ECLI:NL:RBDHA:2024:251
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiser had op 11 januari 2023 een asielaanvraag ingediend, maar de staatssecretaris heeft op 2 juni 2023 besloten deze aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat partijen daarmee instemden.
De rechtbank onderzoekt of de staatssecretaris terecht heeft besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen. Eiser betoogt dat de staatssecretaris niet mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat hij in Kroatië risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, en dat eiser niet heeft aangetoond dat zijn situatie anders is.
Daarnaast stelt eiser dat de staatssecretaris de behandeling van zijn aanvraag onverplicht had moeten aanvaarden op basis van artikel 17 van de Dublinverordening, omdat hij lijdt aan epilepsie en stress kan opwekken. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet ten onrechte geen advies heeft gevraagd aan het Bureau Medische Advisering, omdat de medische stukken niet aantonen dat de gezondheidstoestand van eiser zal verslechteren bij overdracht naar Kroatië.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser niet in behandeling hoeft te nemen en eiser aan Kroatië mag overdragen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.