ECLI:NL:RBDHA:2024:2290
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring verlengingsbesluit en volgberoep; ongegrond; staatssecretaris kan redelijke termijn voor uitzetting stellen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 februari 2024 uitspraak gedaan over de verlenging van de maatregel van bewaring van een vreemdeling van Marokkaanse nationaliteit. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 28 juli 2023 de maatregel van bewaring opgelegd, welke op 22 januari 2024 met maximaal twaalf maanden werd verlengd. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt kon stellen dat de uitzetting meer tijd zal vergen, omdat de vreemdeling niet meewerkt aan zijn uitzetting. De vreemdeling weigerde zijn vingerafdrukken af te geven en frustreerde daarmee zijn vertrek. De rechtbank concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven om de bewaring op te heffen, en dat de vreemdeling geen rechtmatig verblijf in Nederland had.
De rechtbank heeft de stelling van de vreemdeling dat zijn psychische problematiek een reden zou moeten zijn om de bewaring op te heffen, verworpen, omdat deze niet voldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de staatssecretaris voldoende had gemotiveerd dat de vreemdeling niet meewerkte aan zijn terugkeer en dat er zicht op uitzetting naar Marokko bestond. De rechtbank verklaarde de beroepen van de vreemdeling ongegrond en oordeelde dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt had gesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep tegen het verlengingsbesluit, maar niet tegen het voortduren van de bewaring.