ECLI:NL:RBDHA:2024:2356

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 februari 2024
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
C/09/659875/KG RK 24-89 en C/09/659886/KG RK 24-90
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van kantonrechter op basis van vermeende partijdigheid en eerdere uitspraken

Op 26 februari 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op de wrakingsverzoeken van meerdere verzoekers tegen kantonrechter mr. J.R.K.A.M. Waasdorp. De verzoekers, bijgestaan door een gemachtigde, hebben dertien gronden aangevoerd voor de wraking, die voornamelijk betrekking hebben op de opstelling van de kantonrechter tijdens de zitting en eerdere beslissingen die hij heeft genomen over proceskostenvergoedingen in vergelijkbare zaken. De wrakingskamer heeft twaalf gronden afgewezen en één grond niet-ontvankelijk verklaard. De kantonrechter heeft in zijn schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek aangegeven dat de gronden niet gaan over zijn onpartijdigheid, maar over de wettelijke verlaging van proceskostenvergoedingen, en dat het verzoek misbruik van recht oplevert.

De wrakingskamer heeft de gronden voor wraking beoordeeld en geconcludeerd dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid is. De kantonrechter heeft verklaard dat hij niet met de vertegenwoordiger van het openbaar ministerie heeft gesproken voordat de zaken werden uitgeroepen, en dat de gang van zaken rondom de communicatie met verzoekers niet leidt tot de conclusie dat hij vooringenomen was. De wrakingsgronden die betrekking hebben op eerdere uitspraken van de kantonrechter zijn eveneens afgewezen, omdat de juistheid van eerdere uitspraken niet ter beoordeling van de wrakingskamer staat. De wrakingskamer heeft uiteindelijk het verzoek tot wraking afgewezen en het proces in de hoofdzaken voortgezet.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummers 2023/129 en 2023/130
zaak- /rekestnummers: C/09/659875 / KG RK 24-89 en C/09/659886 / KG RK 24-90
Beslissing van 26 februari 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker], wonende te [woonplaats] , zaaknummer 10665200 MB VERZ 23-20750,
[verzoeker], wonende te [woonplaats] , zaaknummer 10739247 MB VERZ 23-20941,
[verzoeker], wonende te [woonplaats] , zaaknummer 10748205 MB VERZ 23-20965,
[verzoeker], wonende te [woonplaats] , zaaknummer 10515149 MB VERZ 23-20453,
[verzoeker], wonende te [woonplaats] , zaaknummer 10500967 MB VERZ 23-20426,
[verzoeker], wonende te [woonplaats] , zaaknummer 10439253 MB VERZ 23-20315,
[verzoeker], wonende te [woonplaats] , zaaknummer 10609335 MB VERZ 23-20580,
[verzoeker], wonende te [woonplaats] , zaaknummer 10727559 MB VERZ 23-20902,
[verzoeker], wonende te [woonplaats] , zaaknummer 10739304 MB VERZ 23-20933,
[verzoeker], wonende te [woonplaats] , zaaknummer 10535531 MB VERZ 23-20489,
hierna tezamen te noemen: verzoekers,
allen bijgestaan door gemachtigde: [gemachtigde] ,
strekkende tot de wraking van
mr. J.R.K.A.M. Waasdorp,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de kantonrechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- twee processen-verbaal van de zitting van 20 december 2023 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld en
- de schriftelijke reactie van de kantonrechter van 6 februari 2024.
1.2.
Op 12 februari 2024 is het verzoek tot wraking ter zitting behandeld. Hierbij zijn de gemachtigde van verzoekers en de kantonrechter verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de kantonrechter in de zaken met bovenvermelde zaaknummers. In alle zaken speelt het volgende. Aan verzoekers is een administratieve sanctie (een boete) opgelegd. Hiertegen is beroep bij de officier van justitie ingesteld. De officier van justitie heeft de beroepen van negen verzoekers ongegrond en het beroep van één verzoeker niet-ontvankelijk verklaard. Tegen deze beslissing hebben verzoekers beroep bij de kantonrechter ingesteld. De behandeling van de beroepen van verzoekers zou plaatsvinden op de zitting van 20 december 2023; dat van iedere verzoeker op een ander tijdstip. Alle verzoekers worden in het beroep bijgestaan door de gemachtigde. Bij de behandeling van de beroepen is één verzoeker verschenen en zijn negen verzoekers niet verschenen. De behandeling van de tien zaken heeft daarom gelijktijdig plaatsgevonden. Ter zitting, voordat de beroepen inhoudelijk zijn besproken, heeft de gemachtigde een verzoek tot wraking van de kantonrechter gedaan.
2.2.
De gemachtigde heeft blijkens het proces-verbaal van de zitting van 20 december 2023 en de toelichting bij de mondelinge behandeling, het volgende aan het verzoek ten grondslag gelegd.
Wrakingsgrond 1
De vertegenwoordiger van de officier van justitie zat al in de zaal toen de zaken werden uitgeroepen. Dat geeft de mogelijkheid tot vooroverleg en de schijn daartoe moet worden vermeden. De gemachtigde heeft daarbij verwezen naar het arrest van 26 augustus 2014 van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2014:6715.
Wrakingsgrond 2
Er is achter de rug van de gemachtigde om een brief naar verzoekers gestuurd. De kantonrechter heeft kennelijk geprobeerd in contact met verzoekers te komen, zonder de gemachtigde daarvan op de hoogte te stellen. Professionele rechtsbijstand wordt zo vermeden. Verzoekers hebben zelfs het privilege gekregen om te mogen bellen met de kantonrechter.
Wrakingsgrond 3
De kantonrechter vindt het vervelend dat burgers rechtshulp inroepen. Dit blijkt uit zijn uitspraak van 17 maart 2023.
Wrakingsgrond 4
In de uitspraak van 17 mei 2023 heeft de kantonrechter weer laten blijken dat hij niets heeft met professionele rechtshulp bij verkeersboetes. Deze uitspraak is vernietigd bij arrest van 20 oktober 2023 van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2023:8852.
Wrakingsgrond 5
In de uitspraak van 14 augustus 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:12059, heeft de kantonrechter overwogen dat het de schuld is van
no cure no pay-bureaus dat de redelijke termijn wordt overschreden.
Wrakingsgrond 6
Op 26 augustus 2023 heeft de gemachtigde van verzoeker een brief naar de teamvoorzitter gestuurd om in overleg te treden, waarop geen reactie is gekomen. Het lijkt erop dat de kantonrechter het oogmerk heeft om (zaken van)
no cure no pay-bureaus te stoppen.
Wrakingsgrond 7
In de uitspraak van 21 september 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:14204, heeft de kantonrechter overwogen dat de proceskostenvergoeding voor
no cure no pay-bureaus veel te hoog is en een wegingsfactor van 0,25 in plaats van de gebruikelijke 0,5 te zullen hanteren. Dit lijkt niet de lijn van de rechtbank Den Haag te zijn. Het is dus kennelijk een lijn van deze kantonrechter. De kantonrechter doet dit kennelijk om
no cure no pay-bureaus ertoe te bewegen geen beroepen meer in te dienen. Het doel is om
no cure no pay-bureaus te beschadigen.
Wrakingsgrond 8
Verzoekers worden aangespoord om zelf beroep in te stellen, althans dat heeft de gemachtigde in de bewoordingen van de kantonrechter beluisterd. De kantonrechter heeft beloofd goed naar een brief te kijken en gezegd dat rechten dan gewaarborgd zijn, maar dat is volgens de gemachtigde niet het geval. De gemachtigde heeft verwezen naar vijf niet gepubliceerde uitspraken van 17 maart 2023 van de kantonrechter waarin de boete volgens de CVOM moet worden vernietigd, maar waarin de kantonrechter het beroep toch ongegrond heeft verklaard. Daaruit blijkt dat de beroepen van verzoekers bij de kantonrechter niet in goede handen zijn.
Wrakingsgrond 9
In een - niet gepubliceerde - uitspraak van 14 augustus 2023 heeft de kantonrechter te weinig proceskostenvergoeding toegekend, ook weer in afwijking van het standpunt van het CVOM. De kantonrechter heeft overwogen dat er geen rechtens te respecteren belang aanwezig is om de proceskostenvergoeding op een hoger bedrag vast te stellen. De kantonrechter heeft dus geen respect voor de rechtshulp die wordt verleend.
