12.2Doordat er dus een verschil is tussen de eerder gehanteerde inkomensgegevens en de nadien doorgegeven inkomensgegevens, hebben eisers een te hoog bedrag aan voorschot kindgebonden budget ontvangen. Op grond van artikel 26, tweede lid, van de Awir is het uitgangspunt dat verweerder het volledige bedrag terugvordert. Verweerder kan van volledige terugvordering afzien, indien de nadelige gevolgen van de terugvordering onevenredig zijn ten opzichte van de met die terugvordering te dienen doelen. Verweerder verwijst in het bestreden besluit naar het Verzamelbesluit Toeslagen van 1 juli 2022 (nr. 2022-21478; het Verzamelbesluit), waarin het beleid rondom het matigen van de terugvordering van toeslagen is opgenomen. Hierin is opgenomen dat alleen bijzondere omstandigheden zich verzetten tegen gehele terugvordering en dat als dergelijke omstandigheden zich voordoen en gehele terugvordering onevenredig is, verweerder kan afzien van de terugvordering of het bedrag van de terugvordering kan matigen. In het Verzamelbesluit zijn voorbeelden van bijzondere omstandigheden opgenomen en is vermeld dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden als de terugvordering het gevolg is van een afwijking van het geschatte inkomen op basis waarvan het voorschot is berekend. Dat is het geval in de situatie van eisers. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank dan ook voldoende gemotiveerd dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden om van terugvordering af te zien of deze te matigen. Uit hetgeen eisers hebben aangevoerd, zijn bijzondere omstandigheden ook overigens niet gebleken.
13. De gronden van eisers tegen de in rekening gebrachte dan wel vergoede rente, slagen niet. De heffings- en invorderingsrente zijn geregeld in de Awir, een wet in formele zin. De rechter is niet bevoegd de innerlijke waarde of billijkheid van de wet te beoordelen. De rechter is evenmin bevoegd een wet in formele zin te toetsen aan de Grondwet. Voor zover eisers zich in dit verband beroepen op schending van de artikelen 1 en 6 van de Grondwet, kan dat dus niet slagen.
14. Eiser heeft er verder nog op gewezen dat het bestreden besluit in zaaknummer
SGR 23/4177 gericht is aan eiseres, terwijl hij haar gemachtigde is. De rechtbank stelt vast dat eiseres in zaaknummer SGR 23/4177 werd bijgestaan door eiser als haar gemachtigde, zodat bekendmaking van het bestreden besluit had moeten plaatsvinden door toezending aan de gemachtigde. Gesteld noch gebleken is echter dat het bestreden besluit de gemachtigde niet heeft bereikt, zodat het voorgaande geen gevolgen heeft voor de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
Dwangsom(men) verschuldigd?
15. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder geen dwangsommen is verschuldigd aan eisers vanwege het uitblijven van een drietal kenmerken. Nog daargelaten dat uit de gedingstukken niet is gebleken dat eisers verweerder eerst in gebreke hebben gesteld wegens het uitblijven van een beslissing op bewaar, stelt de rechtbank vast dat er geen bezwaren voorliggen waarop verweerder nog een beslissing zou moeten nemen. Eisers hebben in dit verband weliswaar verwezen naar de kenmerknummers [nummer 7] , [nummer 8] en [nummer 9] en gesteld dat op die bezwaren niet is beslist, maar dat zijn de kenmerknummers van de brieven waarin de beschikkingsnummers van de in overweging 3, 4 en 5 vermelde besluiten zijn vervat.
Immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn?