ECLI:NL:RBDHA:2023:8123

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
7 juni 2023
Zaaknummer
NL23.6102
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de asielaanvraag van een Burundese vreemdeling in het kader van de Dublinverordening met betrekking tot Kroatië

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 6 juni 2023, betreft het een asielaanvraag van een Burundese vreemdeling die in Nederland een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, met het argument dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist. De rechtbank heeft de zaak verwezen naar de meervoudige kamer en het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen.

Tijdens de zitting op 16 mei 2023 heeft de rechtbank de argumenten van beide partijen gehoord. De eiser voerde aan dat er aanwijzingen zijn dat Kroatië zijn internationale verplichtingen niet nakomt, met verwijzing naar rapporten over mensenrechtenschendingen en pushbacks. De verweerder stelde dat er geen bewijs is dat pushbacks ook plaatsvinden bij Dublinclaimanten. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is dat pushbacks in Kroatië plaatsvinden en dat dit een fundamentele systeemfout in de asielprocedure van dat land vormt. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd dat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan en dat de asielaanvraag van de eiser niet in behandeling is genomen.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL23.6102

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

[v nummer]
(gemachtigde: mr. B. Snoeij),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C. Wesenbeek).

Procesverloop

Bij besluit van 28 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Daarnaast heeft hij verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist.
Op 29 maart 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. De rechtbank heeft de beroepszaak verwezen naar de meervoudige kamer en om die reden het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen. [1]
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 mei 2023. Op deze zitting zijn ook het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening met zaaknummers NL23.7025 en NL23.7026 behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk in de taal Kirundi is verschenen [naam 1] . Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Achtergrond en besluitvorming
1.1
Eiser is geboren op [geboortedatum] 1983 en heeft de Burundese nationaliteit. Hij heeft op [medio 4] september 2022 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd aangevraagd in Nederland.
1.2
Op [medio 1] november 2022 heeft verweerder de autoriteiten van Kroatië verzocht om eiser terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid en onder b, van de Dublinverordening [2] , omdat uit Eurodac is gebleken dat eiser op [medio 2] augustus 2022 in Kroatië een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Op [medio 3] november 2022 zijn de autoriteiten van Kroatië hiermee akkoord gegaan. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser daarom met het bestreden besluit niet in behandeling genomen.
Het standpunt van eiser
2. Eiser voert aan dat er concrete aanwijzingen zijn dat Kroatië zijn internationale verplichtingen niet nakomt. Uit diverse rapporten en artikelen blijkt dat in Kroatië sprake is van mensenrechtenschendingen, pushbacks en politiegeweld. Daarom kan volgens eiser ten aanzien van Kroatië niet worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en moet verweerder toepassing geven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening.
Het standpunt van verweerder
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eisers Dublinoverdracht aan Kroatië geen (in)direct reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM [3] en artikel 4 van het Handvest [4] meebrengt. Verweerder heeft naar aanleiding van de uitspraken van de Afdeling [5] van 13 april 2022 [6] onderzoek gedaan. In het bestreden besluit is verwezen naar de brief aan de Tweede Kamer van 20 januari 2023 [7] en de Beslisnota [8] bij de Kamerbrief. De Kroatische autoriteiten hebben op [medio 1] november 2022 vragen beantwoord van verweerder, waarbij is verzekerd dat Kroatië zich aan zijn internationale verplichtingen houdt ten aanzien van overgedragen Dublinclaimanten. Ook heeft de Europese Commissie geconcludeerd dat Kroatië voldoet aan de voorwaarden voor de toepassing van het Schengenacquis, dat Kroatië zich heeft gecommitteerd aan een zerotolerancebeleid ten aanzien van geweld aan de grens en dat Kroatië eerdere misstanden aan de grens adresseert en de situatie monitort door middel van een onafhankelijk monitoringsmechanisme. [9] Verweerder betwist de in de procedure overgelegde informatie niet, maar stelt zich op het standpunt dat hieruit niet volgt dat de pushbacks ook plaatsvinden bij aan Kroatië overgedragen Dublinclaimanten. Op basis van het voorgaande kan volgens verweerder ten aanzien van Kroatië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan.
Juridisch kader: het interstatelijk vertrouwensbeginsel
4.1
Bij de beoordeling welke lidstaat op grond van de toepasselijke criteria verantwoordelijk is voor behandeling van een door een vreemdeling bij één van de lidstaten ingediend asielverzoek gaat verweerder uit van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dat is het vermoeden dat de behandeling van een vreemdeling in de aangezochte lidstaat in overeenstemming is met de bepalingen van het Handvest, het Vluchtelingenverdrag [10] en het EVRM. Uit rechtspraak van het Hof [11] volgt dat dit vermoeden weerlegbaar is. [12] Het is aan een vreemdeling om dat te doen. Daarvoor kan hij objectieve informatie over de werking van het asielstelsel van de aangezochte lidstaat overleggen en kan hij feiten stellen of verklaringen afleggen over zijn ervaringen in de aangezochte lidstaat die aanknopingspunten bieden dat de asielprocedure en/of opvangvoorzieningen in die lidstaat systeemfouten bevatten die resulteren in onmenselijke of vernederende behandelingen in de zin van artikel 4 van het Handvest en artikel 3 van het EVRM. Deze in artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening gestelde maatstaf is namelijk een uitzondering op het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
4.2
Als de vreemdeling onder verwijzing naar objectieve informatie betoogt dat verweerder niet meer van het vermoeden kan uitgaan dat de aangezochte lidstaat aan zijn internationale verplichtingen zal voldoen, is het aan verweerder om te motiveren dat hij nog altijd van dat vermoeden mag uitgaan. [13] Dat kan verweerder doen door de door de vreemdeling aan de objectieve informatie ontleende feiten gemotiveerd te betwisten of door gemotiveerd uit te leggen waarom hij tot een andere waardering van de door de vreemdeling op basis van de overgelegde objectieve informatie gestelde feiten komt. Voor zover tussen de vreemdeling en verweerder geen verschil bestaat in de waardering van de objectieve informatie, kan verweerder daarnaast motiveren waarom de systeemfouten in de asielprocedure en/of opvangvoorzieningen in de aangezochte lidstaat niet fundamenteel zijn, of, als dat wel het geval is, deze tekortkomingen niet de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken in de zin van het arrest Jawo van het Hof. [14] Als verweerder er vooralsnog niet in slaagt om deugdelijk te motiveren dat hij nog altijd van het vermoeden mag uitgaan en hij het asielverzoek niet aan zich wil trekken, is hij gehouden een nader onderzoek te doen in de aangezochte lidstaat. Dit volgt uit het arrest van het EHRM [15] in de zaak [naam 2] tegen België en Griekenland. [16]
De overgelegde – en ambtshalve aangevulde - informatie
5.1
In deze procedure is onder meer verwezen naar rapportages die te vinden zijn op de website van het
Border Violence Monitoring Network. [17] Dit is een onafhankelijk netwerk van verschillende organisaties die actief zijn in de Balkanregio en Griekenland dat rapporteert over de situatie aan de buitengrenzen van de Europese Unie. De rapportages beschrijven verklaringen van vreemdelingen die te maken hebben gehad met (soms gewelddadige) pushbacks vanuit Kroatië. De rapportages zijn in 2017 gestart en de meest recente rapportage dateert van eind april 2023. De meeste rapportages uit het recente verleden zien op pushbacksituaties in de buurt van de buitengrenzen van Kroatië. In een rapportage die is gedateerd op 2 december 2022 is echter door een 19-jarige man uit Afghanistan verklaard dat hij in Kroatië is opgepakt en de grens over is gezet nadat hij drie dagen had gelopen vanaf de grens tussen Kroatië en Bosnië en Herzegovina. Hij verklaart dat Kroatische politieagenten wapenstokken gebruikten om hem en zijn groep te dwingen in een auto te stappen. In een rapportage van 16 september 2022 wordt een soortgelijke situatie beschreven van een groep Afghanen die twee nachten en twee à drie dagen hadden gelopen, waarna zij zijn opgepakt en de grens over zijn gezet met Bosnië en Herzegovina. Een rapportage van 13 februari 2023 beschrijft de situatie van twee mannen uit Marokko die op het Kroatische treinstation Srijemske Laze door politieagenten zijn opgepakt en met een auto de grens over zijn gezet met Servië. Blijkens de verklaring hebben de politieagenten het geld van de mannen afgepakt en hebben zij één van hen geslagen met een wapenstok. In een andere rapportage, gedateerd op 5 maart 2023, wordt een situatie beschreven van een groep van vijf mannen en vrouwen uit Cuba. Toen zij 63 kilometer hadden gelopen vanaf de grens tussen Kroatië en Bosnië en Herzegovina zijn zij onderschept door een groep mannen in donkerblauwe uniforms die hun bezittingen hebben afgepakt en hen met een bus de grens over hebben gezet. De vrouw beschrijft dat zij, toen zij de bus uit werden gezet, is gevallen doordat zij niet goed kon lopen door de sneeuw. Hierop hebben de mannen in uniforms gereageerd met geschreeuw en, hoewel onduidelijk of dit gericht was of in de lucht, het schieten met hun wapens.
5.2
Op videobeelden die gepubliceerd zijn bij een rapportage van
Lighthouse Reportsuit december 2022 [18] is te zien dat mensen met velen tegelijk achterin politiebusjes worden gestopt waarna zij te maken krijgen met pushbacks naar Bosnië en Herzegovina. Een Afghaanse vrouw heeft beschreven dat zij met meer dan twintig mensen, waaronder jonge kinderen, is vastgehouden in een voertuig met een capaciteit van acht personen. Ook dagblad
Trouwheeft hierover gepubliceerd. [19]
5.3
Verder wordt in een artikel van de
European Council on Refugees and Exilesverwezen naar een getuigenis van een Algerijnse man die op 14 januari 2023 te maken heeft gehad met een pushback vanuit Kroatië naar Bosnië en Herzegovina. Hij heeft verklaard dat hij is opgepakt in een café, in elkaar is geslagen op een politiebureau en dat zijn telefoon en geld van hem zijn afgepakt door politiemannen die hem daarna de grens hebben overgezet. [20]
5.4
Het Kroatische
Centre for Peace Studies (CPS)monitort de situatie van asielzoekers in Kroatië en procedeert tegen pushbacks die worden uitgevoerd. Deze instantie heeft, blijkens informatie van Vluchtelingenwerk Nederland, in een recent gesprek met de staatssecretaris voor Justitie en Veiligheid aangegeven dat zij vermoeden dat er een risico bestaat op pushbacks voor iedere derdelander in Kroatië.
Het oordeel van de rechtbank
6.1
Een pushback houdt in dat een asielzoeker naar een derde land wordt teruggestuurd zonder dat hij een verzoek om internationale bescherming heeft kunnen indienen en een asielprocedure heeft kunnen doorlopen. Uit de Afdelingsuitspraken van 13 april 2022 volgt dat pushbacks in zijn algemeenheid een fundamentele systeemfout zijn in de asielprocedure van de betrokken lidstaat in de zin van artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening. Verder volgt uit deze uitspraak dat, als in de betrokken lidstaat dergelijke pusbacks plaatsvinden, beoordeeld moet worden of deze fundamentele systeemfout in die lidstaat de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt in de zin van het arrest Jawo, en zo ja, of deze fundamentele systeemfout ook relevant is voor de specifieke overdracht van Dublinclaimanten aan die lidstaat.
6.2
Tussen partijen is niet in geschil is dat in Kroatië sprake is van pushbacks, gelet op onder meer de informatie die is beschreven in rechtsoverweging 5. Op basis van de inhoud van deze artikelen en rapporten moet worden geoordeeld dat de pushbacks in Kroatië een fundamentele systeemfout zijn in de asielprocedure van dat land, die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt. Uit die artikelen en rapporten blijkt namelijk dat de pushbacks in Kroatië niet incidenteel, maar al geruime tijd en nog steeds op grote schaal plaatsvinden. Dit heeft verweerder ter zitting ook erkend.
6.3
Het standpunt van verweerder dat er geen enkele aanwijzing is dat pushbacks ook plaatsvinden bij Dublinclaimanten omdat dit niet volgt uit de overgelegde informatie, volgt de rechtbank niet. Uit de informatie die is beschreven in rechtsoverweging 5 blijkt dat pushbacks niet alleen aan de buitengrenzen plaatsvinden, maar ook plaatsvinden bij migranten die zich in het grensgebied of verder op het grondgebied van Kroatië bevinden, bijvoorbeeld op een treinstation of in een café in het binnenland van Kroatië, of na 63 kilometer of drie dagen lopen vanaf de buitengrens van Kroatië. Deze informatie heeft verweerder niet bestreden en is relevant omdat Dublinclaimanten zich over het algemeen in het binnenland zullen bevinden na overdracht vanuit een andere lidstaat. Dat in de artikelen en rapportages niet expliciet staat beschreven dat het bij die migranten ging om Dublinclaimanten, betekent niet dat het geen Dublinclaimanten betroffen of dat Dublinclaimanten een dergelijk risico niet zouden kunnen lopen. Dat is een te snelle conclusie. Bovendien kan het ontbreken van specifieke informatie hierover niet voor rekening en risico van eiser komen.
6.4
Andersom kan ook uit de informatie die uit verweerders onderzoek is gekomen niet worden geconcludeerd dat elke Dublinclaimant in Kroatië verzekerd is van een behandeling conform de bepalingen van het Handvest, het Vluchtelingenverdrag en het EVRM. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Verweerder heeft zich onder meer gebaseerd op de reactie van de Kroatische autoriteiten van [medio 1] november 2022. Hierin stellen de Kroatische autoriteiten dat zij nooit een asielzoeker hebben uitgezet zonder een onderzoek te hebben verricht naar de gegrondheid van het asielverzoek of voordat de asielprocedure was afgerond. De rechtbank plaatst grote vraagtekens bij deze reactie gelet op de niet betwiste informatie weergegeven in rechtsoverweging 5. Er is dus alle reden om de informatie van de Kroatische autoriteiten niet voetstoots aan te nemen. De rechtbank verwijst in dit verband eveneens naar het arrest van het EHRM in de zaak [naam 3] tegen Kroatië. [21] Het EHRM benoemt expliciet en uitgebreid dat uit talrijke rapporten blijkt dat in Kroatië sprake is van een gedurende geruime tijd wijdverbreide en structurele pushbackpraktijk door de autoriteiten. [22] Uit het arrest blijkt ook dat Kroatië in de procedure bij het EHRM en in het publieke debat de inhoud van de rapporten van niet-gouvernementele organisaties ontkent of tracht hieraan af te doen. [23] Het EHRM verwijst verder naar paragraaf 174 in haar uitspraak in de zaak [naam 4] tegen Polen. [24] In deze paragraaf heeft het EHRM geconcludeerd dat de rapporten “indicated the existence of a systemic practice of misrepresenting the statements given by asylum-seekers in the official notes drafted by the officers of the Border Guard (…)”. Het EHRM benoemt in de uitspraak in de zaak [naam 3] tegen Kroatië ook de pogingen van de Kroatische autoriteiten om het rapporteren over mensenrechtenschendingen en pushbacks te verhinderen en te frustreren.
6.5
Verweerder heeft ook verwezen naar de conclusie van de Europese Commissie van 16 november 2022. Deze conclusie is echter achterhaald, nu het evaluatieproces waarop deze conclusie is gebaseerd heeft plaatsgevonden in de periode tussen 2016 en 2020. Zoals uit de informatie zoals weergegeven in rechtsoverweging 5 blijkt, bestaan talloze voorbeelden van pushbacks, ook op afstand van de buitengrenzen van Kroatië, die nadien hebben plaatsgevonden. Ditzelfde geldt voor het rapport van AIDA [25] van 22 april 2022 [26] waarnaar verweerder heeft verwezen. De informatie uit dit rapport is immers up-to-date tot en met 31 december 2021.
6.6
Verweerder heeft zich verder gebaseerd op de conclusie van de Europese Commissie waaruit blijkt dat Kroatië in 2021 een onafhankelijk monitoringsmechanisme heeft ingesteld. Hieruit blijkt volgens verweerder dat Kroatië zich ontvankelijk heeft getoond voor kritiek. De rechtbank wijst er echter op dat dit monitoringsmechanisme is ingesteld voor het adresseren van mensenrechtenschendingen aan de grens. Het monitort dus niet de situatie in het binnenland van Kroatië, waar Dublinclaimanten zich over het algemeen zullen bevinden na overdracht vanuit een andere lidstaat. De instelling van het monitoringsmechanisme is op zichzelf natuurlijk positief te noemen, maar minder relevant in de beoordeling van het risico dat Dublinclaimanten lopen op pushbacks. Overigens vinden tot op de dag van vandaag nog steeds op grote schaal pushbacks plaats, hetgeen grote vraagtekens zet bij de slagkracht en effectiviteit van het monitoringsmechanisme.
6.7
De rechtbank is tot slot van oordeel dat verweerders verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 8 september 2022 [27] - stellende dat van de positieve beantwoording van een lidstaat kan worden uitgegaan - niet opgaat. Dit betreft namelijk een Dublin Slovenië-zaak, waarin al positieve informatie lag waaruit kon worden afgeleid dat Dublinclaimanten in Slovenië conform de bepalingen van het Handvest, het Vluchtelingenverdrag en het EVRM worden behandeld. [28] In het onderhavige geval bestaat dergelijke positieve informatie niet. Verweerder heeft zich enkel gebaseerd op de (naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer betrouwbare) toezeggingen van de Kroatische autoriteiten, en achterhaalde en voor de situatie van Dublinclaimanten minder relevante informatie van de Europese Commissie.
6.8
Gelet op het voorgaande had verweerder zelf nader onderzoek moeten verrichten naar de naleving van de verdragsverplichtingen van Kroatië in de praktijk, conform het arrest [naam 2] tegen België en Griekenland van het EHRM.
Conclusie en gevolgen
7. De rechtbank concludeert dat uit de aangehaalde artikelen en rapporten blijkt dat pushbacks niet alleen aan de grenzen plaatsvinden, maar ook plaatsvinden bij migranten die zich in het grensgebied of verder op het grondgebied van Kroatië bevinden. Dat in de artikelen en rapportages niet expliciet staat beschreven dat het bij die migranten ging om Dublinclaimanten, betekent niet dat het geen Dublinclaimanten betroffen, of dat Dublinclaimanten dat risico niet zouden lopen. Andersom kan ook uit de informatie die uit verweerders onderzoek is gekomen en waarop verweerder zich heeft gebaseerd, niet worden geconcludeerd dat elke Dublinclaimant in Kroatië is verzekerd van een behandeling conform de bepalingen van het Handvest, het Vluchtelingenverdrag en het EVRM. Het ontbreken van specifieke en concrete informatie over Dublinclaimanten kan naar het oordeel van de rechtbank niet voor rekening en risico van eiser komen. Verweerder kan onder voornoemde omstandigheden, en zeker tegen de achtergrond van het bepaalde in rechtsoverweging 6.4, niet onverkort en zonder nadere motivering stellen dat ten aanzien van Kroatië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig heeft voorbereid en ondeugdelijk heeft gemotiveerd.
8. Uit het voorgaande volgt dat het beroep gegrond is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat verweerder een nieuw besluit moet nemen waarin rekening wordt gehouden met deze uitspraak. Als verweerder er niet voor kiest om de asielaanvraag van eiser in behandeling te nemen, is hij gehouden nader onderzoek te doen naar de naleving van de verdragsverplichtingen van Kroatië in de praktijk conform het arrest [naam 2] tegen België en Griekenland van het EHRM.
9. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 837,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt daarom in totaal € 1.674,-.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak.
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. de Rooij, voorzitter, en mr. R.H.G. Odink en mr. M.B. de Boer, leden, in aanwezigheid van mr. V.E.A. Naaijkens, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van 29 maart 2023, zaaknummer NL23.6103.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
5.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
7.Brief van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, Dublinoverdrachten aan Kroatië, Kamerstuk 19 637, nr. 3061.
8.Beslisnota van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid bij Kamerbrief inzake Dublinoverdrachten aan Kroatië, 21 december 2022.
9.Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad, Versterking van het Schengengebied: Bulgarije, Roemenië en Kroatië zijn klaar om volledig deel te nemen aan het gebied zonder binnengrenstoezicht, 16 november 2022, COM(2022) 636 final.
10.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
11.Hof van Justitie van de Europese Unie.
12.Zie het arrest van 19 maart 2019, Jawo, ECLI:EU:C:2019:218, r.o. 83-85.
13.Zie het arrest van het Hof van 16 februari 2017, C.K., ECLI:EU:C:2017:127, r.o. 75-77.
14.Zie het arrest van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218, r.o. 91-93.
15.Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
16.Arrest van 21 januari 2011, ECLI:CE:ECHR:2011:0121JUD003069609, r.o. 359.
17.https://borderviolence.eu/testimonies/.
18.‘Europe’s Black Sites, Refugees arbitrarily detained, tortured at secret facilities in EU’, 8 december 2022.
19.‘Vluchtelingen worden vastgehouden in geheime gevangenissen langs de Europese grens’, 8 december 2022.
20.‘Balkan Route: Arrivals to EU Up – Pushbacks and Violations Continue, ECtHR Rulings Against Hungary and Croatia’, 27 januari 2023.
21.Arrest van 18 november 2021, ECLI:CE:ECHR:2021:1118JUD001567018.
22.Zie r.o. 103-115.
23.Zie r.o. 292.
24.Arrest van 23 juli 2020, ECLI:CE:ECHR:2020:0723JUD004050317.
25.Asylum Information Database.
26.Country Report: Croatia, 2021 Update.
28.Zie r.o. 4.3.1.-4.3.2.1.