Wrakingsgrond 10
De vrees is dat de kantonrechter vanwege zijn bijbaan bij de politie niet onpartijdig en niet onafhankelijk is bij de beoordeling van door de politie opgelegde sancties.
Wrakingsgrond 11
Meermalen is de gemachtigde het woord ontnomen ter zitting als het gaat om de onafhankelijkheid en partijdigheid van de kantonrechter.
Wrakingsgrond 12
De kantonrechter heeft een gemachtigde de zaal uitgestuurd wegens ernstige bezwaren die niet zijn gemotiveerd.
Wrakingsgrond 13
Het gehele patroon van de kantonrechter waarin telkens de pijlen zijn gericht op de professionele rechtshulp is verre van magistratelijk.
2.3.
De kantonrechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd. De kantonrechter heeft primair het standpunt ingenomen dat de wrakingsgronden niet gaan over zijn (on)partijdigheid, maar over de wettelijke verlaging van proceskostenvergoedingen in kantonzaken en wat het aandeel van de kantonrechter daarin zou zijn. De kantonrechter stelt zich op het standpunt dat het wrakingsverzoek aldus misbruik van recht oplevert en dus niet-ontvankelijk is. Subsidiair heeft de kantonrechter per grond afwijzing dan wel niet-ontvankelijkheid bepleit. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
Wrakingsgrond 1
Gebleken is dat op de zitting van 20 december 2023 een vertegenwoordiger van het openbaar ministerie, tezamen met de kantonrechter en de griffier, in de zittingszaal aanwezig was voordat de zaken van de verzoekers waren uitgeroepen. Verzoekers hebben betoogd dat hierdoor vooroverleg heeft kunnen plaatsvinden tussen die vertegenwoordiger en de kantonrechter, met verwijzing naar het arrest van 26 augustus 2014 van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2014:6715.
De wrakingskamer overweegt dat het wrakingsverzoek in dat arrest is toegewezen omdat er een mogelijkheid tot vooroverleg was en de wrakingskamer bij gebreke van uitlatingen daarover van de betreffende raadsheer en de vertegenwoordiger van het openbaar ministerie niet heeft kunnen vaststellen dat van vooroverleg tussen hen desondanks geen sprake is geweest. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat dat in die zaak voldoende was om de schijn van vooringenomenheid te wekken.
In onderhavige zaak is hiervan echter geen sprake. De kantonrechter heeft, zowel in zijn schriftelijke reactie als tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek, uitdrukkelijk verklaard dat hij voorafgaand aan de uitroeping van de zaken van verzoekers niet met de vertegenwoordiger van het openbaar ministerie over verzoekers of hun zaken heeft gesproken. De wrakingskamer ziet geen reden om aan die verklaring te twijfelen.
Voor zover het wrakingsverzoek betrekking heeft op wrakingsgrond 1 zal het worden afgewezen.
Wrakingsgrond 2
De kantonrechter heeft toegelicht dat vanuit de griffie brieven zijn gestuurd naar meerdere verzoekers, waarvan de inhoud is opgesteld door hemzelf. De kantonrechter heeft toegelicht dat hij daarmee heeft beoogd om verzoekers op zitting te krijgen, zodat hun beroep in hun aanwezigheid kon worden besproken. Daarom is ook de mogelijkheid geboden om tijdens de zitting telefonisch contact met de kantonrechter te hebben.
De wrakingskamer stelt vast dat deze verzoekers ten tijde van het versturen van deze brieven werden vertegenwoordigd door de gemachtigde en dat er geen kopieën van deze brieven naar de gemachtigde zijn gestuurd. De wrakingskamer acht dat een ongelukkige gang van zaken, ook gelet op artikel 6:17 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dat inhoudt dat, indien iemand zich laat vertegenwoordigen, het orgaan dat bevoegd is op het (…) beroep te beslissen de op de zaak betrekking hebbende stukken in ieder geval ter beschikking aan de gemachtigde stelt. Het lag derhalve voor de hand kopieën van deze brieven naar de gemachtigde te sturen. Echter, ingevolge artikel 8:44, eerste lid, van de Awb staat het de bestuursrechter vrij partijen op te roepen in persoon te verschijnen om te worden gehoord, al dan niet voor het geven van inlichtingen.
De wrakingskamer is dan ook van oordeel dat deze gang van zaken, zonder bijkomende omstandigheden - waarvan niet is gebleken -, niet leidt tot de conclusie dat de kantonrechter vooringenomen was, of dat vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd was.
Voor zover het wrakingsverzoek betrekking heeft op wrakingsgrond 2 zal het worden afgewezen.
Wrakingsgronden 3, 4, 5, 7, 8 en 9
Deze gronden hebben allen betrekking op eerdere uitspraken van de kantonrechter. Verzoekers vinden de kantonrechter vooringenomen omdat hij eerdere beslissingen heeft genomen in (vergelijkbare) zaken die niet in het voordeel van verzoekers en de gemachtigde zijn uitgevallen.
Wat daarvan ook zij, en los van de vraag of deze gronden te laat naar voren zijn gebracht geldt dat de juistheid van eerdere uitspraken van de kantonrechter niet ter beoordeling van de wrakingskamer staat. De omstandigheid dat een rechter eerder een uitspraak heeft gedaan waarmee degene die zijn wraking verzoekt het niet eens is, is niet een omstandigheid die erop wijst dat de rechterlijke onpartijdigheid van die rechter schade zou kunnen lijden (vgl. HR 16 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BU8280).
Voor zover het wrakingsverzoek betrekking heeft op wrakingsgronden 3, 4, 5, 7, 8 en 9 zal het worden afgewezen.
Wrakingsgrond 6
Deze grond heeft geen betrekking op de kantonrechter, omdat de brief is gestuurd naar de teamvoorzitter en niet is gebleken van enige betrokkenheid van de kantonrechter.
Voor zover het wrakingsverzoek betrekking heeft op wrakingsgrond 6 zal het niet-ontvankelijk worden verklaard.
Wrakingsgrond 10
De wrakingskamer stelt vast dat aanbeveling 4 van de Leidraad onpartijdigheid en nevenfuncties van de rechter, zoals gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, inhoudt dat een rechter ervoor zorgt geen zaken te behandelen waarbij hij, uit hoofde van een nevenfunctie, zodanig betrokken is dat zijn rechterlijke onpartijdigheid ter discussie zou kunnen komen te staan. Gelet op deze aanbeveling en de daarop gegeven toelichting behoeft het bekleden van een nevenfunctie niet aan de onpartijdigheid van de rechter in de weg te staan en is het in eerste instantie de rechter zelf die dient te beoordelen of zijn onpartijdigheid in een concrete zaak door zijn nevenfunctie ter discussie kan komen te staan.
Administratieve sancties in verband met verkeersovertredingen worden (feitelijk) door de politie opgelegd. De enkele omstandigheid dat de kantonrechter (sinds 2017) als gastdocent een nevenfunctie bij de politie vervult, maakt niet dat er een objectief gerechtvaardigde vrees is voor partijdigheid van de kantonrechter in alle zaken die hun oorsprong vinden in een door de politie opgelegde boete. Concrete feiten en omstandigheden die maken dat die vrees voor partijdigheid in deze zaak wel bestaat, zijn niet aangevoerd of gebleken.
Voor zover het wrakingsverzoek betrekking heeft op wrakingsgrond 10 zal het worden afgewezen.
Wrakingsgrond 11
Deze wrakingsgrond betreft handelingen die liggen binnen de regievoerende taak van de rechter. Dergelijke handelingen kunnen in beginsel geen grond voor wraking opleveren. Dit is uitsluitend anders indien de handelingen van de rechter, in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten, niet anders kunnen worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid.
Uit het proces-verbaal van de zitting van 20 december 2023 blijkt dat de gemachtigde meermalen uitvoerig aan het woord is geweest. Niet is gebleken dat de gemachtigde zijn standpunt onvoldoende kenbaar heeft kunnen maken. Van omstandigheden die duiden op de schijn van partijdigheid is aldus niet gebleken.
Voor zover het wrakingsverzoek betrekking heeft op wrakingsgrond 11 zal het worden afgewezen.
Wrakingsgrond 12
Deze wrakingsgrond betreft handelingen die liggen binnen de ordehandhavingstaak van de rechter ter zitting. In het algemeen levert onvrede over dergelijke handelingen geen grond voor wraking op, tenzij er zwaarwegende aanwijzingen zijn die grond geven te vrezen dat het een rechter aan onpartijdigheid ontbreekt of waardoor de schijn van vooringenomenheid is gewekt.
Uit de processen-verbaal van de zitting volgt dat de kantonrechter een aanwezige in de zittingzaal heeft aangesproken op het feit dat hij de orde verstoort en dat de kantonrechter zo zijn werk niet kan doen. De kantonrechter heeft deze persoon toen gewaarschuwd dat hij bij een volgende keer de zaal uitgezet zal worden. Enige tijd later heeft de kantonrechter opgemerkt dat deze persoon opnieuw de orde verstoort, waarna hem is opgedragen de zaal te verlaten. Deze persoon heeft vervolgens geweigerd de zaal te verlaten en gezegd: haal de beveiliger maar. Nadat de kantonrechter de zittingszaal had verlaten en met een beveiliger de zittingszaal weer binnenkwam, heeft de persoon gemeld dat hij zich, met toestemming van [gemachtigde] , ook als gemachtigde van een van de verzoekers heeft gesteld en dat hem niet kan worden opgedragen om de zaal te verlaten. Daarop heeft de kantonrechter medegedeeld dat hij deze persoon in zijn hoedanigheid van toehoorder al had opgedragen de zaal te verlaten en dat deze persoon ineens gemachtigde is geworden toen een beveiliger werd gehaald. De kantonrechter heeft vervolgens meegedeeld deze persoon als gemachtigde te weigeren vanwege het bestaan van ernstige bezwaren en hem opgedragen de zaal te verlaten. De persoon is vervolgens door de beveiliger de zaal uit begeleid.
Voor zover de kantonrechter heeft opgedragen een aanwezige de zittingszaal te verlaten, eerst zonder, maar later met assistentie van een beveiliger, dient dit te worden gezien als een maatregel ter handhaving van de orde op de terechtzitting. De wrakingskamer overweegt dat ingevolge artikel 8:61, eerste lid, van de Awb aan de kantonrechter de leiding van de zitting is opgedragen. In het kader van de handhaving van de orde dient hij de nodige maatregelen te nemen opdat de terechtzitting ongestoord zal kunnen plaatsvinden.
Enige (schijn van) vooringenomenheid kan uit de in de processen-verbaal van de zitting beschreven gang van zaken niet worden afgeleid.
Voor zover de kantonrechter een persoon als gemachtigde heeft geweigerd vanwege het bestaan van ernstige bezwaren, overweegt dat wrakingskamer dat het gaat om een processuele beslissing die hij op grond van artikel 8:25, eerste lid, van de Awb bevoegd is te nemen en die geen grond tot wraking oplevert. Dat die beslissing op dat moment niet is gemotiveerd, maakt dat niet anders.
Voor zover het wrakingsverzoek betrekking heeft op wrakingsgrond 12 zal het worden afgewezen.
Wrakingsgrond 13
Deze wrakingsgrond betreft een conclusie van de gemachtigde en vormt geen zelfstandige grond voor wraking. Concrete feiten of omstandigheden waaruit de wrakingskamer de vooringenomenheid van de kantonrechter of de objectieve vrees daarvoor kan afleiden, ontbreken.
Voor zover het wrakingsverzoek betrekking heeft op wrakingsgrond 13 zal het worden afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk voor zover het betrekking heeft op wrakingsgrond 6;
4.2.
wijst het verzoek tot wraking voor het overige af;
4.3.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaken wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.4.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Awb wordt toegezonden aan:
• verzoekers p/a hun gemachtigde [gemachtigde] ;
• de vertegenwoordiger van het openbaar ministerie mr. E. Morsink;
• de kantonrechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M. Nijenhuis, E.E. Schotte, S.M. Krans, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.J. Ferwerda en in het openbaar uitgesproken op
26 februari 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.