bestuursrecht rechtbanken 2021.
9.Kamerstukken II 2013/14, 33 328, nr. 9 p. 79-80.
11.Zie onder meer in de uitspraak van de Afdeling van 27 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4256.
12.Uitspraak van de Afdeling van 9 september 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2163.
13.Zie ook artikel 4.1, derde lid, van de Woo.
14.Uitspraak van de Afdeling van 18 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:426.
15.Uitspraak van de Afdeling van 21 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:974.
16.Uitspraak van de Afdeling van 11 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2291.
17.Deze verzoeken zien, onder meer, op het aantal klachten over de Huurcommissie, behandeltermijnen bij klachtbehandeling, de verantwoording van de bestuurskosten, informatie op het gebied van complex klaaggedrag, het functiegebouw, de webcarehandleiding, kosten van een werkbezoek aan Bonaire, notulen van MT-verslagen, documenten over de Vereniging voor klachtrecht en de agenda van de Nationale ombudsman.
18.O.a. in de pleitnotitie 23/1926, onder 14: “In mijn tweede verzoek laat ik werkelijk geen spaan heel van de uitspraak van uw collega, die ik niet alleen wegzet als domme muts, maar zelfs uitmaak voor verrader.”
22.Artikel 8:13, tweede lid, van de Awb.